H O O F D S T U K 2
S M A L L
R E U N I O N
∞
Het licht van de koplampen, die zo plotseling leken te verschijnen, staken fel af tegen de duistere omgeving. Ik zag hoe de koplampen vervaarlijk opzij zwenkten, waardoor ze op enkele meters voor ons kwamen te rijden. Ik voelde hoe de auto een verwoedde poging deed nog tot stilstand te komen, ik hoorde de vloekende stem van mijn vader die een poging deed nog op tijd weg te sturen. En toen.. toen was er niets meer. Enkel zwart.
Met een ruk kwam ik overeind, het koude zweet stond op mijn voorhoofd. Mijn lichaam trilde. Het was allemaal maar een droom.. Het was slechts een droom.. Maar toen ik me besefte waar ik was en wat er allemaal gebeurd was, had ik liever gewild dat het geen droom zou zijn geweest. Ik zou bereid zijn de pijn, die ik destijds in het ziekenhuis voelde, weer op me te nemen. Enkel en alleen om mijn ouders nog even te kunnen zien. Om even de verantwoordelijkheid over Ethan niet meer op me te hoeven dragen. Ik wreef even in mijn ogen, waarna ik de hut doorkeek. De hemel buiten was nog donker. Hoe laat zou het zijn? Zes uur? Misschien al zeven uur? Mijn blik bleef hangen op het gestalte dat naast de opening van de hut zat. “Ethan?” Ik kroop naar hem toe, om tegen hem aan te kunnen leunen. “Je zou me toch wakker maken? Zodat ik de wacht over kon nemen?” Ik glimlachte hem licht toe. “Ik kan toch niet slapen, dus waarom zou ik jou dan wakker maken?” Klonk zijn stem onverschillig. Voorzichtig legde ik mijn hoofd op de schouder van mijn jongere broertje en zuchtte. “Gaat het een beetje?” Er lag een bezorgde toon in mijn stem, één waarvan ik niet wist dat mijn stem die kende. Gewoonlijk zou ik in dit soort situaties de verantwoordelijkheid op iemand anders afschuiven, ik was niet goed in het troosten van mensen. Maar, nu was er niemand die de taak van me over zou kunnen nemen.
“Natuurlijk gaat het prima, ik heb alleen maar vijf jaar terug mijn zus verloren en precies vijf jaar daarna mijn ouders.” Ik kromp ineen bij het horen van zijn sarcastische toon. “Ik heb ze net zo goed verloren,” klonk mijn zachte stem, die opnieuw trilde. “Ik weet het, sorry Ang.” Ik haalde mijn schouders zwijgend op, een toepasselijk respons leek mijn brein niet te kunnen vinden.
“Wilde je nog naar Hershel? Kijken of hij ons kan helpen?” Ik wist dat hij expres het onderwerp veranderde. Zo deden we dat altijd in onze familie, zodra een gesprek ongemakkelijk werd veranderde we gewoon van onderwerp. En op dit moment was ik daar heel blij mee. “Het is de enige optie die we hebben,” merkte ik op. “Als we het bos weer uit zien te komen op dezelfde plek als waar we erin gingen, denk ik dat ik de weg wel kan vinden.” Of we ook daadwerkelijk terecht konden bij onze oom, was dan ook nog maar de vraag. Het was een goede man, maar soms had hij zijn buien. Hij lag onze vader, ook wel zijn broer, dan ook nooit zo goed. Maar in tijden als deze, zou je van je familieleden toch wel kunnen verwachten dat ze zouden helpen? Ik streek een blonde lok haar achter mijn oor en staarde langs Ethan heen naar buiten. Het enige wat we konden doen, is erheen gaan en hopen dat Hershel bereid was ons te helpen. “Wat als hij ons niet wilt helpen?” Ik glimlachte, soms was het net alsof Ethan mijn gedachten kon lezen. “Dan slaan we hem in elkaar,” opperde ik grinnikend. “Ik denk dat Shawn hem anders best over kan halen om ons te helpen, het is niet zo dat hij zijn zoon ooit iets weigert.” Ik wierp even een blik op de jongen en glimlachte, hij was echt werkelijk niets veranderd in de afgelopen paar jaar. Nog altijd een zo’n lange slungel als vroeger, enkel nu nog langer. Ik besefte me nu pas hoeveel hij leek op onze vader, hij had precies hetzelfde warrige bruine haar en dezelfde gezichtsbouw. Het enige dat hij van onze moeder geërfd was, waren zijn grijze ogen – die ongeveer dezelfde lichte kleur hadden als die van mij.
