RPG Chicks
Wilt u reageren op dit bericht? Maak met een paar klikken een account aan of log in om door te gaan.

Our private RPG site c:


Je bent niet ingelogd. Log in of registreer je

Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014}

Ga naar beneden  Bericht [Pagina 1 van 1]

1Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} di okt 14, 2014 3:43 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

75000 words, 30 days.
Hier is alvast het plot voor het verhaal dat ik in november ga schrijven, aangezien ik dat had beloofd aan Tamar. Ik ga zodra november begint elk hoofdstuk hier plaatsen. Er zal dus niet elke dag een hoofdstuk verschijnen, maar ik probeer zo snel mogelijk door te typen :d. In december zal ik ook de uiteindelijke versie hier plaatsen, aangezien ik in dan het verhaal ga verbeteren en herschrijven waar dat nodig is. Als er hier dus fouten in staan, lees daar eventjes overheen :')

P L O T
D E A D L Y
K I S S I N G


Angie Bennet zit op een doodnormale middag op haar doodnormale school, ze is voor de zoveelste keer dat semester te laat gekomen en zit dan ook voor de zoveelste keer zich weer suf te vervelen in het nablijflokaal. Met een docent die aan één stuk door spelletjes speelt op zijn telefoon, zonder de leerlingen ook maar in de gaten te houden. Wanneer ze eindelijk weer thuis is. Neemt haar leven een drastische wending. Zodra ze de deur opent, hoort ze het harde geschreeuw van haar jongere broertje. Ze haast zich verder het huis in, de woonkamer in. Waar ze het levenloze lichaam van haar vader op de grond ziet liggen, haar moeder staat tegen een hoekje in de kamer met een soort zwarte schim voor zich. Het bloed staat op haar gezicht. De schim buigt voorover en op dat moment trekt Angie haar broertje uit de deuropening vandaan, en vlucht het huis uit. Het duistere schepsel heeft geen enig oog voor hen, het heeft enkel oog voor het bloed van hun moeder. En beide kinderen, beseffen dat ze haar nooit hadden kunnen redden.

Angie en Ethan raken verzuild in de verschrikkelijke apocalypse. Echter, is dit geen typische zombie apocalypse waar zoveel over verteld wordt. De wezens die hun achterna jagen, staan ook wel bekend als Kissers. Dit zijn zwarte schimmen, echter hebben ze de kracht van een uitermate sterk mens. Je kan ook niet door ze heen slaan, zoals bijvoorbeeld bij de meeste spoken in griezelverhalen. Ze zijn gewoon tastbaar. Zodra je ze recht in hun spierwitte ogen aankijkt, raak je in een soort trance waar je slechts met je opperste concentratie uit kan komen. Deze monsters zijn uit op het bloed van de mensen, om zich mee te voeden. Echter, verspreidt de eerste aanval ook meteen een infectie. Elk die sterft, zal veranderen in een Kisser. Maar, op zo’n manier sterven en veranderen is nog altijd beter dan de tweede optie. En dat is wel, de zogenaamde Deadly Kiss. Waar de Kissers hun naam aan te danken hebben. Dit houdt in dat een Kisser je in je onderlip bijt, waarbij hun dodelijke en vooral pijnlijke gif zich door je hele lichaam zal verspreiden. Als je gebeten bent op je onderlip, zal er een soort “V” op je hand verschijnen, met vijf strepen erdoorheen. Elke dag, zal er één streep verdwijnen. Als alle strepen weg zijn, zal je sterven. Maar, als je op deze manier sterft zal je niet veranderen in een Kisser. Echter, zal je vijf volle dagen een eindeloze pijn meemaken. Als je sterft voordat  de tijd om is, zal je net zoals de rest veranderen in een Kisser. De beet van een Kisser op elke andere plek in je lichaam, zal ervoor zorgen dat je sterft en daarna verandert in een Kisser.

2Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} vr okt 31, 2014 11:32 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

P R O L O O G
T H E
D A R K N E S S


Nooit had iemand gedacht dat men het slachtoffer zou worden van een zombie Apocalyps. Het was een verhaal verzonnen om kinderen bang te maken met Halloween. En theoretisch gezien zijn we ook nooit terecht gekomen in een zombie Apocalyps. Nee, waar wij in terecht kwamen was veel en veel erger dan zo’n tv-serie over zombies ooit weer zou kunnen geven. Welkom in de wereld, van de Duisternis. Het nieuwe territorium van de zogenoemde Kissers, die dodelijker zijn dan je zou zeggen als je enkel hun benaming kent.
Hoelang was het geleden dat de Apocalyps uitbrak? Er is niemand die dat nog precies weet, iedereen is het gevoel voor tijd kwijtgeraakt. We staan er nu al zo lang alleen voor, de regering voert niets uit, het leger lijkt van de aardbodem verdwenen te zijn. De angst om alleen achter te blijven, als laatste op de aarde – hoe onwaarschijnlijk dat ook klinkt – wordt met de dag groter. Zal de mensheid uitsterven door de Apocalyps? Could we be the last of us?

“De regering roept op iedereen kalm te blijven, en vooral geen overhaaste beslissingen te nemen. De situatie, geven ze echter toe, wordt steeds erger. De beste wetenschappers van het land zijn ijverig op zoek naar enige informatie over de wezens die ons zo plotseling hebben overvallen. Blijf het nieuws volgen. Zodra we nieuwe informatie binnenkrijgen, melden we het direct. Stay safe.”
Dit was het eerste bericht dat op de radio te horen was, na de inval van de Kissers. Vanaf dat moment hadden we al kunnen weten dat het alleen nog maar erger zou worden, maar toch geloofden we daar niet in. Het zou wel opgelost worden, maar dat gebeurde niet.

“De situatie op de straten wordt met de minuut erger. Onze wereld lijkt verdoemd. En of het ooit nog beter wordt, dat is de vraag die iedereen stelt. Niemand weet het, zelfs ’s werelds beste wetenschappers hebben maar een beperkte hoeveelheid informatie. Hierbij, zullen wij – als laatste radiostation – ook stoppen. Voor de veiligheid van onze eigen mensen. Stay safe, en tot hopelijk over een paar jaar.”

Het kleine beetje hoop dat de mensheid nog had, na het horen van dat eerste radiobericht na het begin van de inval, verdween samen met het laatste radiostation. De hoop die we vestigde aan het enige ding dat niet veranderde, het dagelijks luisteren naar het nieuws, was plotseling verdwenen.
De invasie veranderde iedereen, niet alleen de omgeving. Door de constant angstige sfeer die rond ieders hoofd hing, begonnen mensen de meest bizarre dingen te doen. Ze vochten met hun vrienden, met hun familie. Ongewapend over straat was amper nog een mogelijkheid, mensen schoten je neer om je te overvallen – zonder dat ze ook maar wisten of je iets op zak had.

De wetten van het woud gelden weer en enkel de sterkste kunnen overleven.
Onze wereld is veranderd.

3Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} za nov 01, 2014 5:15 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 1
D E T E N T I O N

De pen in mijn hand zweefde nu al een minuut of vijf boven het, nog altijd lege, papier. Mijn lichtgrijze ogen staarden doelloos naar buiten, zonder echt iets te zien. Het constante getik van de klok was het enige waar ik me nog echt van bewust was. “Angel, moet je niet eens aan het werk?” Langzaam wendde ik mijn blik af van het raam, om vervolgens de docent vooraan de klas geïrriteerd aan te kijken. “Het is Angie, mevrouw Ramirez,” verbeterde ik de vrouw, die enkel met haar ogen rolde en gebaarde dat ik aan het werk moest gaan.
Ik slaakte een zucht en streek een pluk blond haar uit mijn gezicht, om me nu toch echt te richten op het blaadje voor mijn neus. Eigenlijk was ik van plan geweest de opdracht gewoon thuis te maken, of helemaal niet. Maar, iets anders is er eigenlijk niet te doen als je een uur na moet blijven omdat je te vaak te laat kwam. Altijd leuk, zo’n filosofie opdracht waar je simpelweg te veel tijd aan moet besteden. Waarom we nou eigenlijk een verslag moeten schrijven over wie we zijn, dat vatte ik ook nog steeds niet. Die mensen daar kenden mijn naam toch, was dat dan niet goed genoeg? Ik drukte de punt van mijn pen op het papier en begon langzaam te schrijven.

“Wie ben ik?
Door: Angie (Angel) Bennet, A5d.
Sommigen mensen kennen mij als Angel, anderen kennen mij als Angie. Mijn gehele naam is Angel Bennet, maar ik heb liever dat mensen me Angie noemen. Angel is namelijk niet bepaald een.. toepasselijke naam voor mij. Sommigen zijn er nog altijd van overtuigd dat mijn ouders me beter Lucifer hadden kunnen noemen, want dat past beter. Misschien, dat ik een gevallen engel ben. Een die verbannen is uit de hemel en daarom “duivelsachtige”-trekjes krijgt, wie zal het zeggen?

Een tweede naam, heb ik niet. Daar doet mijn familie niet aan. Waarom? Ook dat weet ik niet.
Maar, wat maakt het überhaupt uit wie ik ben? Ik ben nu 17 jaar en beteken op het moment nog niets voor de maatschappij. Ik val weg in de enorme schaduwen van mensen als Obama en Leonardo DiCaprio. Ik regeer geen land, of speel in geweldige films. Het enige wat ik soms doe is het helpen van een klasgenoot, en dat zijn dan ook alleen maar dingen als afkijken en eten stelen uit de kantine. (Dat laatste kraste ik door, niet erg handig om in een verslag te schrijven).

Ik ben gewoon nog niet zoveel, ik ben nog niet zo belangrijk. Als ik nu sterf, zullen slechts enkele mensen dat weten. Als Leonardo DiCaprio sterft echter, dan zal bijna de hele wereld dat te weten krijgen.”


Ik schrok op door het luide geluid van de bel. Ik zette een punt achter de laatste zin die ik had opgeschreven en besloot dat het wel goed genoeg was, het was bij lange na niet lang genoeg maar ik had het gedaan. Een soort van. Ik zwaaide mijn rugzak op de tafel en vouwde het blaadje op, om deze tussen één van mijn boeken te stoppen. Een blik opzij liet me weten dat Kyra – die zoals gewoonlijk naast me had gezeten – nog op me stond te wachten. Een kleine glimlach vormde haar lippen terwijl ik haar kort aankeek. Ik ritste mijn tas dicht en zwaaide hem om mijn schouders, de sleutelhangers die aan mijn fietssleutel hingen rinkelden bij elke beweging die ik maakte. “Hoeveel keer nog tot je geschorst wordt?” Klonk Kyra’s stem. Ik versnelde mijn pas om naast haar te kunnen lopen, alvorens antwoord te geven. “Nog één keer dacht ik,” een onverschillige toon lag in mijn stem terwijl ik sprak.
“Hoeveel voor jou?”
“Ook nog één keer.” We keken elkaar even grijnzend aan. Qua innerlijk leken we bijna precies op elkaar. Enkel ons uiterlijk werkte daar niet helemaal aan mee.  Zij stak ongeveer een halve kop boven mij uit, terwijl ik een stuk slanker was. Zij had lang zwart haar, met bruine ogen. Terwijl mijn blonde haar slechts tot net over mijn schouders reikt en mijn grijze ogen zo’n lichte kleur hebben dat ze af en toe wit lijken. Er was geen enkele reden om ons op dat punt door elkaar te halen, maar toch leken docenten daar altijd weer in te slagen.

“Zullen we naar de stad? Dan kan ik mijn huiswerk nog even uitstellen.” Langzaam schudde ik mijn hoofd. “Nope, ik moet echt naar huis. Het is vandaag vijf jaar geleden dat..” Ik maakte mijn zin niet af, omdat ik wist dat Kyra het zou begrijpen. “Oh, dat is waar. Sorry. Waarom ben je dan niet gewoon thuisgebleven?” Ik haalde mijn schouders op en deed een poging haar meelevende blik te ontwijken. “Dat heeft toch geen nut, ik heb geen behoefte aan de hele dag emotioneel te doen met mijn ouders. Thuis is de pijn alleen nog maar groter, een hele dag kan ik dat niet aan.” We waren onderhand aangekomen bij de fietsenstalling. Ik gooide mijn rugzak in het mandje voorop mijn fiets, waardoor deze vervaarlijk begon te kraken. Met een snelle beweging haalde ik het blauwe, verroeste geval van het slot af. Voordat ik op mijn fiets kon stappen, wenste Kyra me sterkte en omhelsde me. Ik glimlachte haar zwak toe. “Ik zie je morgen,” sprak ik, terwijl ik met mijn voet steun zocht op één van de pedalen en opstapte. Terwijl ik wegfietste draaide ik me nog één keer om, om het zwartharige meisje uit te kunnen zwaaien.
Langzaam en met tegenzin fietste ik terug naar huis. Ik viste blindelings mijn telefoon uit het voorvakje van mijn tas, mijn ogen waren strak op de weg gericht. Enkele seconden aarzelde ik, om uiteindelijk toch maar gewoon mijn berichten te controleren. Ik was sinds die dag vijf jaar terug, een stuk voorzichtiger geworden in het verkeer. Ik schudde mijn hoofd en duwde mijn gedachtegang naar een klein achterhoekje in mijn hoofd, ik wilde er niet meer aan terug denken. Zelfs na vijf jaar, deed het nog teveel pijn om aan terug te denken. Ik wierp een vlugge blik op het schermpje van mijn telefoon, een frons vormde zich op mijn voorhoofd toen ik constateerde dat ik een gemiste oproep had van mijn moeder. Die wist toch dat ik op school zat? Wat had het dan voor nut om me te bellen op een tijdstip dat ik toch niet op kon nemen. Hoewel, misschien was ze vergeten dat ik na moest blijven. Ik opende mijn berichten, waardoor mijn frons nog dieper werd en er zich een ongerust gevoel nestelde in mijn buik. “Niet naar..-” klonk het bericht dat mijn vader me, vlak na het telefoontje van mijn moeder, had gestuurd. Niet naar wat? Waarom was zijn bericht niet afgemaakt? Was er iets mis? Ik begon een stuk sneller te trappen, mijn ongerustheid nam steeds meer toe. Wat was er in hemelsnaam aan de hand?

