Ellie strompelde langzaam op het dorp af, hopende dat ze daar wat medicijnen, verband, eten en andere levensmiddelen kon vinden. Ondanks dat ze nog maar weinig hoop had. Ze had zo goed als mogelijk de beet op haar pols afgedekt, zodat ze niet meteen neergeschoten zou worden als iemand naar haar arm keek. Het was nu ruim drie maanden geleden dat ze gebeten was en het jonge meisje wist onderhand dat ze haast wel immuun moest zijn voor het virus. Ondanks dat ze nog niet gestorven was aan de beet, was ze ongelooflijk toegetakeld door de reis door het bos. Haar armen en benen lagen open, tientallen krassen sierden haar gezicht en haar kleding was op meerdere plaatsen gescheurd. Aarzelend bleef ze staan toen ze twee mensen bij de grens zag staan, de greep op haar boog verstevigde zich.