Ik trok mijn rugzak aan het handvat onze kant op. Ik overhandigde Ethan zijn waterflesje en een beetje van het brood dat we nog over hadden. Beide aten we zwijgend ons brood op, onze blikken waren op de omgeving buiten de hut gericht. Het was nog verrassend rustig in het bos. Ik had ergens verwacht dat de schimmen die dit alles hadden veroorzaakt uiteindelijk wel het bos in zouden trekken, of dat er meer mensen zo verstandig waren de stad te ontvluchten. Maar geen van beide was het geval, wat des te gunstiger was voor onze situatie. “Klaar?” Klonk mijn stem, iets meer ontspannen dan voorheen terwijl ik hem van opzij aankeek. Hij knikte enkel, waarna hij mij zijn flesje weer aanreikte en de hut uitsprong. Ik stopte beide flesjes en de zak met brood weer terug in de tas en zwaaide deze over mijn schouder. Ik liet mijn benen over de rand van de hut bungelen, om vervolgens ook naar beneden te springen. Mijn enkels vingen de sprong niet helemaal goed op, waardoor ik dreigde mijn balans te verliezen. Ik zocht mijn handen even steun aan de grond, om mijn evenwicht weer terug te kunnen vinden. Opkijkend naar een grinnikende Ethan, begon ik ook zacht te lachen. “Die klunzigheid van jou zal ook nooit verdwijnen, hè?” Er lag een plagende toon in zijn stem.
Op een rustig tempo baande we ons een weg door het bos. Het vinden van de juiste route bleek vandaag een stuk gemakkelijker te gaan. In plaats van de paar keer dat we gister in het rond hadden gelopen, betrapte ik mezelf er ditmaal geen enkele keer op dat we – door mijn toedoen – de verkeerde kant op renden. De reis verliep een stuk gemakkelijker, ondanks dat we beide voor alsnog niet veel hadden om over te praten. Er was simpelweg te veel om over na te denken.
Mijn hart sloeg haast een slag over toen we weer buiten het bos stonden, mijn grijze ogen staarden verbijsterd naar de puinhoop die ooit gezien zou zijn geweest als een stad. Hoelang waren we weggeweest? Minder dan een dag? En in die tijd, leek de stad al compleet uitgestorven te zijn. Ik huiverde toen mijn blik bleef hangen bij de lichamen die door de straat lagen. Er lagen plasjes bloed op de straattegels, er zaten bloedvegen op de ramen van de winkels. Langzaam begon ik weer te lopen, mijn hart klopte in mijn keel. Wat als die schimmen hier nog zaten? Wat moesten we dan in hemelsnaam doen? Vechten konden we, voor zover ik wist, allebei niet. En na gister wist ik niet of Ethan in staat zou zijn om te vluchten. Ik zou hem waarschijnlijk niet op mijn rug kunnen dragen en tegelijk vluchten, maar hem achterlaten was ook geen optie.
Ik schudde mistroostig mijn hoofd. Misschien zou het überhaupt niet gebeuren, misschien dat we gewoon hier gewoon veilig weg konden komen. Met Ethan vlak naast me, slenterde ik door de verlaten straten. De ramen van een aantal winkels waren ingeslagen, vuilnisbakken waren omvergeworpen. Bij de meeste huizen stond de voordeur nog wagenwijd open, of was de deur ingebroken. Aan de rand van de straat lagen stukjes glas, soms gecombineerd met bloed. Ik keek omhoog. Er hingen donkere wolken in de lucht en zoals het er nu uitzag zou het binnen enkele ogenblikken gaan regelen. Ik wierp mijn blik op de hogere gebouwen. Ik trok mijn wenkbrauwen op toen ik iemand half uit het raam zag hangen, het lichaam steunde met zijn buik op de rand van het raam en leek niet meer de bewegen. De enige bewegingen die het lichaam maakte, leek afkomstig te zijn van de wind. Ik kon me niet bedenken wat daar in vredesnaam was gebeurd, eigenlijk hoefde ik het ook helemaal niet te weten.