De moeite om mijn fiets op slot te zetten, of om hem überhaupt fatsoenlijk neer te zetten nam ik niet. Ik gooide hem neer in de tuin, met een akelig krakend geluid viel de fiets op het gras neer. Met moeite haalde ik met mijn trillende handen mijn huissleutel uit de zak van mijn strakke, blauwe broek. Toen ik de deur eindelijk open had, klonk er een ijzingwekkende gil door het huis. Een huivering schoot langs mijn ruggengraat. Na enkele secondes met een trillend lichaam in de deuropening te hebben gestaan, rende ik de gang door. Ik zag de deur naar de woonkamer openstaan, mijn jongere broertje – Ethan – stond nog in de deuropening. “Wat is er aan de hand..?” Toen hij niet antwoordde versnelde ik mijn pas nog een beetje. “Ethan?” Ik kwam achter hem tot stilstand. Verbijsterd staarde ik naar het tafereel dat voor ons plaatsvond.
Bloed. Er lag overal bloed. Het bleke lichaam van onze vader lag op de grond. Zijn kleren zaten onder het bloed, vegen van de rode vloeistof stonden op zijn wangen. Hij lag in nog meer bloed. Zijn telefoon, die ook onder de bloedspetters zat, lag naast hem. Het scherm gaf nog steeds het onafgemaakte bericht dat hij naar mij had gestuurd weer. Ik had niet door gehad dat ik mijn adem al die tijd in had gehouden, ik kuchte – naar adem snakkend. Mijn ogen, groot van schrik, verplaatsten hun blik naar onze moeder. Die teruggekropen zat in het hoekje van de kamer. Ik kon haar maar net zien, iets blokkeerde het beeld en ik had geen flauw idee wat het was.

Het was een soort schim, zwart van kleur. Ik kon de voorkant echter niet goed zien. Het enige wat ik wist, was dat dit wezen – wat het dan ook mocht zijn – verantwoordelijk was voor de dood van mijn vader. Ik ving de blik op van mijn moeder haar lange blonde haar zat door de war, haar normaal wat getinte huid was nu lijkbleek en ook bij haar zat er bloed op haar gezicht. Haar blauwe ogen stonden verward, de pijn was af te lezen van haar gezicht. Zwak gebaarde ze met haar hand dat we weg moesten. Echter, kon ik me er niet toe zetten. Ze keek me nog eenmaal wanhopig aan, met haar mond vormde ze geluidloos de woorden “ik hou van jullie” waarna ook haar lichaam slap op de grond viel.

Zonder nog langer na te denken, trok ik Ethan aan de achterkant van zijn shirt de deuropening uit. “We moeten hier weg,” fluisterde ik hem dringend toe – bang dat het wezen zich bij het horen van mijn stem om zou draaien. Toen de jongen niet reageerde, zwaaide ik hem – met alle kracht die mijn armen bezaten – op mijn rug. Tijd om te rouwen om onze ouders was er niet. Wat er ook aan de hand mocht zijn, ik wist dat we niet veilig waren. Langer in het huis blijven, was geen optie.
Met Ethan op mijn rug rende ik het huis uit. In de voortuin zette ik de jongen weer op de grond, zodat ik mijn fiets overeind kon halen. Ik vloekte binnensmonds toen ik opmerkte dat de ketting van mijn fiets aflag, ook dat nog. Gefrustreerd gooide ik de fiets weer aan de kant. Een schreeuw deed me opschrikken uit mijn frustratie, ik keek de straat langs. Overal renden mensen, de schrik was af te lezen van ieders gezicht. Sommigen werden achterna gezeten door dezelfde wezens als die mijn ouders aan hadden gevallen. Ik keek over mijn schouder heen naar mijn jongere broertje, die nog altijd op dezelfde plek stond waar ik hem had neergezet. Hij had nog geen enkel woord gesproken en zijn gevoelens waren niet af te lezen van zijn gezicht. Ik haalde even diep, rasperig adem, alvorens mijn rugzak uit het mandje van mijn – nu officieel kapotte – fiets te halen. Ik ritste hem open en gooide de boeken op het gras. Het enige wat ik erin liet zitten was het nog half gevulde waterflesje en het pakje met koekjes dat ik vergeten was op te eten tijdens de pauze. Twijfelend keek ik naar de nog altijd openstaande deur. Was het een te groot risico om nog naar binnen te rennen en wat spullen mee te nemen? Het viel te proberen.

Ethan liet ik staan waar hij stond, zodat hij gemakkelijker zou kunnen vluchten als er binnen iets zou gebeuren. Buiten leken de zwarte schimmen nog druk bezig met het achtervolgen van andere mensen.  Zo stil als ik kon, liep ik door de gang, mijn rug tegen de muur aangedrukt in de hoop dat ik dan minder op zou vallen. Ik bleef een enkel moment aarzelend staan vlak voor de deuropening van de woonkamer. Aan de ene kant was het een geruststellend gevoel dat de schim nog steeds enkel aandacht leek te hebben voor het dode lichaam van mijn moeder, hij zou mij dan – hopelijk – niet achterna komen. Maar natuurlijk, was het aan de andere kant hartverscheurend. Ik beet op mijn onderlip, om de tranen die opwelde in mijn ogen tegen te houden. Het kostte me moeite om weer verder te lopen, maar het lukte. Ik sloop verder naar de keuken, om zoveel mogelijk eten en drinken te verzamelen. Waterflesjes, het brood dat nog in de kast lag, koekjes, crackers.. Ik propte er net zoveel in totdat mijn tas bijna geheel gevuld was, uit één van de bovenste kastjes haalde ik de kleine verbanddoos en stopte deze bij de andere spullen in mijn rugzak. Toen ik naar boven reikte met mijn hand om het kastje, dat net iets te hoog voor mij zat, te sluiten, gleed de hand waarmee ik steunde op het aanrecht weg. Het geluid van het glas, dat ik van het aanrecht af had gestoten, dat op de grond terecht kwam klonk tien keer harder dan het werkelijk was.
Ik zette het op een rennen, toen ik het geluid van iets of iemand dat overeind kwam vanuit de woonkamer hoorde. Ik kon nog net op tijd langs de deuropening naar de woonkamer rennen, voordat de zwarte schim de gang in zweefde. Ik versnelde mijn pas, terwijl ik de rugzak al rennend op mijn rug slingerde. Bij de kapstok naast de deur graaide ik blindelings Ethan’s jas mee. Met lange passen rende ik de deur uit, om deze met een klap achter me te sluiten. Ik ontspande me iets meer toen ik Ethan nog altijd buiten zag staan, blij dat er niets met hem was gebeurd. Deze ontsnapping was echter van korte tijd, ik duwde de jas in de handen van de jongen en trok hem aan zijn mouw mee. We renden de straat uit, weg bij alle chaos vandaan.

We waren een minuut of tien onderweg en de chaos verschilde per straat. Langzaam ging ik weer op een rustig tempo lopen, door de stress was mijn ademhaling gejaagd. Twijfelend keek ik om me heen. Ik had geen flauw idee waar we nu heen moesten. Misschien dat ik iemand op kon bellen. Een diepe frons verscheen op mijn voorhoofd, toen ik mijn telefoon uit het voorvak van de rugzak wilde halen en tot de conclusie kwam dat deze er niet in zat. “Misschien dat ze niet ronddwalen in het bos.” Ik keek verrast op toen ik de stem van mijn jongere broertje hoorde. Zijdelings keek ik hem aan, zijn woorden overwegend. Het klonk logisch, aangezien de schimmen zich leken te voeden met mensen zouden ze eerder ronddwalen in de stad dan in het bos. Ik knikte. “Dat is wellicht het enige dat we nu kunnen proberen.” Ik begon weer wat sneller te lopen, op de hielen gevolgd door mijn broertje. Enkele minuten verstreken, waarin we beide zwegen. Allebei waren we met onze gedachten heel ergens anders.

Een gepijnigde blik lag in mijn grijze ogen, toen de woorden die Ethan na een aantal minuten sprak tot me doordrongen. “Vijf jaar geleden..” verzuchtte hij. “Precies vijf jaar geleden,” stemde ik met een trillende, zachte stem in. Ik beet op mijn lip, om de tranen tegen te houden.
“Ik kan me haar niet eens meer zo goed herinneren,” sprak de jongen, zonder enige emotie in zijn stem. “Ik wel.” Ik zou haar me altijd blijven herinneren, dat kon niet anders. Soms was ik nog altijd bang dat ik de herinneringen aan Macie kwijt zou raken, het geluid van haar stem, haar melodieuze lach, hoe erg ze leek op hun moeder. Het gesprek viel weer stil, ik wist niets meer om te zeggen. Ik wist niet wat gepast was om te zeggen in een situatie als deze. Geen enkel woord zou Macie weer tot leven wekken, of hun ouders. Ik probeerde mijn trillende lichaam tot rust te krijgen, maar dat lukte niet. Vijf jaar geleden.. klonk het keer op keer door mijn hoofd. Was het dan echt alweer vijf jaar geleden gebeurd? Na zoveel jaar, zou je toch denken dat de pijn wat verzacht zou worden. Dat je geen nachtmerries zou hebben over de uit het niets verschenen koplampen van de plotseling opdoemende auto, dat je de pijn niet meer zou voelen van de littekens, dat de pijn in je hart een beetje zou verzachten. Maar geen van allen gebeurde. Vijf jaar, en nog altijd leed ik onder de gevolgen van het auto-ongeluk waar we destijds in betrokken waren geraakt. Nog steeds leed ik onder de gevolgen van de dood van mijn oudere zus, van mijn grote voorbeeld. Nog steeds voelde ik mijn hart een beetje scheuren, bij het zien van de moeite waarmee mijn vader altijd liep. Omdat het auto-ongeluk hem zijn been kostte. En nu, precies vijf jaar na het ongeluk, na haar dood, stierven mijn beide ouders. Plotseling was ik verantwoordelijk over de gezondheid van mijn broertje, terwijl ik er nog niet eens in slaagde een kleuter tot stilte te brengen. Het was bizar hoe snel het leven kon veranderen en hoe drastisch zo’n verandering kon zijn.

Ik slaakte een opgeluchte zucht, toen we eindelijk bij het rand van het bos kwamen. Onze reis leek uren geduurd te hebben, ondanks dat ik wist dat het bos niet zo ver weg was vanaf ons huis. Met elke stap die we verder het bos in zette, leek de paniek die in de stad heerste ook steeds vaker naar de achtergrond te raken. “Ang, wat moeten we nu doen?” Ik haalde ietwat verslagen mijn schouders op, het bos was tot nu toe het enige plan dat we hadden gehad. En ik had geen flauw idee wat we nu moesten doen. Waarom leerden ze ons niet zulke dingen op school? Ze zouden ons moeten leren overleven in een situatie als deze, in plaats van wiskunde waar we nu helemaal niets aan hebben “Ik weet het niet. We kunnen maar het best een plek vinden om te overnachten,” verzuchtte ik. Maar waar vind je in hemelsnaam een geschikte plek om te overnachten in een bos? Als je het niet ziet zitten onder de sterrenhemel te slapen, zonder slaapzak en zonder de kennis om vuur te maken.
Na even nagedacht te hebben, versnelde ik mijn pas weer. Een idee vormde zich opnieuw in mijn hoofd, als het nou even meezat.. “Weet je nog die boomhut? Die pap en Mace vroeger hadden gebouwd? Als hij er nou nog staat, dan kunnen we daar misschien blijven ’s nachts.” Als hij er nog stond. Na die dag vijf jaar terug, is niemand ooit nog wezen kijken bij de oude boomhut. Straks was hij volledig verwoest of had iemand hem afgebroken. Maar, we konden het er maar het best op wagen. Iets anders hadden we op het moment niet. Ik probeerde zo goed als mogelijk de herinneringen van de boomhut naar boven te halen, om een zo precies mogelijke route op te stellen. Ik wist vrijwel zeker dat we een aantal keer rondjes hadden gelopen. Ik probeerde de meest apart uitziende bomen te onthouden, zodat ik het wist als we een rondje hadden gelopen. Echter, was het lastig met zoveel bomen; elke boom leek wel weer op een ander.

Opnieuw voelde het alsof er uren verstreken waren, in complete stilte waren we verder gereisd. Ik kon nog steeds niet helemaal bevatten wat er was gebeurd. Het feit dat mijn ouders op precies de zelfde dag – echter vijf jaar later – waren gestorven als mijn oudere zus, deed de haartjes in mijn nek rechtovereind staan.
Ik was zo in gedachten verzonken geraakt, dat als Ethan me niet in mijn zij had gepord ik de boomhut nog over het hoofd had gezien toch. Kort vulde mijn lichaam zich met blijdschap, met een ondertoon van nostalgie. Maar na enkele seconden besefte ik dat er vrijwel geen reden was voor blijdschap, waardoor de blijdschap net zo snel weer verdwenen als deze op was komen duiken.
“Ik kijk wel even of het boven.. veilig is,” opperde ik fluisterend. Zonder op response te wachten, deed ik een paar stappen in de richting van de touwladder. Toen ik met mijn voet testte of het ding nog stevig genoeg was, brak het touw aan de bovenkant. Ik snoof geërgerd. Ik keek over mijn schouder, terwijl ik een paar stappen achteruit liep – om te voorkomen dat ik tegen een boom op zou botsen. Zo hoog was de hut niet, het moest vast wel lukken om erin te klimmen. Ik kwam tot stilstand, om vervolgens op de hut af te rennen. Ik deed mijn best om zo hoog mogelijk te springen, met mijn handen zocht ik grip aan de niet opgevulde stukken tussen het hout. Ik hees mezelf naar boven. Terwijl ik een poging deed om op adem te komen, keek ik om me heen. Het zag er veilig uit, er waren geen schimmen of iets dergelijks, en de hut had mijn gewicht gehouden toen ik erin klom.
Voorzichtig ging ik languit op mijn buik liggen, zodat ik mijn arm uit kon steken naar Ethan – die nog altijd beneden stond te wachten – en hem naar boven kon tillen. Na een aantal mislukte pogingen en zacht, bijna voorzichtig gelach, lukte het ons toch om hem nog redelijk soepel boven te krijgen. Ik draaide me om, zodat ik op mijn rug lag en mezelf met mijn ellebogen omhoog kon duwen. Ik verschoof een stuk, zodat ik met mijn rug tegen de wand van de hut aanzat. Ik reikte naar mijn zwarte rugzak, die ik ergens in de hoek van de hut had gegooid. Ik opende de rits, om vervolgens een waterflesje in de handen van Ethan te gooien en er zelf ook één te pakken. Voorzichtig nipte ik van het water, bang om alles in één keer op te maken. “Heb jij je telefoon bij je?” vroeg ik Ethan, terwijl ik mijn hoofd naar achter liet leunen – tegen de muur aan. “Nee, die ligt nog thuis.”