“Angie. Is Hershel’s boerderij niet de andere kant op?” Klonk de twijfelende stem van Ethan naast me. Ik keek hem even aan, een glimlach vormde mijn lippen, en knikte. “Ja klopt, maar ik heb geen flauw idee hoelang we erover doen om daar te komen – lopend. Dus ik dacht dat het verstandig zou zijn om eerst even langs ons huis te gaan, kijken of het daar veilig is en of er nog genoeg spullen liggen.”
“Hoezo zouden er niet genoeg spullen meer liggen?” Ik grinnikte even zacht om zijn fronsende gezichtsuitdrukking. “Op tv beroven mensen in dit soort situaties altijd huizen, dus misschien..” respondeerde ik, terwijl ik mijn schouders ophaalde.
Een verraste uitdrukking lag in mijn ogen, toen we eenmaal in de voortuin van ons –vroegere thuis – stonden. Mijn oude, verroeste fiets lag niet meer in het gras, de ketting die er af was gevallen was ook weg . Vast meegenomen door iemand die wel genoeg verstand heeft van fietsen, om de ketting er weer op te kunnen zetten. De deur zat nog dicht, wat – waarschijnlijk – betekende dat niemand had ingebroken. Of deze moest de deur weer hebben gesloten. Ik probeerde de deur te openen, in de hoop dat hij niet helemaal in het slot was gevallen. Een reservesleutel hadden we niet. En waar mijn eigen sleutel was, dat wist ik niet. “Jij hebt zeker ook geen sleutel bij je?” Vroeg ik aan de jongen achter me, die zijn hoofd ter response schudde. “Verdomme,” mompelde ik zacht. Ik pakte een baksteen van het stapeltje dat naast de deur stond. Het stapeltje stond er al jaren, onze vader had er ooit iets mee willen doen. Maar dat was er nooit van gekomen. Ondanks dat ik wist dat het waarschijnlijk teveel geluid zou veroorzaken, bracht ik mijn arm na achter om met zoveel mogelijk kracht het smalle raam in de deur door te slaan. Het rinkelende geluid van glas op de tegels klonk ontzettend luid in de stille straat. Met de steen sloeg ik de paar kleine punten glas, die vast waren blijven zitten aan de rand, kapot.
Toen er uiteindelijk een veilige doorgang was ontstaan, gooide ik de baksteen neer op het gras. Ik hield mijn adem in, terwijl ik me door de smalle doorgang wurmde. Ik gebaarde Ethan me te volgen. Uiterst geconcentreerd op mijn zintuigen, liep ik stapje voor stapje verder door de gang. Mijn ogen keken de omgeving alert langs. Ik was me bewust van elk klein geluidje in het huis, dat gelukkig niet meer was dan het zachte geluid van mijn eigen voetstappen en die van Ethan en het geluid van de wind die langs de ramen raasde. Mijn hart klopte zo hard, dat ik het gevoel had dat als er iemand was in dit huis – mits diegene het brekende raam niet had gehoord – hij mijn hartslag van meters verderop zou kunnen horen. Ik dwong mezelf kalm te blijven, aan panikeren hadden we op dit moment niets.
De woonkamerdeur stond nog altijd open. Een korte blik naar binnen, was genoeg om me misselijk te maken. Mijn lichaam trilde opnieuw en ik wist niet of mijn benen mijn gewicht nog veel langer zou kunnen dragen. Ik keek over mijn schouder naar mijn broertje en wist dat hij precies hetzelfde voelen. Ik pakte zijn koude hand vast en trok hem mee de keuken in. “Kan jij twee kaarsen voor me pakken?” Vroeg ik Ethan, zonder verder iets uit te leggen. Zelf begon ik in de lades te zoeken naar een luciferdoosje of een aansteker. Het duurde niet lang voor ik het kleine doosje gevonden had. Ik keek op naar Ethan, die onderhand twee kleine kaarsjes in zijn hand droeg. Met het luciferdoosje tegen mijn handpalm gedrukt kwam ik overeind. Bijna geruisloos en vol tegenzin liep ik weer terug naar de woonkamer. “We.. we hebben geen tijd om ze te begraven, dus ik dacht dat we toch iets moesten doen om ze te herdenken,” verklaarde ik stamelend, mijn stem had een zachte toon aangenomen. De brunette knikte me enkel toe, opnieuw zag ik geen enkele emotie in zijn ogen. Ik beet op mijn onderlip en liep verder de woonkamer in.
In de eerste instantie wilde ik mijn ogen strak dichtknijpen, om niets meer te hoeven zien. Om niet naar de lijken van mijn ouders te hoeven kijken. Maar op de één of andere manier slaagde ik erin mijn grijze ogen open te houden, terwijl ik neerknielde bij het lichaam van mijn vader. Ik probeerde te vechten tegen de tranen die opwelden in mijn ogen, toen ik zijn ijskoude hand aanraakte. Ik bestudeerde zijn gezicht voor enkele seconden, de tranen stroomden langzaam over mijn wangen. Hij zag er zo anders uit, dan toen hij nog zijn “levendige” zelf was. Hij was nu onnatuurlijk bleek, zijn wangen waren ingevallen en hij had wallen onder zijn ogen. Ik gebaarde Ethan dat hij naast me moest komen zitten. “We moeten afscheid van ze nemen..” Ik stak de lucifer aan, terwijl Ethan het kaarsje boven het hoofd van mijn vader neerzette. Voorzichtig bracht ik het brandende stokje naar het kaarsje, zodat ook deze zou gaan branden. Beiden zwegen we, voor wat ik dacht dat een minuut was.
Ik kwam overeind om neer te kunnen knielen bij het lichaam van mijn moeder, niet dat daar veel van over was. Een huivering schoot door mijn lichaam toen ik haar afgetakelde lijk in me opnam. Waarom ze alleen haar zo erg aan hadden gevallen en niet mijn vader, begreep ik niet en ik wilde het ook niet begrijpen. Ik streek met mijn hand even langs haar ijskoude wang, om met mijn andere hand opnieuw een lucifer uit het doosje te halen. Ethan was zwijgend naast me komen zitten en zette het overgebleven kaarsje naast de hand van onze moeder neer. Ik stak het kaarsje aan en weer zwegen we voor ongeveer een minuut.
“Ehm. Ang?” Ik schrok op van Ethan’s stem. “Lag papa daar niet net?” Ik keek de jongen fronsend aan, alvorens zijn blik te volgen. Mijn ogen verwijdden toen de plek, waar eerder het lichaam van onze vader gelegen had, inderdaad leeg was. Ik draaide me weer terug naar het lichaam van onze moeder, of althans ik dacht dat ik me daarna terugdraaide, maar ook die plek was plotseling leeg. Angstig keek ik om me heen, mijn hart klopte zo hard dat ik even vreesde dat hij mijn borstkas uit zou vliegen. Ik slaakte een zachte gil toen ik twee silhouetten in de deuropening zag staan. Ik wist voor alsnog niet wat voor wezens de schimmen waren, maar het begon wel steeds duidelijker te worden. “Z-zijn dat mam en pap?” Fluisterde ik met trillende stem naar Ethan. De schimmen kwamen op ons af en ik had geen flauw idee wat ik moest doen.