“Misschien kunnen we naar Hershel? Hij is vrijwel de enige, van de familieleden die we nog hebben, die nog een beetje in de buurt woont.” Ethan knikte, waarna hij zich bedacht dat ik – nog altijd leunend met mijn hoofd tegen de muur – dat niet kon zien. “Dat kan.. Als jij de weg kent tenminste,”  klonk zijn stem, met een twijfelende toon in zijn stem. Ik lachte zacht. “Heb een beetje vertrouwen in je zus,” kaatste ik terug. “Ik ken de weg nog wel denk ik, als ik zelfs deze boomhut nog terug heb kunnen vinden denk ik dat het best moet lukken het huis van onze oom terug te vinden.” Een peinzende blik lag in mijn grijze ogen terwijl ik naar buiten staarde, waar de hemel steeds donkerder begon te kleuren. “Ga anders maar slapen, Eth, ik houd de wacht wel.”

4Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} zo nov 02, 2014 8:43 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 2
S M A L L
R E U N I O N


Het licht van de koplampen, die zo plotseling leken te verschijnen, staken fel af tegen de duistere omgeving. Ik zag hoe de koplampen vervaarlijk opzij zwenkten, waardoor ze op enkele meters voor ons kwamen te rijden. Ik voelde hoe de auto een verwoedde poging deed nog tot stilstand te komen, ik hoorde de vloekende stem van mijn vader die een poging deed nog op tijd weg te sturen. En toen.. toen was er niets meer. Enkel zwart.

Met een ruk kwam ik overeind, het koude zweet stond op mijn voorhoofd. Mijn lichaam trilde. Het was allemaal maar een droom.. Het was slechts een droom.. Maar toen ik me besefte waar ik was en wat er allemaal gebeurd was, had ik liever gewild dat het geen droom zou zijn geweest. Ik zou bereid zijn de pijn, die ik destijds in het ziekenhuis voelde, weer op me te nemen. Enkel en alleen om mijn ouders nog even te kunnen zien. Om even de verantwoordelijkheid over Ethan niet meer op me te hoeven dragen. Ik wreef even in mijn ogen, waarna ik de hut doorkeek. De hemel buiten was nog donker. Hoe laat zou het zijn? Zes uur? Misschien al zeven uur? Mijn blik bleef hangen op het gestalte dat naast de opening van de hut zat. “Ethan?” Ik kroop naar hem toe, om tegen hem aan te kunnen leunen. “Je zou me toch wakker maken? Zodat ik de wacht over kon nemen?” Ik glimlachte hem licht toe. “Ik kan toch niet slapen, dus waarom zou ik jou dan wakker maken?” Klonk zijn stem onverschillig. Voorzichtig legde ik mijn hoofd op de schouder van mijn jongere broertje en zuchtte. “Gaat het een beetje?” Er lag een bezorgde toon in mijn stem, één waarvan ik niet wist dat mijn stem die kende. Gewoonlijk zou ik in dit soort situaties de verantwoordelijkheid op iemand anders afschuiven, ik was niet goed in het troosten van mensen. Maar, nu was er niemand die de taak van me over zou kunnen nemen.
“Natuurlijk gaat het prima, ik heb alleen maar vijf jaar terug mijn zus verloren en precies vijf jaar daarna mijn ouders.” Ik kromp ineen bij het horen van zijn sarcastische toon. “Ik heb ze net zo goed verloren,” klonk mijn zachte stem, die opnieuw trilde. “Ik weet het, sorry Ang.” Ik haalde mijn schouders zwijgend op, een toepasselijk respons leek mijn brein niet te kunnen vinden.

“Wilde je nog naar Hershel? Kijken of hij ons kan helpen?” Ik wist dat hij expres het onderwerp veranderde. Zo deden we dat altijd in onze familie, zodra een gesprek ongemakkelijk werd veranderde we gewoon van onderwerp. En op dit moment was ik daar heel blij mee. “Het is de enige optie die we hebben,” merkte ik op. “Als we het bos weer uit zien te komen op dezelfde plek als waar we erin gingen, denk ik dat ik de weg wel kan vinden.” Of we ook daadwerkelijk terecht konden bij onze oom, was dan ook nog maar de vraag. Het was een goede man, maar soms had hij zijn buien. Hij lag onze vader, ook wel zijn broer, dan ook nooit zo goed. Maar in tijden als deze, zou je van je familieleden toch wel kunnen verwachten dat ze zouden helpen? Ik streek een blonde lok haar achter mijn oor en staarde langs Ethan heen naar buiten. Het enige wat we konden doen, is erheen gaan en hopen dat Hershel bereid was ons te helpen. “Wat als hij ons niet wilt helpen?” Ik glimlachte, soms was het net alsof Ethan mijn gedachten kon lezen. “Dan slaan we hem in elkaar,” opperde ik grinnikend. “Ik denk dat Shawn hem anders best over kan halen om ons te helpen, het is niet zo dat hij zijn zoon ooit iets weigert.” Ik wierp even een blik op de jongen en glimlachte, hij was echt werkelijk niets veranderd in de afgelopen paar jaar. Nog altijd een zo’n lange slungel als vroeger, enkel nu nog langer. Ik besefte me nu pas hoeveel hij leek op onze vader, hij had precies hetzelfde warrige bruine haar en dezelfde gezichtsbouw. Het enige dat hij van onze moeder geërfd was, waren zijn grijze ogen – die ongeveer dezelfde lichte kleur hadden als die van mij.

Ik trok mijn rugzak aan het handvat onze kant op. Ik overhandigde Ethan zijn waterflesje en een beetje van het brood dat we nog over hadden. Beide aten we zwijgend ons brood op, onze blikken waren op de omgeving buiten de hut gericht. Het was nog verrassend rustig in het bos. Ik had ergens verwacht dat de schimmen die dit alles hadden veroorzaakt uiteindelijk wel het bos in zouden trekken, of dat er meer mensen zo verstandig waren de stad te ontvluchten. Maar geen van beide was het geval, wat des te gunstiger was voor onze situatie. “Klaar?” Klonk mijn stem, iets meer ontspannen dan voorheen terwijl ik hem van opzij aankeek. Hij knikte enkel, waarna hij mij zijn flesje weer aanreikte en de hut uitsprong. Ik stopte beide flesjes en de zak met brood weer terug in de tas en zwaaide deze over mijn schouder. Ik liet mijn benen over de rand van de hut bungelen, om vervolgens ook naar beneden te springen. Mijn enkels vingen de sprong niet helemaal goed op, waardoor ik dreigde mijn balans te verliezen. Ik zocht mijn handen even steun aan de grond, om mijn evenwicht weer terug te kunnen vinden. Opkijkend naar een grinnikende Ethan, begon ik ook zacht te lachen. “Die klunzigheid van jou zal ook nooit verdwijnen, hè?” Er lag een plagende toon in zijn stem.
Op een rustig tempo baande we ons een weg door het bos. Het vinden van de juiste route bleek vandaag een stuk gemakkelijker te gaan. In plaats van de paar keer dat we gister in het rond hadden gelopen, betrapte ik mezelf er ditmaal geen enkele keer op dat we – door mijn toedoen – de verkeerde kant op renden. De reis verliep een stuk gemakkelijker, ondanks dat we beide voor alsnog niet veel hadden om over te praten. Er was simpelweg te veel om over na te denken.

Mijn hart sloeg haast een slag over toen we weer buiten het bos stonden, mijn grijze ogen staarden verbijsterd naar de puinhoop die ooit gezien zou zijn geweest als een stad. Hoelang waren we weggeweest? Minder dan een dag? En in die tijd, leek de stad al compleet uitgestorven te zijn. Ik huiverde toen mijn blik bleef hangen bij de lichamen die door de straat lagen. Er lagen plasjes bloed op de straattegels, er zaten bloedvegen op de ramen van de winkels. Langzaam begon ik weer te lopen, mijn hart klopte in mijn keel. Wat als die schimmen hier nog zaten? Wat moesten we dan in hemelsnaam doen? Vechten konden we, voor zover ik wist, allebei niet. En na gister wist ik niet of Ethan in staat zou zijn om te vluchten. Ik zou hem waarschijnlijk niet op mijn rug kunnen dragen en tegelijk vluchten, maar hem achterlaten was ook geen optie.
Ik schudde mistroostig mijn hoofd. Misschien zou het überhaupt niet gebeuren, misschien dat we gewoon hier gewoon veilig weg konden komen. Met Ethan vlak naast me, slenterde ik door de verlaten straten. De ramen van een aantal winkels waren ingeslagen, vuilnisbakken waren omvergeworpen. Bij de meeste huizen stond de voordeur nog wagenwijd open, of was de deur ingebroken. Aan de rand van de straat lagen stukjes glas, soms gecombineerd met bloed. Ik keek omhoog. Er hingen donkere wolken in de lucht en zoals het er nu uitzag zou het binnen enkele ogenblikken gaan regelen. Ik wierp mijn blik op de hogere gebouwen. Ik trok mijn wenkbrauwen op toen ik iemand half uit het raam zag hangen, het lichaam steunde met zijn buik op de rand van het raam en leek niet meer de bewegen. De enige bewegingen die het lichaam maakte, leek afkomstig te zijn van de wind. Ik kon me niet bedenken wat daar in vredesnaam was gebeurd, eigenlijk hoefde ik het ook helemaal niet te weten.

“Angie. Is Hershel’s boerderij niet de andere kant op?” Klonk de twijfelende stem van Ethan naast me. Ik keek hem even aan, een glimlach vormde mijn lippen, en knikte. “Ja klopt, maar ik heb geen flauw idee hoelang we erover doen om daar te komen – lopend. Dus ik dacht dat het verstandig zou zijn om eerst even langs ons huis te gaan, kijken of het daar veilig is en of er nog genoeg spullen liggen.”
“Hoezo zouden er niet genoeg spullen meer liggen?” Ik grinnikte even zacht om zijn fronsende gezichtsuitdrukking. “Op tv beroven mensen in dit soort situaties altijd huizen, dus misschien..” respondeerde ik, terwijl ik mijn schouders ophaalde.

Een verraste uitdrukking lag in mijn ogen, toen we eenmaal in de voortuin van ons –vroegere thuis – stonden. Mijn oude, verroeste fiets lag niet meer in het gras, de ketting die er af was gevallen was ook weg . Vast meegenomen door iemand die wel genoeg verstand heeft van fietsen, om de ketting er weer op te kunnen zetten. De deur zat nog dicht, wat – waarschijnlijk – betekende dat niemand had ingebroken. Of deze moest de deur weer hebben gesloten. Ik probeerde de deur te openen, in de hoop dat hij niet helemaal in het slot was gevallen. Een reservesleutel hadden we niet. En waar mijn eigen sleutel was, dat wist ik niet. “Jij hebt zeker ook geen sleutel bij je?” Vroeg ik aan de jongen achter me, die zijn hoofd ter response schudde. “Verdomme,” mompelde ik zacht. Ik pakte een baksteen van het stapeltje dat naast de deur stond. Het stapeltje stond er al jaren, onze vader had er ooit iets mee willen doen. Maar dat was er nooit van gekomen. Ondanks dat ik wist dat het waarschijnlijk teveel geluid zou veroorzaken, bracht ik mijn arm na achter om met zoveel mogelijk kracht het smalle raam in de deur door te slaan. Het rinkelende geluid van glas op de tegels klonk ontzettend luid in de stille straat. Met de steen sloeg ik de paar kleine punten glas, die vast waren blijven zitten aan de rand, kapot.
Toen er uiteindelijk een veilige doorgang was ontstaan, gooide ik de baksteen neer op het gras. Ik hield mijn adem in, terwijl ik me door de smalle doorgang wurmde. Ik gebaarde Ethan me te volgen. Uiterst geconcentreerd op mijn zintuigen, liep ik stapje voor stapje verder door de gang. Mijn ogen keken de omgeving alert langs. Ik was me bewust van elk klein geluidje in het huis, dat gelukkig niet meer was dan het zachte geluid van mijn eigen voetstappen en die van Ethan en het geluid van de wind die langs de ramen raasde. Mijn hart klopte zo hard, dat ik het gevoel had dat als er iemand was in dit huis – mits diegene het brekende raam niet had gehoord – hij mijn hartslag van meters verderop zou kunnen horen. Ik dwong mezelf kalm te blijven, aan panikeren hadden we op dit moment niets.
De woonkamerdeur stond nog altijd open. Een korte blik naar binnen, was genoeg om me misselijk te maken. Mijn lichaam trilde opnieuw en ik wist niet of mijn benen mijn gewicht nog veel langer zou kunnen dragen. Ik keek over mijn schouder naar mijn broertje en wist dat hij precies hetzelfde voelen. Ik pakte zijn koude hand vast en trok hem mee de keuken in. “Kan jij twee kaarsen voor me pakken?” Vroeg ik Ethan, zonder verder iets uit te leggen. Zelf begon ik in de lades te zoeken naar een luciferdoosje of een aansteker. Het duurde niet lang voor ik het kleine doosje gevonden had. Ik keek op naar Ethan, die onderhand twee kleine kaarsjes in zijn hand droeg. Met het luciferdoosje tegen mijn handpalm gedrukt kwam ik overeind. Bijna geruisloos en vol tegenzin liep ik weer terug naar de woonkamer. “We.. we hebben geen tijd om ze te begraven, dus ik dacht dat we toch iets moesten doen om ze te herdenken,” verklaarde ik stamelend, mijn stem had een zachte toon aangenomen. De brunette knikte me enkel toe, opnieuw zag ik geen enkele emotie in zijn ogen. Ik beet op mijn onderlip en liep verder de woonkamer in.
In de eerste instantie wilde ik mijn ogen strak dichtknijpen, om niets meer te hoeven zien. Om niet naar de lijken van mijn ouders te hoeven kijken. Maar op de één of andere manier slaagde ik erin mijn grijze ogen open te houden, terwijl ik neerknielde bij het lichaam van mijn vader. Ik probeerde te vechten tegen de tranen die opwelden in mijn ogen, toen ik zijn ijskoude hand aanraakte. Ik bestudeerde zijn gezicht voor enkele seconden, de tranen stroomden langzaam over mijn wangen. Hij zag er zo anders uit, dan toen hij nog zijn “levendige” zelf was. Hij was nu onnatuurlijk bleek, zijn wangen waren ingevallen en hij had wallen onder zijn ogen. Ik gebaarde Ethan dat hij naast me moest komen zitten. “We moeten afscheid van ze nemen..” Ik stak de lucifer aan, terwijl Ethan het kaarsje boven het hoofd van mijn vader neerzette. Voorzichtig bracht ik het brandende stokje naar het kaarsje, zodat ook deze zou gaan branden. Beiden zwegen we, voor wat ik dacht dat een minuut was.
Ik kwam overeind om neer te kunnen knielen bij het lichaam van mijn moeder, niet dat daar veel van over was. Een huivering schoot door mijn lichaam toen ik haar afgetakelde lijk in me opnam. Waarom ze alleen haar zo erg aan hadden gevallen en niet mijn vader, begreep ik niet en ik wilde het ook niet begrijpen. Ik streek met mijn hand even langs haar ijskoude wang, om met mijn andere hand opnieuw een lucifer uit het doosje te halen. Ethan was zwijgend naast me komen zitten en zette het overgebleven kaarsje naast de hand van onze moeder neer. Ik stak het kaarsje aan en weer zwegen we voor ongeveer een minuut.

“Ehm. Ang?” Ik schrok op van Ethan’s stem. “Lag papa daar niet net?” Ik keek de jongen fronsend aan, alvorens zijn blik te volgen. Mijn ogen verwijdden toen de plek, waar eerder het lichaam van onze vader gelegen had, inderdaad leeg was. Ik draaide me weer terug naar het lichaam van onze moeder, of althans ik dacht dat ik me daarna terugdraaide, maar ook die plek was plotseling leeg. Angstig keek ik om me heen, mijn hart klopte zo hard dat ik even vreesde dat hij mijn borstkas uit zou vliegen. Ik slaakte een zachte gil toen ik twee silhouetten in de deuropening zag staan. Ik wist voor alsnog niet wat voor wezens de schimmen waren, maar het begon wel steeds duidelijker te worden. “Z-zijn dat mam en pap?” Fluisterde ik met trillende stem naar Ethan. De schimmen kwamen op ons af en ik had geen flauw idee wat ik moest doen.
“Ethan, rennen!” Klonk mijn stem als in een automatisme, ondanks dat ik wist dat het nergens op sloeg. Er was nergens om naar toe te rennen. Onze woonkamer was echter ruim, dus we zouden willekeurig rondjes kunnen rennen. Maar ik had vaag het idee dat dit niet zou werken, als je vlucht voor wezens die konden vliegen. En die het huis net zo goed kenden als jij, ervan uitgaande dat de schimmen zich dat nog zouden kunnen herinneren. Ik deed een poging te vluchten, maar stond uiteindelijk vast in een hoek van de kamer. Ik wist niet hoe het vinden van een vluchtroute Ethan verging, ik wist enkel dat ik geen enkele kans maakte. Ik drukte mijn rug tegen de muur aan, zo ver mogelijk vandaan bij de schim die me steeds wat meer naderde. Ik had het verschil in bouw van de twee schimmen al gezien toen ze de deuropening hadden geblokkeerd en ik was er vrij zeker van geworden dat de schim die mij nu naderde mijn dode vader was. Ik zocht om me heen naar iets dat ik kon gebruiken als wapen, maar iets beters dan een boek kon ik niet vinden. Ik kreeg echter niet de kans om het boek naar hem te gooien. Voordat ik ook maar mijn arm naar achter had gebracht, viel de schim langzaam neer op de grond. Een pijl stak door de plek, waar – bij een mens – gewoonlijk het hart zou zitten. Ik krabbelde onhandig overeind, ik had niet eens doorgehad dat ik mezelf had laten neerzakken op de grond. Ik wierp een snelle blik op mijn broertje, die er – op het feit dat hij minstens zo erg trilde als ik na – niet ongezond uitzag.
“Zijn jullie gebeten?” Ik keek op bij het horen van de luide, lage stem. Mijn ogen ontmoette de blik van een onbekende man. Het was een lange, breedgeschouderde en gespierde man. Hij had levendige groene ogen en kort rossig haar. Ik fronste toen ik opmerkte dat hij zijn kruisboog op mij gericht had. Ik stak beide armen een stukje de lucht in, ten teken van onschuld. “N-nee,” stamelde ik zacht, waarna ik vragend mijn blik op Ethan wierp. De jongen schudde vlug zijn hoofd, zonder iets te zeggen. “Mooi. Er zijn vandaag wel genoeg mensen gedood.”

“Ik ben Owen Hale,” stelde de man zich na enkele seconden aan stilte voor. “Ik ben Angie Bennet.” Ik aarzelde even en deed toen een paar stappen naar voren, om de man de hand te kunnen schudden. “En dit is mijn broertje Ethan.” Ik draaide me om, zodat ik de jongen met zijn warrige bruine haar aan kon kijken. Ik zuchtte bij het zien van zijn ietwat geschokte uitdrukking. Hij was pas 11 en ik kon me niet voorstellen hoe zwaar hij het moest hebben, in een situatie als deze. “Hoe ben je hier binnengekomen?” De man glimlachte even schuin. “De ruit in de voordeur was ingeslagen, met een beetje moeite kom je daar wel doorheen.” Ah. Het was dus wel echt zoals op televisie, waarin mensen andermans huizen binnenvielen voor hun eigen welzijn. Ik nam in ieder geval aan, dat de man daarom ons huis binnen was gekomen.
“Hebben jullie iets van een plan? Familie waar jullie terecht kunnen?” Ik haalde mijn schouders op. “We wilden eigenlijk verder reizen naar de boerderij van onze oom, om te kijken of hij ons onderdak kan bieden.”
“Welke oom zou in vredesnaam zijn nichtje en neefje niet willen helpen?” Verrast keek ik opzij toen Ethan zag grinnikend naast me kwam staan. “Die van ons,” merkte hij grijnzend op. De eerder geschokte uitdrukking op zijn gezicht leek compleet verdwenen. “Ik wilde zelf eigen ook verder reizen naar het platteland en ik heb buiten een auto staan, dus als jullie mee willen reizen..”

Oké, ik weet dat het niet verstandig is om bij vreemdelingen in de auto te stappen. Maar in zo’n situatie, kan het toch al niet veel erger. En Owen had ons niettemin gered, een klein beetje vertrouwen kon geen kwaad. Ik zat naast Ethan op de achterbank van de ruime, zwarte pick-up. Mijn blik was op de voorbijrazende omgeving buiten gericht. “Dus..” begon de man voorin de auto. “Waarom zou die oom van jullie zijn familie niet willen helpen?” Ik glimlachte en wisselde even een blik uit met Ethan, alvorens te antwoorden. “Het is een goede man, maar hij is soms een beetje.. apart. Hij lag nooit zo goed met onze vader. Alles is eigenlijk alleen nog maar erger geworden sinds zijn vrouw overleed. Toen kreeg hij opeens de volledige verantwoordelijkheid over zijn boerderij en twee kinderen, waarvan er één niet in staat is te praten. Hij begon zich af te zonderen. We hebben hem ook al lang niet meer gezien..”
“Maar, als hij ons niet wilt helpen. Haalt onze neef hem vast wel over te helpen,” voegde Ethan aan mijn verhaal toe.  

“Waar heb je eigenlijk om leren gaan met een kruisboog?” Vroeg ik na enkele minuten, met een nieuwsgierige toon in mijn stem. Ik kende vrijwel geen mensen die met een kruisboog om konden gaan, eigenlijk kende ik er ook geen die met een geweer of pistool om konden gaan maar alsnog. “Mijn vader heeft het me vroeger geleerd en ik ben sindsdien nooit gestopt met oefenen. Ik heb hem zelfs een aantal keer gebruikt in Irak – ik ben een militair – omdat het qua geluid een stuk zachter is dan die van een geweer. En dan komt goed van pas, als je niet opgemerkt wilt worden.”  Ik knikte langzaam, een glimlach lag rond mijn lippen. Vroeger was ik er ook altijd van overtuigd dat ik het leger in wilde. Ik was als kind, nogal apart. Ik wilde vroeger geen prinses worden, zoals al mijn vrienden (en gek genoeg ook een vriend) maar militair.
“Wat bedoelde je eigenlijk toen je vroeg of we gebeten waren?” Ik hoorde Owen zacht zuchten. “De regering heeft de bevolking – buiten de militairen om – zeker nog niet ingelicht over wat er precies aan de hand is?” Ik schudde mijn hoofd. “Wij weten ook nog niet precies wat het zijn voor wezens die hier ronddwalen, het enige wat we weten is dat hun beet dodelijk is.”
De rest van de reis werd er vrij weinig gesproken, af en toe moest ik aanwijzingen geven over de route naar Hershel’s boerderij. De rest van de tijd staarde ik vooral uit het raam. Af en toe kon ik vaag schimmen zien in de verte, of ik was gewoon van de angst paranoïde geworden en er waren eigenlijk geen schimmen. Langzaam maar zeker werd de lucht ook steeds donkerder. Ik kon nog net de cijfers zien op de kleine klok voorin de auto. Het was net iets over zevenen, terwijl ik zou hebben gezegd dat het al negen uur – of misschien zelfs later – was. Het was bizar hoe snel je de inzicht over tijd kon verliezen.

Ik sprong uit de auto, toen deze eindelijk tot stilstand kwam. Het was zo lang geleden dat ik voor het laatst bij Hershel was, maar toch was de boerderij geen ene spat veranderd. De lichten binnen het hoofdgebouw waren aan, vanuit de stallen was het geluid van een aantal hinnikende paarden te horen. Uit mijn herinneringen kon ik nog opmaken dat de andere stallen, waar het in tegenstelling tot de paardenstal wel verbazingwekkend stil was, behoorden tot de koeien. Ik zag de deur van het grootste gebouw, waar de familie woonde, opengaan. Ook het silhouet van de lange, slungelige man kon ik me nog ontzettend goed herinneren. Ik besefte me hoe erg de tijden binnen die twee dagen veranderd waren, toen zelf mijn oude, slungelige boerenoom een geweer naast zich droeg zodra hij naar buiten kwam om te kijken wie er op zijn erf stond. “Hershel?”

5Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} wo nov 05, 2014 6:43 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 3
S U R V I V A L
S K I L L S