“Ethan, rennen!” Klonk mijn stem als in een automatisme, ondanks dat ik wist dat het nergens op sloeg. Er was nergens om naar toe te rennen. Onze woonkamer was echter ruim, dus we zouden willekeurig rondjes kunnen rennen. Maar ik had vaag het idee dat dit niet zou werken, als je vlucht voor wezens die konden vliegen. En die het huis net zo goed kenden als jij, ervan uitgaande dat de schimmen zich dat nog zouden kunnen herinneren. Ik deed een poging te vluchten, maar stond uiteindelijk vast in een hoek van de kamer. Ik wist niet hoe het vinden van een vluchtroute Ethan verging, ik wist enkel dat ik geen enkele kans maakte. Ik drukte mijn rug tegen de muur aan, zo ver mogelijk vandaan bij de schim die me steeds wat meer naderde. Ik had het verschil in bouw van de twee schimmen al gezien toen ze de deuropening hadden geblokkeerd en ik was er vrij zeker van geworden dat de schim die mij nu naderde mijn dode vader was. Ik zocht om me heen naar iets dat ik kon gebruiken als wapen, maar iets beters dan een boek kon ik niet vinden. Ik kreeg echter niet de kans om het boek naar hem te gooien. Voordat ik ook maar mijn arm naar achter had gebracht, viel de schim langzaam neer op de grond. Een pijl stak door de plek, waar – bij een mens – gewoonlijk het hart zou zitten. Ik krabbelde onhandig overeind, ik had niet eens doorgehad dat ik mezelf had laten neerzakken op de grond. Ik wierp een snelle blik op mijn broertje, die er – op het feit dat hij minstens zo erg trilde als ik na – niet ongezond uitzag.
“Zijn jullie gebeten?” Ik keek op bij het horen van de luide, lage stem. Mijn ogen ontmoette de blik van een onbekende man. Het was een lange, breedgeschouderde en gespierde man. Hij had levendige groene ogen en kort rossig haar. Ik fronste toen ik opmerkte dat hij zijn kruisboog op mij gericht had. Ik stak beide armen een stukje de lucht in, ten teken van onschuld. “N-nee,” stamelde ik zacht, waarna ik vragend mijn blik op Ethan wierp. De jongen schudde vlug zijn hoofd, zonder iets te zeggen. “Mooi. Er zijn vandaag wel genoeg mensen gedood.”
“Ik ben Owen Hale,” stelde de man zich na enkele seconden aan stilte voor. “Ik ben Angie Bennet.” Ik aarzelde even en deed toen een paar stappen naar voren, om de man de hand te kunnen schudden. “En dit is mijn broertje Ethan.” Ik draaide me om, zodat ik de jongen met zijn warrige bruine haar aan kon kijken. Ik zuchtte bij het zien van zijn ietwat geschokte uitdrukking. Hij was pas 11 en ik kon me niet voorstellen hoe zwaar hij het moest hebben, in een situatie als deze. “Hoe ben je hier binnengekomen?” De man glimlachte even schuin. “De ruit in de voordeur was ingeslagen, met een beetje moeite kom je daar wel doorheen.” Ah. Het was dus wel echt zoals op televisie, waarin mensen andermans huizen binnenvielen voor hun eigen welzijn. Ik nam in ieder geval aan, dat de man daarom ons huis binnen was gekomen.
“Hebben jullie iets van een plan? Familie waar jullie terecht kunnen?” Ik haalde mijn schouders op. “We wilden eigenlijk verder reizen naar de boerderij van onze oom, om te kijken of hij ons onderdak kan bieden.”
“Welke oom zou in vredesnaam zijn nichtje en neefje niet willen helpen?” Verrast keek ik opzij toen Ethan zag grinnikend naast me kwam staan. “Die van ons,” merkte hij grijnzend op. De eerder geschokte uitdrukking op zijn gezicht leek compleet verdwenen. “Ik wilde zelf eigen ook verder reizen naar het platteland en ik heb buiten een auto staan, dus als jullie mee willen reizen..”