“Angel, Ethan?” Ik zag Hershel even een verraste blik werpen op de man achter ons. “Angie,” verbeterde Ethan en ik hem in koor. We keken elkaar even schuin grijnzend aan. “En dit is..-” De oudere man kapte met een simpel handgebaar mijn zin af. “Wij kennen elkaar,” klonk Hershel’s stem. “Oude vrienden,” werd er na enkele seconden door Owen – achter ons – aan toegevoegd. Hershel gebaarde ons naar binnen te komen. Zelfs de inrichting van het huis was helemaal niet veranderd, ondanks dat we er beide al in geen jaren waren geweest. Ik nam plaats aan één van de donkere stoelen aan de lange keukentafel. Ik kon me nog herinneren hoe we hier vroeger wel eens Kerst vierden, met de hele familie. Maar dat was nog voor Macie’s dood, daarna begon het contact dat we hadden met de rest van de familie een beetje af te zwakken. Ethan kwam naast me zitten, hij leek alweer iets meer op zijn gemak. “Ik neem aan dat jullie hier even willen blijven? We hebben nog twee logeerkamers, dus als jullie,” hij richtte zich tot mij en Ethan, “het niet erg vinden een kamer te delen..” Ik glimlachte en knikte. “Ik vind het prima.”
Het bleef even stil. “Ik ehm.. ga wel alvast naar boven, het lijkt me dat jullie genoeg hebben om over bij te praten,” sprak Owen, terwijl hij overeind kwam en zich richting de deur begaf. Nogmaals bleef het even stil, totdat de deur naar het trappenstelsel gesloten was. “Wat is er met jullie gebeurd?” Ik wist vrijwel zeker dat hij doelde op het feit dat we alleen waren. Zonder ouders, opgevangen door iemand die we niet kenden. “Gister,” begon ik – toen ik doorkreeg dat Ethan het verhaal niet zou gaan vertellen. “Werd ons huis binnengevallen door die schimmen, of wat het ook mogen zijn,” ik ging er voor het gemak maar vanuit dat de oudere man dat ook had meegekregen, immers kon dat haast niet anders, “wij waren beide nog niet thuis toen het huis werd binnengevallen, maar pap en mam wel. Ze zijn ehm..” Bij de laatste zin, haakte ik mijn zin aarzelend af. Na een paar seconden voegde ik er toch aan toe: “Ze hebben het niet overleefd.” Ik sloeg mijn ogen neer naar de houten tafel, een zachte zucht volgde. “De hele stad zat vol met die wezens, dus zijn we het bos in gevlucht. Toen we de volgende dag weer terugkwamen, hadden we al het plan om hier heen te komen. We wilden nog even afscheid nemen van mam en pap, maar toen verdwenen hun lichamen opeens en werden we aangevallen door twee van die schimmen. Owen heeft ons gered.”
“Hoe gaat het met December? En waar is Shawn?” Doordat ik – en Ethan overigens ook – al zo’n tijd niet meer op de boerderij was geweest, had ik mijn oudere nicht – December – in eeuwen al niet meer gezien. Shawn was af en toe nog wel langsgekomen, maar voor December lag dat nou eenmaal wat lastiger. “Met December gaat het nog steeds zo als vroeger. Ze komt amper haar kamer uit, er is geen enige emotie op haar gezicht te zien. Ik weet niet of ze überhaupt iets meekrijgt van alles wat er om haar heen gebeurd.” De man haalde zijn smalle schouders op. “Ik heb geen enkel idee wat ik met haar aan moet.. En Shawn..” De man zuchtte diep. “Die heeft de eerste dag ook niet overleefd.” Ik beet op de binnenkant van mijn lip De datum van gisteren was wel echt een geluksdag voor de familie, eerst Macie, daarna pap en mam en nu blijkbaar dus ook Shawn. De boerderij werd gisteravond ook aangevallen, waarschijnlijk waren er niet meer genoeg mensen over in de stad. Het was nog dat we een aantal andere mensen hier onderbrachten, mensen uit een andere stad waar die wezens een dag eerder zijn binnengevallen, anders had de boerderij niet eens meer overeind gestaan.” Ik keek hem met een schuin hoofd aan. “Andere mensen? En welke stad? Waarom hebben we dan niet al eerder van de aanval te horen gekregen?” Ik besefte me ook wel dat het misschien handiger was om één vraag per keer te stellen, maar dat kon me niet zoveel schelen. “Een gezin uit Florida, met een zoontje. En een man die zorgde voor een klein meisje, die haar ouders ook al was kwijtgeraakt. Ze zijn vanochtend weer vertrokken, kwamen uit Atlanta als ik het goed heb onthouden. De regering wilde de aanval nog stil houden, om geen paniek te veroorzaken in de andere steden. Daarom is het niet op het nieuws geweest,” verklaarde hij.
“Jullie kunnen hier wel even blijven. Maar gezien de situatie denk ik dat dit niet veel langer zal kunnen zijn dan een week, gezien December’s situatie en wat er gebeurd is met Shawn..” Ik onderdrukte een zucht en ontweek Hershel’s blik, om mijn teleurstelling niet te laten merken. Ik had al verwacht dat het ongeveer zo zou gaan. Door een bepaalde “situatie” die eigenlijk helemaal niets met die van ons te maken had, konden we niet langer blijven dan ongeveer een week. Maar ik kon het niet in me opbrengen er tegen te protesteren. Ik wist hoe Hershel zich soms kon gedragen en daar was deze situatie geen uitzondering van. Plus dat de dood van Shawn voor mij al hard aankwam, ik kon me niet voorstellen hoe het moest zijn voor de man – die een aantal jaar terug ook zijn vrouw al had verloren in een brand. “Dat is.. dat is prima.” Ik keek even opzij naar mijn broertje, die me ongelovig aanstaarde. Hij wist ook wel dat ik het niet prima vond, maar wat moest ik anders? Ik haalde haast onmerkbaar mijn schouders op, zodat ik zeker wist dat alleen Ethan het kon zien. “Weten jullie de logeerkamer te vinden boven? Die met de twee bedden? Het lijkt me dat jullie een lange dag hebben gehad, dus is het verstandig als jullie alvast naar boven gaan.” Ik knikte en wist een kleine glimlach rond mijn lippen te toveren, waarna ik overeind kwam. Ik liep met lange passen naar de deur, gevolgd door Ethan – die ook overeind was gekomen. Ik deed de deur open, voordat ik de gang opliep draaide ik me nog even om. “Dank je, Hershel, voor dat we hier even mogen blijven.”

“Is die man nou helemaal gek geworden? Dat we hier niet eens langer dan een week mogen blijven?” klonk Ethan’s geïrriteerde stem, toen we eenmaal in de logeerkamer stonden. “Trek het je niet zo aan. Hij heeft vast zijn redenen,” probeerde ik hem te sussen. “En hij heeft het vast zwaar met Shawn’s dood en met December’s “depressie”, om het zo maar even te noemen.” Ik nam plaats op de rand van het bed waar ik mijn rugzak op had gegooid, de bruinharige jongen kwam zacht mopperend naast me zitten. “Het is gewoon oneerlijk. Het leven is oneerlijk. Waarom moeten wij het altijd zijn die terecht komen in zulk soort situaties?” Ik haalde mijn schouders op, waarna ik een geruststellende arm om zijn schouders heen legde. “Wij zijn gewoon te leuk om een perfect leven te leiden, of om een.. normaal leven te leiden.” Ik zag dat mijn woorden een zachte glimlach op zijn gelaat tevoorschijn bracht. “En we gaan deze week zoveel mogelijk doen om onszelf voor te bereiden op de wereld hierbuiten, zodra we weer weg moeten. Dan kunnen we net zo badass zijn als die mensen op tv, okay?” Hij knikte, nog altijd glimlachend. “Ik ga slapen,” verzuchtte ik, terwijl ik mijn arm van zijn schouders afhaalde. “Zo’n dag stelt je energie wel op de proef.”

Ik wierp nog even een blik op Ethan, die met zijn blik gericht op het plafond zwijgend op zijn bed lag, alvorens het lichtknopje in te drukken. Duister vulde plotseling de ruimte en het duurde even voordat mijn lichtgrijze ogen gewend waren aan het donker. Toen ik zo ongeveer mijn bed kon onderscheiden van alles eromheen, kwam ik in beweging. Ik liet me zakken op de rand van het bed en wreef even in mijn ogen. Ik ging met mijn rug naar onder gedraaid, op het verbazingwekkend zachte bed liggen. Een klein gevoel van nostalgie nam mijn emoties over. Dit was vroeger ook altijd de kamer die Ethan en ik deelde, als we bij Hershel en Hertha – onze (overleden) tante – logeerden. Ik glimlachte, ondanks dat ik daar eigenlijk geen reden voor had. Alles voelde hier zo ontspannen, zo rustig. Na die twee dagen – die nog geen eens volledige dagen waren – was ik de “gewone” wereld voor mijn gevoel alweer zo snel ontwend. Het voelde haast alsof de rust in het huis er niet hoorde te zijn. En ergens was dat misschien ook wel zo, immers heerste er buiten de boerderij een onmenselijke onrust. Nog steeds lagen er overal op straat lijken en bloed. Dat was een beeld dat ik nooit meer uit mijn hoofd zal krijgen, ook als ik de hele toestand zou overleven. Hoelang zou deze “Apocalyps” duren? Maanden? Jaren? Of zou de overheid binnen enkele weken al een oplossing hebben? Zouden er wetenschappers zijn die een soort magisch middeltje kunnen ontwikkelen, om ons uit deze situatie te krijgen? Of zouden we hier voor eeuwig in vast blijven zitten? Als een soort laboratoriummuis die vast zit in een kooi? Wetende wat hem te wachten staat, wat zijn lot is, maar niet kunnen ontsnappen? Zal dit het einde worden van de mensheid? Zullen we net als de dinosauriërs uitsterven? Zullen nieuwe wezens later op ons terugkijken, net zoals wij dat doen met de geschiedenis? Misschien dat we wel gewoon vervagen, dat niemand ooit nog aan ons terug zal denken. Of dat ze ons zullen zien als “de wezens die de aarde hebben vernietigd” door het broeikaseffect. Er zijn zoveel mogelijkheden. Zoveel. En nooit zullen we weten wat de toekomst voor ons in petto heeft, op de dood na. Best deprimerend eigenlijk, het besef dat het enige is dat we van onze toekomst weten de dood is. Dat is het enige dat echt vast staat. Gemaakte afspraken kunnen om een reden verplaatst worden, we kunnen bepaalde dingen uit het niets overslaan. Maar de dood, die staat vast. Want geen enkel mens is onsterfelijk. Behalve misschien als we hem meedragen in ons hart en dit overdragen van generatie op generatie. Misschien is een persoon wel onsterfelijk, als hij voor eeuwig zal worden herdacht.
Het duurde even voordat ik de slaap kon vatten. Mijn gedachten schoten van her naar der en weer terug. Er was zo ongelooflijk veel gebeurd in zo’n korte tijd, dat ik mijn gedachten niet op een rijtje kon krijgen. Maar uiteindelijk, viel ik toch langzaam in slaap.

“Houd je armen voor je uit, maar je schouders moeten ontspannen blijven. Span je spieren niet al teveel aan.” Het pistool in mijn handen voelde verbazingwekkend zwaar aan, ik had verwacht dat die dingen een stuk lichter zouden zijn. Ik wierp even een korte blik op Owen. De man had vanochtend aangeboden me het één en ander te leren, van wat hij had geleerd in zijn tijden in het leger. Om ons een zo goed mogelijke kans op overleven te bieden, als we er over een week alleen voor stonden. Eigenlijk was het misschien het verstandigst geweest om het ook aan Ethan bij te brengen, maar dat kon ik niet in me opbrengen. Dat joch was pas 11, op die leeftijd hoorde je nog niet te weten hoe je om moest gaan met een pistool. “En houd, vlak voordat je schiet, je adem even in, dat zorgt ervoor dat je gerichter schiet.” Hij gebaarde dat ik een poging moest doen het blikje, dat we enkele meters verder op een krat hadden neergezet, omver te schieten. Ik probeerde zijn instructies zo goed als mogelijk op te volgen. Ik hield mijn armen een stuk voor me uit en probeerde mijn schouders te ontspannen. Toen ik eenmaal klaarstond, hield ik mijn adem in alvorens te schieten.
“Iets meer naar rechts,” klonk Owen’s aanwijzing, toen de kogel langs het blikje heen schoot en uit het oog verdween. Ik maakte een kleine knikbeweging met mijn hoofd, die amper zichtbaar was. En ging weer klaar staan, mijn armen recht naar voren en met ontspannen schouders – ditmaal richtte ik iets meer naar rechts. Opnieuw hield ik even mijn adem enkele seconden in, waarna ik schoot. Deze keer raakte de kogel het blikje wel, ondanks dat het niet veel scheelde. “Dat is al beter.” Ik glimlachte. Hoewel het maar een blikje was, dat ik maar net aan had geraakt, voelde ik me toch wel een beetje trots.

“Dat kan sneller, Angie.” Ik zuchtte geïrriteerd, maar rende toch stug verder. Vanaf onze tweede ‘echte’ dag bij Hershel, hadden we besloten ook meer te gaan werken aan mijn conditie. Ethan had overigens – eigenwijs als hij was – volgehouden dat hij ook de dingen wilde leren die ik op dit moment leerde. Waardoor de jongen nu meters voor mij uit rende. Ik wist dat het goed zat met mijn conditie, moeite met rennen heb ik nooit gehad en ik was ook redelijk snel. Echter, had ik geen flauw idee hoe die jongen het voor elkaar kreeg zoveel sneller en langer te kunnen rennen. Als ik er zo over nadacht, besefte ik me dat Ethan die eigenwijsheid vermoedelijk van mij had overgenomen. En die eigenwijsheid had ik dan weer overgenomen van Macie. Een kleine glimlach vormde mijn lippen, hoe had die jongen het eigenlijk zover gekregen dat ik er in toegestemd had dat hij ook met wapens om zou leren gaan? Ergens was het natuurlijk een stuk praktischer, als we beide wisten hoe we onszelf konden verdedigen. Maar ik was alsnog van mening dat hij er te jong voor was. Hoe hij dat uit mijn hoofd heeft weten te krijgen, dat was nog maar de vraag. “Als je niet doorloopt, haalt die kleine je straks nog in,” klonk Owen’s stem nogmaals. Ik grinnikte even en versnelde mijn pas. Met lange, snelle passen baande ik me nu een weg over het veld dat we uitgezet hadden achter de boerderij. In één van de weides die niet langer meer in gebruik was.
En ook die middag, nadat we beide waren bijgekomen van de conditietraining, gingen we weer verder met het schieten. Op de kleine aanwijzingen als ‘focus je wat meer’ of ‘iets meer naar onder richten’ na, had ik eigenlijk geen hulp nodig. Dus richtte Owen zich voornamelijk op Ethan, die de uitleg, die ik gister had gekregen, nog moest krijgen. “Probeer eens te variëren met de afstanden Angie, je zal je doelwit ook van dichterbij of verder weg moeten kunnen raken.”

Vermoeid liet ik me neerzakken op de oude bank in de woonkamer. Het was pas de avond van onze derde dag op de boerderij en ik was al doodop. Ondanks dat we ongelooflijk vooruit waren gegaan met onze vaardigheden, had ik toch geen flauw idee hoe ik dat dan ooit moest gaan redden als we er alleen voor stonden. Dan zou het grootste deel van de dagen bestaan uit rondrennen en vechten, waarschijnlijk. En dan zouden we ook nog met een ontzettend beperkte hoeveelheid aan eten en drinken zitten, dat was toch wel iets anders nu we nog onder een dak leefden. Onder een echt dak, dus niet het houten dak van een boomhut. Ik kon nog steeds niet helemaal begrijpen waarom we niet op de boerderij mochten blijven, maar daar zou Hershel zijn redenen vast wel voor hebben.. Zin om te protesteren had ik toch niet echt, zo ging dat nou eenmaal in onze familie. We onderbouwden onze keuzes niet, we hoefden ons nooit te verklaren aan de rest van de familie. Zo ging het nou eenmaal en dat zou waarschijnlijk ook niet veranderen, al helemaal nu we elkaar misschien nooit meer zouden zien door de inval van die schimmen. Ik trok mijn benen op tot mijn kin, mijn blik stond gericht op Hershel – die bezig was met het aan de praat krijgen van de radio. Gisteren was het eerste radiobericht sinds het begin van de ‘Apocalyps’ binnengekomen en iedereen wachtte in spanning af of er ook vandaag weer iets gesproken zou worden op de radio, die de rest van de dag angstwekkend stil was gebleven. Ik keek verrast en opgelucht op, toen er een stem klonk uit het ouderwetse apparaat. Hershel zette de radio wat harder en ging op één van de stoelen zitten.

“Onze wetenschappers zijn sinds de inval in Atlanta bezig met het onderzoek naar de wezens die onderhand over de hele wereld rondlopen. Ze zijn met de benaming “Kissers” gekomen voor de schimmen. Het blijken wezens te zijn zonder een echte ziel, hun lichaam functioneert echter nog ongeveer hetzelfde als dat van een gewoon mens. Ze bloeden nog steeds en hebben – zoals onderzocht – een hart. Dit hart is de enige manier om een Kisser te doden, als je ze verwondt op een andere plek zullen ze niet sterven. Hun ogen moet je vermijden, ze kunnen er niet mee zien maar als je er recht in kijkt kom je terecht in een soort trance. Ook, is gebleken dat iedereen geïnfecteerd is. Iedereen die sterft zal veranderen in een Kisser. De beet van een Kisser is dodelijk, maar een beet op je onderlip is waarschijnlijk de enige manier om te sterven zonder te veranderen in een Kisser. Wetenschappers zijn hier op het moment nog mee bezig, de uitslag van dit onderzoek komt waarschijnlijk over twee dagen. Hopelijk. Stay safe folks’, we hopen morgen jullie weer meer informatie te kunnen bieden.”

Het was alweer de vierde dag op de boerderij, we zouden hier nog twee dagen mogen blijven en dan stonden we er echt alleen voor. Samen met Ethan en Owen zat ik om de lange eettafel. Een kussen lag tussen mij en Owen op de tafel. “Dit wordt een beetje improviseren, normaal leer je hoe je moet hechten op een pop,” verklaarde de man met het rossige haar, terwijl hij een lange lijn sneed in het kussen. “Je moet een wond altijd eerst desinfecteren, anders heeft het hechten ook geen nut meer. En een geïnfecteerde wond kan dodelijk zijn,” vervolgde hij zijn uitleg, terwijl hij met zijn hand reikte naar het draad. Ik volgde zijn bewegingen, toen hij het draad door het oog van de naald stak. “Bij een langwerpige wond zoals deze zou zijn,” hij gebaarde naar het kussen, “kan je het beste kleine steekjes maken, die dwars op de wondranden staan. Als je dit zo blijft herhalen,” hij deed de bewegingen voor terwijl hij uitlegde, “zullen de randen weer aan elkaar vast komen te zitten.” Owen schoof het kussen door naar mij. “Hershel laat me slechts één kussen vernietigen, dus je moet maar even een snee maken in de andere kant. Of boven het voorbeeld, dat kan ook.” Ik knikte en pakte het mesje van de tafel af, tegelijk draaide ik het kussen met mijn andere hand om. “Als je klaar bent met hechten, moet je er een pleister op plakken of er verband om doen.” Ik maakte een snee in het kussen, om vervolgens – na meerdere pogingen – het draad door de naald te krijgen. “Het ligt een beetje aan de grote van de wond hoelang de hechting erin moet blijven, meestal zit het tussen de vijf en tien dagen in. Als de wond gaat irriteren of ontsteken, moet je de hechting er eerder uithalen.” Even zocht ik de blik op van de man, alvorens me weer op mijn werk te concentreren. Met kleine steekjes, zoals ik hem ook had zien doen, begon ik te hechten. “Ziet er goed uit,” merkte hij met een glimlach op. “Let er alleen wel op dat het een stuk lastiger is zodra je het bij jezelf – of een ander – moet doen, zonder verdoving.”

En zo, ging ook de laatste dag in. Op de radio was niets meer te horen geweest, wat een onrustige sfeer met zich meebracht. Het was onvoorstelbaar dat iets simpels als de radio, die dagelijks een enorme rol speelde in het leven van duizenden mensen, opeens wegviel en zoveel onrust veroorzaakte. Met een snelle pas rende ik door de weide, achter mijn broertje aan. Het viel me op hoeveel we waren veranderd in deze week. Niet alleen door de nieuwe vaardigheden die we onder de knie hadden gekregen, maar ook door de veranderingen in ons karakter. Het leek alsof we in één week ‘legertraining’, zoals we het onderhand noemden, een stuk harder van karakter waren geworden. Het voelde haast alsof ik in één week meer was opgegroeid, dan ik in mijn hele leven had gedaan. “Zo is het wel goed, kom even op adem en doe wat rekoefeningen. Dan zie ik jullie over een kwartier wel weer bij onze ‘schietbaan’, oké?”
Langzaam liepen we naast elkaar, zwijgend, naar de geïmproviseerde schietbaan die we hadden opgebouwd. Eigenlijk bestond het uit niets meer dan twee kratten naast elkaar met wat blikjes en flessen erop, maar het was goed genoeg. Zeker voor een wereld waarin binnen een week alles geïmproviseerd verliep. Zelfs het oefenen van hechten. Ik schonk Owen even een kleine, dankbare glimlach. Echt de kans om hem te bedanken voor de trainingen had ik nog niet gekregen, we waren elke dag aan één stuk door bezig geweest en ’s avonds was ik zo vermoeid dat ik het altijd weer vergat. Ik haalde het pistool los van mijn riem, sinds we ze hadden gekregen droegen we die dingen ook eigenlijk altijd bij ons. Wat best verstandig klonk, aangezien we ze uiteindelijk ook altijd bij ons zouden moeten dragen. Het klaarstaan en ontgrendelen van het wapen ging onderhand al een stuk gemakkelijker, veel moeite hadden we er beide niet langer meer mee. Het enige probleem waar ik soms nog last van had, was het gewicht van het pistool. Veel armspieren had ik eigenlijk niet, hoewel ze wel al wat meer op begonnen te komen. Vrijwel foutloos schoot ik de blikjes en fles van het krat dat recht voor mij stond, Ethan deed hetzelfde met de rest van de blikjes. Owen zette een paar nieuwe blikjes neer op de kratten, zodat we nog wat meer konden oefenen. En zo bleef het geluid van de schoten weerklinken, totdat de zon – en Owen’s horloge – aangaf dat het 12 uur was.

De nacht was ingevallen. Terwijl Ethan onderhand al lag te slapen, staarde ik nog altijd in het duister naar het plafond. Ik had geen flauw idee of we het zouden redden, als we er morgen weer alleen voor stonden. Echt een plan, op overleven na, hadden we niet. We hadden geen plek om heen te reizen, we hadden geen mensen bij wie we terecht konden. En ook Hershel was niet van gedachten veranderd om ons hier langer te laten verblijven. Overleven zat niet in ons bloed en toch werden we gedwongen het te proberen, door de angst om te sterven.

6Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} vr nov 07, 2014 5:42 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 4
I N S T I N C T

Een zenuwachtig gevoel verspreidde zich door mijn lichaam en nestelde zich in mijn buik. Ik wilde hier niet weg, ik wilde niet weg bij het veilige gevoel dat die simpele boerderij je kon bieden. Ik wilde de angst niet onder ogen zien om Ethan misschien ook te verliezen, om de verantwoordelijkheid over zijn leven op me te moeten dragen. Ik was immers zijn oudere zus, die verantwoordelijkheid droeg ik op me aangezien er geen enkel ander familielid was dat voor ons wilde zorgen. Ik keek Hershel met een betreurde blik in mijn ogen aan, toch ergens in de hoop dat hij ons langer zou laten blijven. “Dat hoef je niet te proberen meid. Ik zou jullie ook liever langer hier laten, maar dat kan nu gewoon niet..” En nog altijd bleef de beredenering uit. Het enige dat hij deed was de schuld afschuiven op Shawn’s dood en December’s depressie, misschien deden we hem teveel denken aan zijn broer en schoonzus. Het was onmogelijk in te schatten wat er om ging in het hoofd van die man. Ik keek op toen ik de deur open hoorde gaan en draaide me, zodat ik half gedraaid op één van de keukenstoelen zat. “Die pistolen houden jullie maar gewoon, ik kan ze wel missen,” kondigde Owen aan. Voordat ik hem kon bedanken, sprak hij echter alweer verder. “Als jullie even meelopen, ik heb nog wel wat meer spullen in mijn auto liggen die ik ook kan missen.”
Met zijn drieën – Hershel achterlatend in de keuken – liepen we naar de grote pick-up. “Nog bedankt, voor de trainingen en alles,” glimlachte ik hem toe, mijn stem klonk verrassend zacht. “Don’t mention it, dat is het minste dat ik kan doen voor de familie van een vriend.” Owen opende de deur en viste een grote tas onder de bijrijderstoel vandaan. Hij ritste de tas open. Na een minuut of twee duwde hij een EHBO kist in mijn handen, een grotere dan die wij bij ons hadden. De kist zelf was bekleed met een legerprint. “Die is wat handiger dan degene die jullie bij je hadden,” verklaarde hij. “Er zit veel meer in.” Hij zocht verder in de tas en duwde een leren, bruine band met messen eraan in mijn handen. “Die kan je vast maken aan je riem, messen kunnen erg handig zijn in tijden als deze.”

Voor de laatste keer zaten we met zijn allen aan de keukentafel. Het was akelig stil, totdat Owen deze verbrak. “Voordat jullie straks gaan, wil ik jullie nog even het één en ander aan ‘tactieken’ meegeven. Die wezens kunnen je niet zien, ze kunnen enkel mensen onderscheiden van hun eigen soort door hun geur. Door de geur van het bloed, vermoedelijk. Dus mocht je een keer echt in de problemen zitten en een hele horde Kissers moeten doorkruizen. Schakel er dan één uit, ergens op een veilige, rustige plek. Het klinkt raar, maar als je jezelf besmeurt met hun bloed kan je gewoon door de horde heenlopen. Ze zullen je zien als één van hen.” Met gefronste wenkbrauwen keek ik hem aan. “Hoe weet je dat?”
“Dat soort dingen weten militairen nou eenmaal,” lachte de man. “Verder, blijf zoveel mogelijk in beweging. Het is niet verstandig om voor een langere tijd op dezelfde plek te blijven, dan ben je een makkelijker doelwit voor grotere groepen die anderen willen beroven.”
“Hebben jullie iets van een plan?” vroeg de man met het rossige haar vervolgens. Ik haalde mijn schouders op. “Niet echt. We hebben verder geen familie waar we zo snel heen zouden kunnen.” Owen knikte langzaam. “Weet je ongeveer waar Wellington ligt? Ik heb gehoord dat daar een groot kamp ligt, waar ze mensen opvangen. Misschien dat jullie daar heen kunnen. Ik zou jullie het liefst nog zelf willen brengen, maar ik moet de andere kant op. Terug naar de legerbasis, om daar wat werk te verrichten.”

Rond één uur ’s middags stonden Ethan en ik in de deuropening van de boerderij. Beide droegen we een rugzak, volgepakt met spullen die Hershel kon missen, en een pistool. Ik had, met moeite weliswaar, ook het messenset aan mijn riem bevestigd. Ik draaide me even om naar Hershel. Eigenlijk wilde ik iets zeggen, maar ik kon niets uitbrengen. Ik wilde hem niet bedanken, dat voelde niet goed. Ik had hem willen bedanken als we hier vrijwillig weg waren gegaan, maar dat was niet het geval. Owen was eerder al vertrokken, in de richting van de legerbasis waar hij over had verteld. En nu zouden wij zijn aanwijzingen volgen om de andere kant op te trekken, richting Wellington. Ik draaide me weer terug, mijn blik stond gericht op de horizon. “Doei Hershel,” klonk mijn stem zonder enige emotie. Zijn reactie kon ik niet meer horen, aangezien ik al was begonnen met lopen. Toen ik na enkele meters omkeek, was de deur al gesloten. Ik zuchtte diep en keek Ethan even aan. “Hier gaan we dan,” mompelde ik, alvorens mijn tred te versnellen. “Misschien kunnen we het beste nog even de stad in, kijken of er nog wat ligt in de winkels. Misschien dat we bekende tegenkomen, dan kunnen we daarna kijken of we ergens onderdak kunnen vinden voor de nacht.” Ik zag de jongen naast me even knikken. “Dat klinkt verstandig, zoveel eten hebben we nou ook weer niet meegekregen.” Ik wist dat hij nog steeds boos was op Hershel, door zijn gedrag. En ik gaf hem daar eigenlijk ook wel gelijk in, ik was wel wat gewend van mijn familie maar dit kon ik ook niet plaatsen. “Dan moeten we maar opschieten, ik wil onderdak gevonden hebben voor het donker word.”
En dus begonnen we langzaam te rennen, zodra de boerderij uit zicht was. Ik wist de weg naar het dichtstbijzijnde nog ongeveer. Ik betwijfelde of we er bekenden tegen zouden komen, maar extra eten zou in deze tijd wel goed uitkomen. Het enige dat we nog konden hopen op het moment was dat we geen ‘slechte’ mensen of Kissers – zoals we ze nu noemden – tegen zouden komen. Onze veiligheid en gezondheid zou vanaf nu het belangrijkste zijn, waardoor we ons niet moesten bekommeren om de gezondheid van de mensen die we tegen zouden komen. Hoe moeilijk dat ook zou worden. Onderweg naar Hershel hadden we ook mensen langs de weg zien staan, maar geen enkele keer waren we gestopt om ze te helpen. We hadden enkel toegekeken hoe ze steeds meer wegvielen in het landschap, naarmate wij verder en verder doorreden.

Het duurde ongeveer een uur, voordat we aankwamen in het gebied waarvan ik dacht dat het ’t dorpje was uit mijn herinneringen. Eigenlijk maakte dat ook niet zoveel uit, het was een dorpje en daar ging het om. Het zou eigenlijk alleen maar gunstiger zijn, als dit een ander dorpje was. Dan zouden we nog op zoek kunnen naar het dorp waar we eigenlijk heen wilden, als we hier niets konden vinden.
Het was een klein dorpje, erg klein. Precies zoals je kon verwachten van het plattenland, de meeste winkeltjes waren kleine houten gebouwen met een rietendak. Echter, was de duidelijke overeenkomst met de stad het glas dat verspreid lag over de grond. Ook hier waren de ruiten van de winkels ingeslagen, wat aangaf dat we niet de enigen waren met het idee de ‘veiligheid’ van het platteland op te zoeken. Of in elk geval, het beroven – als je het überhaupt al zo kon noemen – van de winkeltjes. Ik keek om me heen, op zoek naar een supermarkt. Of iets dat er op leek, een snoepwinkel zou op zich ook prima werken op het moment. Ik had mijn pas onderhand weer wat vertraagd, waardoor we nu op een rustig tempo naast elkaar liepen. We zwegen, vermoedelijk bang voor het feit dat iemand ons zou kunnen horen (mits ze ons niet eerst zouden zien natuurlijk).
Mijn oog viel op een kleine supermarkt. De ramen waren al ingeslagen, maar vanaf hier kon ik al zien dat er nog wel wat in de schappen stond. Ik stak mijn arm uit en wees naar het gebouw, om Ethan aan te kunnen geven waar we heen zouden gaan. Nog altijd, leken we beide een beetje angstig om te praten. Wat ook niet zo vreemd was, gezien de situatie waarin we ons bevonden. Zonder het zelf door te hebben, had ik mijn pas weer iets versneld. Ik had mijn voeten iets bij laten draaien, zodat ik recht op de winkel afliep. Er stond een smalle grijns op mijn gezicht, het leek binnen veilig te zijn en wellicht zouden we zonder kleerscheuren hier weg kunnen komen. Ik gebaarde dat Ethan de linkerkant van de winkel moest doorzoeken, zodat ik zelf aan de rechterkant kon gaan kijken. Helemaal vooraan de winkel vond ik een doosje paracetamol, die ik in een zijvakje van mijn tas stopte. Ik keek even op naar mijn broertje, met een gerustgesteld gevoel zocht ik weer verder toen ik zag dat hij ook ijverig aan het zoeken was.