Oké, ik weet dat het niet verstandig is om bij vreemdelingen in de auto te stappen. Maar in zo’n situatie, kan het toch al niet veel erger. En Owen had ons niettemin gered, een klein beetje vertrouwen kon geen kwaad. Ik zat naast Ethan op de achterbank van de ruime, zwarte pick-up. Mijn blik was op de voorbijrazende omgeving buiten gericht. “Dus..” begon de man voorin de auto. “Waarom zou die oom van jullie zijn familie niet willen helpen?” Ik glimlachte en wisselde even een blik uit met Ethan, alvorens te antwoorden. “Het is een goede man, maar hij is soms een beetje.. apart. Hij lag nooit zo goed met onze vader. Alles is eigenlijk alleen nog maar erger geworden sinds zijn vrouw overleed. Toen kreeg hij opeens de volledige verantwoordelijkheid over zijn boerderij en twee kinderen, waarvan er één niet in staat is te praten. Hij begon zich af te zonderen. We hebben hem ook al lang niet meer gezien..”
“Maar, als hij ons niet wilt helpen. Haalt onze neef hem vast wel over te helpen,” voegde Ethan aan mijn verhaal toe.
“Waar heb je eigenlijk om leren gaan met een kruisboog?” Vroeg ik na enkele minuten, met een nieuwsgierige toon in mijn stem. Ik kende vrijwel geen mensen die met een kruisboog om konden gaan, eigenlijk kende ik er ook geen die met een geweer of pistool om konden gaan maar alsnog. “Mijn vader heeft het me vroeger geleerd en ik ben sindsdien nooit gestopt met oefenen. Ik heb hem zelfs een aantal keer gebruikt in Irak – ik ben een militair – omdat het qua geluid een stuk zachter is dan die van een geweer. En dan komt goed van pas, als je niet opgemerkt wilt worden.” Ik knikte langzaam, een glimlach lag rond mijn lippen. Vroeger was ik er ook altijd van overtuigd dat ik het leger in wilde. Ik was als kind, nogal apart. Ik wilde vroeger geen prinses worden, zoals al mijn vrienden (en gek genoeg ook een vriend) maar militair.
“Wat bedoelde je eigenlijk toen je vroeg of we gebeten waren?” Ik hoorde Owen zacht zuchten. “De regering heeft de bevolking – buiten de militairen om – zeker nog niet ingelicht over wat er precies aan de hand is?” Ik schudde mijn hoofd. “Wij weten ook nog niet precies wat het zijn voor wezens die hier ronddwalen, het enige wat we weten is dat hun beet dodelijk is.”
De rest van de reis werd er vrij weinig gesproken, af en toe moest ik aanwijzingen geven over de route naar Hershel’s boerderij. De rest van de tijd staarde ik vooral uit het raam. Af en toe kon ik vaag schimmen zien in de verte, of ik was gewoon van de angst paranoïde geworden en er waren eigenlijk geen schimmen. Langzaam maar zeker werd de lucht ook steeds donkerder. Ik kon nog net de cijfers zien op de kleine klok voorin de auto. Het was net iets over zevenen, terwijl ik zou hebben gezegd dat het al negen uur – of misschien zelfs later – was. Het was bizar hoe snel je de inzicht over tijd kon verliezen.
Ik sprong uit de auto, toen deze eindelijk tot stilstand kwam. Het was zo lang geleden dat ik voor het laatst bij Hershel was, maar toch was de boerderij geen ene spat veranderd. De lichten binnen het hoofdgebouw waren aan, vanuit de stallen was het geluid van een aantal hinnikende paarden te horen. Uit mijn herinneringen kon ik nog opmaken dat de andere stallen, waar het in tegenstelling tot de paardenstal wel verbazingwekkend stil was, behoorden tot de koeien. Ik zag de deur van het grootste gebouw, waar de familie woonde, opengaan. Ook het silhouet van de lange, slungelige man kon ik me nog ontzettend goed herinneren. Ik besefte me hoe erg de tijden binnen die twee dagen veranderd waren, toen zelf mijn oude, slungelige boerenoom een geweer naast zich droeg zodra hij naar buiten kwam om te kijken wie er op zijn erf stond. “Hershel?”