Mijn beweging haperde toen ik buiten gedempte stemmen hoorde. Ik gebaarde dat Ethan zich ergens achter moest verstoppen, op dit moment was ik al helemaal bang dat we gehoord zouden worden als we spraken. Ik leunde met mijn rug tegen de kast – dat vroeger vol had gestaan met flessen frisdank, maar waar nu slechts één eenzame fles cola stond – en keek voorzichtig om het hoekje heen. Alvorens bevestigd te hebben dat de jongen zich ook achter een kast had verstopt, volgde ik de bewegingen van een lange gespierde man die de winkel binnen kwam lopen. Mijn hart begon steeds sneller te kloppen, toen ik ook de rest van zijn groep de winkel binnenkwam. Ik voelde de adrenaline die door mijn aderen schoot steeds meer. Ik probeerde mijn ademhaling zoveel mogelijk te dempen, aangezien het geen optie was deze in te houden. Ik probeerde onze kansen in te schatten. Aan de ene kant zag ik nu genoeg kans de mensen – die niet wisten dat wij hier zaten – uit te schakelen met mijn pistool, maar dat zou wel betekenen dat ze zouden veranderen in Kissers. Ik wist echter niet zeker hoelang dat veranderingsproces duurde, maar als ze binnen enkele seconden zouden veranderen zaten we nog erger in de problemen. Maar hier blijven zitten had ook geen nut, ze zouden ons binnen de kortste keren vinden. Ik keek nogmaals om het hoekje heen, waarbij ik tot de conclusie kwam dat ze allemaal bewapend waren. Of althans, ze droegen allemaal wel een pistool of een wapen. Ik wist niet of ze verder nog echt zwaar bewapend waren.
Misschien dat ze wel gewoon vriendelijk waren, dat ze ons konden helpen? Maar die hoop werd ook meteen de grond in geworpen, toen ik een lange, gespierde vrouw hoorde praten. “Denk je dat er nog mensen in dit dorp wonen? Die hebben waarschijnlijk meer middelen dan we hier zullen vinden.” Waarop ik de man met het bruine haar, die als eerste de winkel binnenliep, hoorde zeggen: “We moeten als we hier klaar zijn gewoon weer terug langs die ene grote boerderij, de lichten waren gisteravond aan. Het moet haast wel dat ze daar iets goeds in huis hebben.” Ik drukte mijn nagels in de palmen van mijn hand, om niet uit verontwaardiging – en woede – luider adem te gaan halen. Ik wist vrijwel zeker dat ze het hadden over Hershel’s boerderij, naar mijn weten was dat de enige echt grote boerderij in de buurt. Ik wisselde een blik uit met Ethan en trok mijn mijn hand als het ware een lijn langs mijn keel, om duidelijk te maken wat mijn plan was. Geruisloos haalde ik het pistool van mijn riem af. Ik had het gevoel dat ik met deze mensen geen enkel risico kon nemen. Misschien dat dit een instinctief gevoel was, om mijn familie te kunnen beschermen. Ik kon het niet precies zeggen, maar iets dreef me zover dat ik het gevoel had dat ik deze mensen daadwerkelijk zou kunnen doden. Of in ieder geval verwonden, zodat wij hier veilig weg konden komen en we ook Hershel nog een beetje konden beschermen.
Ondanks al deze gedachten, trilden mijn handen nog als een gek. Ik twijfelde ongelooflijk aan mezelf, stond ik echt op het punt deze mensen te doden? Was ik binnen een week in deze heisa echt al zover dat ik iemand neer zou schieten? Ik beet om mijn onderlip, beseffende dat ik geen andere keuze had. Ik moest dit doen, ik kon niet anders. Nog even keek ik twijfelend naar Ethan, die me op zijn beurt geruststellend toeknikte. Ik zag dat hij ook zijn pistool tevoorschijn had gehaald.
Don’t you dare to touch my family, you motherfuckers. Eigenlijk had ik de woorden hardop uit willen spreken, maar daar had ik ten eerste het lef niet toe en ten tweede zou dan het hele verrassingseffect van het schot weg zijn. En dus probeerde ik, voor zover dat kon vanaf de plaats waar ik geknield zat, zonder geluid in de juiste houding te gaan zitten. Ik richtte mijn pistool op de lange, gespierde man die er naar mijn mening het gevaarlijkst uit zag. Hij stond met mijn rug naar me toe gedraaid, wat ervoor zorgde dat ik zijn blik niet hoefde te zien zodra ik hem schoot. Ik vuurde de kogel af. Ik voelde een vreemd gelukzalig gevoel, toen deze de man raakte in zijn schouder. Ik hoorde verraste kreten vanuit de winkel en wilde er zelf eigenlijk ook een slaken, ergens had ik eigenlijk niet verwacht dat ik echt zou schieten. Ik had niet gedacht dat ik ertoe in staat zou zijn. Ik zag de man met het bruine haar neervallen. “Achter de ka-,” de zin van de gespierde, blonde vrouw werd afgekapt door het schot van Ethan. Ik kon nog net vanachter de kast zien hoe de vrouw in haar buik werd geraakt en ook de grond raakte. Ik haalde haperend adem, was dit wel echt goed wat we nu deden? Want zou voelde het niet.
Er waren nog vijf mensen over van de groep en ik had geen flauw idee of we in staat zouden zijn hen ook uit te schakelen. Maar terwijl ik piekerde over onze daad, vuurde Ethan nog een schot af. Deze miste echter. Even was het akelig stil in de winkel, niemand bewoog, niemand sprak. Ik hoorde na een tijdje voetstappen mijn kant op komen. Vanuit mijn ooghoek zag ik mijn Ethan al klaar staan om te schieten, ik keek hem even aan om duidelijk te maken dat hij niet moest gaan zitten. Met mijn nog vrije hand haalde ik een mes los uit de band aan mijn riem, ik verschoof zo stil als mogelijk op zo’n manier dat ik aan de rand van de kast kwam te zitten. Toen een magere, niet al te lange man net in mijn gezichtveld verscheen hoorde ik weer een schot. Ik glimlachte licht, toen ik Ethan’s tactiek begreep. Hij had met zijn schot iemand geraakt, een vrouw. Ondanks dat ik niet kon zien wie, kon ik de jammerende kreet duidelijk horen. De man die net aan de zijkant van de kast stond, was afgeleid door het schot. Ik aarzelde geen moment toen ik het mes in zijn voet stak, wat hem onderuit bracht. Toen de man voorover viel door de onverwachte aanval, had ik het mes al uit zijn voet getrokken. Pas toen ik het mes uiteindelijk tussen zijn schouderbladen uit zag steken besefte ik me wat ik zojuist had gedaan. De gedachte daarna maakte me alleen nog maar misselijker; nog drie te gaan.

Het bleef echter zolang stil, dat ik genoodzaakt was om de hoek van de kast heen te kijken. Ik fronste toen de winkel leeg bleek te zijn. Waren de andere drie gevlucht? Ik kwam langzaam overeind. Aarzelend deed ik een paar stappen in de richting van de uitgang, toch nog ietwat wantrouwend.
Het was te laat toen ik me besefte dat dit wantrouwen volledig correct was.
Ik werd opzij geduwd, maar kon niet zien door wie. Ik besefte me niet echt wat er gebeurde, het was meer alsof ik het allemaal van bovenaf beschouwde. Als in een soort droom. Ik voelde een vuist hard neerkomen op mijn neus. Het was niet eens de pijn die me bijna onderuit deed gaan, het was het feit dat ik het bot kon horen kraken waardoor ik bijna mijn evenwicht verloor. Twee handen omklemden mijn keel en duwde me tegen de muur aan. Het enige wat ik kon doen was zacht kermen om help, door het tekort aan zuurstof kon ik niet eens mijn aanvaller scherp zien. Ik hoorde een schot achterin de winkel, gevolgd door het luid van twee vechtende mensen. Er klonk nog een schot door de winkel en de druk op mijn keel verdween. Snakkend naar adem liet ik mezelf op de grond zakken, er dansten nog steeds zwarte vlekken voor mijn ogen en mijn zicht was nog niet scherp. Langzaam maar zeker viel ook het geluid van het vechten achterin de winkel weg, pas toen besefte ik me dat ik mijn broertje had moeten helpen. Maar het voelde alsof ik niet meer overeind kon komen, alsof ik vast zat aan de grond. Ik hoorde iemand dichterbij komen en hoopte met heel mijn hart dat het Ethan was, dat ik niet nu aan mijn einde zou komen. Dat Ethan nog niet aan zijn einde was gekomen.
“Ang?” Ik keek op en dwong mezelf te glimlachen. Ik haalde nog steeds haperend adem, maar het angstgevoel zakte weg toen ik de stem van mijn broertje herkende. “Kan je overeind komen? Ik denk dat we hier nu echt weg moeten. Voordat.. nou ja.. je weet wel..” Eigenlijk begreep ik niet wat hij bedoelde, wat waarschijnlijk kwam doordat mijn hoofd aanvoelde alsof er soep van was gemaakt. “Ik.. ik denk het,” stamelde ik. “Als jij me helpt.. kom.. kom ik best overeind.” Ik stak mijn hand naar hem uit, zodat hij me overeind kon trekken. Ik kon nog steeds niet geheel scherp zien, waardoor ik slechts een vage blauwe vlek kon zien rond het oog van mijn broertje.  Een huivering trok over mijn rug terwijl ik hem betwijfeld aankeek, maar ik wist dat ik niets voor hem kon doen nu mijn zicht nog deels vervaagd was. Langzaam liepen we de winkel uit, ik kon horen dat de jongen naast me strompelde. “Gaat het?” Hij mompelde ter response iets in de trant van ‘gaat prima’. “Niet tegen de deur oplopen, Ang,” klonk het na een tijdje, zijn stem klonk weer wat luider. Ik grinnikte en haalde mijn schouders op. “Dat valt te proberen.”

Na een minuut of vijf begon ik mijn zicht weer terug te krijgen. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen, waardoor ik de gebouwen weer van de achtergrond kon onderscheiden. Toen Ethan begon met zijn waarschuwing over een lantaarnpaal, wuifde ik zijn woorden weg. “Ik kan weer beter zien, tenminste ik kan nu weer zo goed zien dat ik lantaarnpalen van de rest kan onderscheiden.” Ik probeerde het hele gevecht uit mijn hoofd te zetten, om even niet te denken aan wat we hadden gedaan. Ik moest me richten op de dingen die op het moment belangrijk waren, het vinden van onderdak bijvoorbeeld. Daarna kon ik gaan twijfelen aan de keuzes die we hadden gemaakt. Ik richtte mijn blik opzij, naar mijn broertje. “Volgens liggen er verderop wat kleine boerderijen, die heel lang te koop hebben gestaan. Daar hebben we denk ik het minst kans om iemand tegen te komen en tegelijk onderdak te vinden,” sprak ik na een ruime tijd van een stilte. Ik had nog altijd moeite met het behouden van de rust. Het was dat ik door de adrenaline de pijn van het gevecht nog niet echt voelde, anders was het slechts lastiger geweest kalm te blijven. Ik wilde eigenlijk mijn pas versnellen, zodat we sneller bij ons mogelijke onderdak terecht zouden komen, maar toen bedacht ik Ethan had horen strompelen. Ik zuchtte zacht, nadat ik omlaag had gekeken en geconstateerd had dat hij inderdaad mank liep. “Gaat het? Met je been..?” “Waarschijnlijk is alleen mijn enkel verstuikt, dat overleef ik heus wel,” probeerde hij me gerust te stellen.

Het duurde veel te lang in mijn opinie voordat we eindelijk aankwamen bij één van de boerderijen die ik in gedachten had. “Als we hier naar binnen kunnen komen, dan kunnen we hier vannacht blijven en dan beginnen we morgen aan onze reis richting Wellington,” verklaarde ik, terwijl ik me een weg baande in de richting van de voordeur. “Als we hier naar binnen komen inderdaad,” merkte Ethan achter me droogjes op. Ik rolde met mijn ogen. “Niet zo negatief.” Ondanks dat ik zelf ook wel een beetje begon te twijfelen aan mijn plan, misschien dat we niet eens naar binnen konden komen. Ik had zelf geen flauw idee hoe ik sloten open moest breken. “Misschien..” begon ik, terwijl ik neerknielde en de deurmat omhoog tilde. “Ligt hier wel ergens een reservesleutel, dat kleine boerderijtje in de buurt van Hershel’s boerderij had er wel altijd ergens één liggen. En die was ook niet verkocht..” De twijfel vergrootte enkel toen er onder de deurmat geen sleutel lag. “Zoek je deze?” hoorde ik Ethan grinniken. Ik kwam weer overeind en draaide me om. Een kleine frons sierde mijn voorhoofd toen ik de glanzende sleutels in zijn hand zag. “Waar haal je die nou vandaan?”
“Onder de tuinkabouter,” sprak hij, een trotse grijns op zijn gezicht. Ik ving de sleutel op – die Ethan mij toegooide – en draaide me weer terug naar de groen geschilderde deur. Ik stak de sleutel in het slot en glimlachte opgelucht, toen de deur ook openging. Ik stapte op mijn hoede de drempel over, toch bang voor nog een aanvaring met een groep die hier toevallig ook bivakkeerde. Ondanks dat ik wist dat dit redelijk onlogisch was, anders hadden we de sleutel immers buiten niet gevonden. En het ‘te koop’ bordje dat naast de brievenbus had gestaan, verraadde dat er ook niemand had gewoond voor het uitbreken van de Apocalyps. Maar voor alsnog, bleef de angst hangen.
Nu de adrenaline niet langer meer door mijn aderen stroomde, begon ik de pijn – en dan voornamelijk die rond mijn keel en, vermoedelijk, gebroken neus – ook steeds meer te voelen. Ik schudde even mijn hoofd, alsof het de pijn weg zou halen, en sloot de deur nadat Ethan ook over de drempel was gestapt. Ik wierp even een blik op het grijze oog van de jongen, de huid eromheen begon steeds donkerder te kleuren.

“Hoe hebben we dat in hemelsnaam kunnen overleven?”

7Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} za nov 08, 2014 9:55 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 5
T H E
H O S P I T A L



Ik staarde in de spiegel, een zucht verliet mijn mond. Mijn neus stond een tikkeltje scheef, maar ik durfde hem niet terug te duwen. Mijn gezicht zat onder het opgedroogde zweet en op mijn nek waren nog rode plekken te zien van de handafdrukken van de vrouw die me had aangevallen. Ik opende de kraan en veegde met wat lauw water het bloed onder mijn neus weg, een pijnscheut schoot door mijn hele lichaam toen ik per ongeluk mijn neus aanraakte. Die was gebroken, dat kon haast niet anders. Ik keek op naar Ethan, die de badkamer in kwam lopen. “Ben je erg gewond geraakt?” vroeg ik, een tikkeltje bezorgd. Ik had niet kunnen zien hoe het gevecht tussen hem en de man was verlopen. We hadden ongelooflijk veel mazzel gehad dat de mensen die over waren gebleven, de enigen waren geweest die geen wapens hadden gedragen – zoals ik in de eerste instantie wel gedacht had. “Valt wel mee.. denk ik. Niets gebroken in ieder geval, in tegenstelling tot die neus van jou.” Een kleine, spottende glimlach lag rond zijn lippen. “Niet lachen,” mompelde ik zacht, hoewel ik ook een kleine glimlach niet kon onderdrukken. Als je op tv keek naar alle programma’s over zo’n mogelijke Apocalyps, zag je de meest wrede dingen gebeuren bij mensen. Pijlen die vast zaten in hun armen, handen die afgehakt werden. Maar nee, ik brak natuurlijk mijn neus. Niets spectaculairs (wat ergens maar goed was ook), maar gewoon een gebroken neus. “Die ga ik nooit meer recht krijgen, denk ik zo.” De jongen keek me even betwijfeld aan. “Misschien als je hem terugduwt,” opperde hij. “Dan staat hij tenminste nog iets rechter dan nu.” Ik wierp een aarzelende blik in de spiegel en besloot dat hij eigenlijk toch wel gelijk had. Dit ging pijn doen, heel veel pijn.
Ik sloot mijn ogen en telde af in mijn hoofd, mijn hand lag al langs mijn neus. Drie.. twee. . één. In een snelle beweging duwde mijn neus, zo goed als dat kon, terug. Ik klemde mijn tanden door de pijn op elkaar. Met waterige ogen keek ik weer op naar de spiegel, om te constateren dat mijn neus nu nogmaals begon te bloeden. “Godverdomme,” mompelde ik binnensmonds.

Die avond, zaten we met zijn tweeën op de harde, oncomfortabele bank. Het bleef een lange tijd stil. Mijn gedachten waren nog altijd bij het gevecht van vanmiddag, ik rilde even. “Ik kan niet geloven dat we dat van vanmiddag echt hebben.. gedaan..” doorbrak Ethan de stilte, alsof hij mijn gedachten kon lezen. “Dat we echt die mensen..?” Ik maakte mijn zin niet af, omdat ik wist dat ik hem niet af kon maken. Ik kon niet onder ogen zien wat we echt hadden gedaan. Het voelde alsof het pas echt zo zou zijn als ik het woord uitsprak, als ik de zin in zijn geheel uitsprak. “Hebben gedood? Ja, dat ja.” Ik keek hem met grote ogen, betreurd aan. Het was haast alsof ik me echt schuldig voelde voor onze daden en eigenlijk was dat ook wel zo, maar het voelde alsof we geen andere keuze hadden gehad. “Ik.. ik probeer mezelf te laten denken dat het slechte mensen waren.. Ze wilden een boerderij beroven en..” stamelde ik, mijn stem trilde. “En je dacht dat ze het over Hershel hadden? Yeah. Ik had hetzelfde idee..” De jongen schoof wat meer mijn kant op, zodat hij zijn hoofd op mijn schouder kon leggen. “Het waren ook slecht mensen, een soort van. Maar toch, het blijven mensen..” sprak ik na een moment van stilte, mijn stem trilde nog steeds. Ik kon gewoon niet bevatten wat we hadden gedaan, dat we gewoon echt mensen hadden neergeschoten.
“Heb jij ook niet het bizarre gevoel dat we gewoon in één of ander programma zitten? Dat er gewoon mensen op het moment naar ons kijken? Om met ons mee te leven, om jou uit te lachen om je gebroken neus en om verliefd te worden om mijn charmes?” Dat laatste grinnikte hij en ik kon het niet laten met hem mee te lachen. “Dat gevoel heb ik inderdaad.. Alsof het allemaal te onmogelijk is om echt waar te zijn. Alsof ik gewoon vast zit in een droom, in een nachtmerrie.” We zuchtten tegelijk, weer alsof we een soort tweelingtelepathie hadden. Ondanks dat we geen tweeling waren. “Misschien moeten we maar naar bed gaan, als we morgen zover mogelijk richting Wellington willen reizen,” merkte ik op, terwijl ik overeind kwam. “Ga jij maar vast naar boven, Eth, dan controleer ik nog even of de deur op slot zit.” Pas toen ik het geluid van voetstappen hoorde van iemand die de trap op naar boven liep, begaf ik me in de richting van de deur. Met een snelle beweging controleerde ik of de deur goed op slot zat. Ik steunde met mijn rug tegen de muur en haalde even diep adem. Mijn vingers masseerden mijn slaap, terwijl ik nog eenmaal onze keuzes overdacht. Ik gunde mezelf even enkele seconden om tot rust te komen, alvorens ook de trap op te lopen naar de slaapkamers.

De kleine boerderij had maar één slaapkamer, met een tweepersoonsbed. Maar daar achtte wij niet zoveel belangstelling aan, we waren wel gewend een kamer te delen. Ons eigen huis was ook niet erg groot en toen Macie nog leefde, moesten Ethan en ik altijd al een kamer delen. Onze ouders waren van mening dat hun oudste dochter een eigen kamer hoorde te hebben. En dus, nam ik pas enkele maanden na de dood van mijn oudere zus haar kamer over.
Ik wist niet zeker of Ethan al sliep, maar wilde toch voor de zekerheid het licht niet aandoen. We hadden beide onze slaap nodig, als we morgen op pad wilden. En ik wist zelf ook hoe moeilijk het was in slaap te vallen na alles wat er gebeurd was. Zo stil als ik maar kon, ging ik naast mijn jongere broertje liggen. Ik sloot mijn ogen en probeerde me uit te sluiten van alles om me heen, net zolang totdat ik eindelijk in slaap viel.

Alles was gekleurd in zwart-wit, er was werkelijk geen enkele kleur voor zover ik kon zien. Ik stond helemaal alleen op straat, helemaal alleen. Een koude windvlaag streek langs mijn armen, maar ik voelde het niet. Ik voelde helemaal niets. Langzaam, aarzelend, zette ik mezelf in beweging. Ik keek om me heen. Er zaten zwarte vegen op de ramen en muren van de gebouwen. Ik ging er vanuit dat het bloed was, ondanks dat ik geen rode gloed kon zien – zoals je die normaal wel zag. Er was helemaal niemand om me heen. Ik hoorde geen enkele stem, geen enkele voetstap. Ik hoorde niet eens mijn eigen voetstappen. Het was beangstigend rustig. Wat was er gebeurd? Waarom had ik het vage gevoel, de laatste te zijn van de mensheid? Ik liep een andere straat in, maar ook hier was niemand te bekennen. Misschien was ik wel de laatste van de mensheid. Was de rest dan echt allemaal verdwenen? Waren ze allemaal dood? Of waren ze allemaal veranderd (en daarna gedood)? Mijn lichaam leek steeds meer te trillen, ondanks dat ik er nog steeds niets van voelde. Het was alsof ik niets meer waar kon nemen. Het voelde alsof ik niet sneller kon lopen dan ik deed, terwijl ik maar op een langzaam tempo door de straat wandelde.. Het voelde alsof ik..

Alsof ik droomde, maakte ik de zin af toen ik wakker schrok. Het zwakke zonlicht scheen door de gordijnen in de slaapkamer heen. Ik wreef de slaap uit mijn ogen en wierp een blik op Ethan, die ook al wakker was. Ik zuchtte zacht, terwijl ik mijn benen over de rand van het bed heen zwaaide en overeind kwam. “Ben je er klaar voor?” vroeg ik aan mijn broertje. “Nee, maar het zal wel moeten.” We glimlachten elkaar even toe. Ik zwaaide mijn rugzak op mijn rug en liep de kamer uit.
Na wat ongeveer een half uur was, de klokken waren het enige die ontbraken in de boerderij, stonden we buiten. Ik keek de horizon langs, maar zag op het eerste oog geen gevaar. Ik zag tot nu toe in elk geval nog geen schimmen in de verte. En op de silhouetten van kleine huisjes na, zag ik niets dat de aanwezigheid van andere mensen aangaf. “Hier gaan we dan..” verzuchtte ik, waarop ik Ethan instemmend iets hoorde mompelen.

Ik kon niet precies inschatten hoelang we onderweg waren, maar de reis verliep bijzonder goed. We kwamen tot op heden geen andere groepen tegen, geen Kissers. Het was gewoon rustig, alsof we de enige in het dorp waren. Wat misschien ook best zo kon zijn, veel mensen waren wellicht onderhand het bos in gevlucht. Of waren op zoek naar familieleden die in de grotere steden woonden. We hadden redelijk lang gezwegen, met het hele incident van gister waren we beide denk ik wat schuwer geworden. Bang om ontdekt te worden. Nog banger om nogmaals in een gevecht te belanden. “Hoe gaat het met je neus?” Doorbrak Ethan de stilte. Ik trok mijn schouders wat op. “Valt wel mee, ’t kan beter. Maar ik denk niet dat die ooit nog recht komt te staan.” Ik hoorde de jongen naast me zacht grinniken. “Het is wel echt typisch iets voor jou hè? Het breken van je neus in een situatie als deze?” Ik lachte schamper. “Ach, ik ben nog maar blij dat het mijn neus is. Het had zoveel erger af kunnen lopen.” We naderden een rechte weg, van ongeveer een meter of zestig, misschien zeventig. Het was nog steeds ongelooflijk rustig, er was geen enkel ander mens of wezen te bekennen. “Wie als eerst aan het einde van de weg is?” opperde ik, om de spanning die duidelijk voelbaar was te doorbreken. Ethan begon al te rennen voordat hij ook maar antwoord had gegeven. “Dan zie ik je zo wel,” kon ik zijn stem nog net horen, toen hij al begonnen was met rennen. Een schuine glimlach vormde mijn lippen, terwijl ik achter hem aan rende. Ik wist enkele meters in te halen, van de voorsprong die hij had genomen. Maar hij was toch nog enkele seconden eerder bij het einde van de weg dan ik, maar de sfeer was duidelijk stukken verbeterd. Ik verbaasde me er nog steeds over hoe erg mijn jongere broertje veranderd was, in zo’n korte tijd. Het was pas een dag of negen, sinds de dood van onze ouders. En in die korte tijd, was de jongen zo ontzettend veranderd. Het voelde alsof hij jaren van zijn jeugd had overgeslagen, binnen die negen dagen. En ik voelde aan, dat hij zo ook over mij dacht. Ik was ook veranderd, niet zo erg als Ethan maar de verandering was er wel. Nog nooit had ik zoveel verantwoording op mijn schouders gedragen.
Het geluid van een schot klonk en daarmee kwam er zowel een eind aan mijn gedachtegang als aan de ontspannen sfeer die even in de lucht had gehangen. Ik keek geschrokken op, vanuit mijn ooghoek ving ik ook Ethan’s verbijsterde uitdrukking op. “We kunnen maar beter verder lopen en stil blijven, we weten niet hoe dicht bij dat schot was..” Hij knikte instemmend om mijn plan. We begonnen weer te lopen, op een niet al te snel tempo – om onze energie te bewaren voor wanneer dat echt nodig was – en zwijgend. Opnieuw vulde de lucht zich met de angst die we deelden. De angst voor conflicten, de angst voor de dood, de angst voor de wereld waarin we ons bevonden. De angst voor het leven.

De tijd ging traag vooruit, te traag naar mijn mening. Het leek alsof we amper vooruit kwamen, alsof we uren deden over een kilometer. Maar in werkelijkheid deden we er niet eens zo lang over. Maar de tijd trok zo traag voorbij, dat het de illusie gaf dat wij degene waren die traag waren. Alsof de tijd ons de schuld wilde geven van zijn eigen traagheid. Ik merkte ook steeds meer dat mijn gedachten zich werkelijk op de gekste plekken bevonden, ik begon steeds meer vragen te stellen als: “wat is de zin van het leven?” of “bestaat het lot?”. Misschien lag het aan de filosofielessen die ik had gevolgd, dat ik daar nu op terug begon te vallen. Misschien.. misschien.. Ik had ook nergens echt een antwoord op, alles leek slechts beantwoord te kunnen worden met het ‘misschien’. Want zekerheid was op het moment ver te zoeken in mijn leven. Zekerheid was eigenlijk ver te zoeken in ieders leven op het moment. We wisten niet wie van onze familieleden nog in leven waren, hoeveel van onze vrienden al gestorven waren. Sommige wisten niet eens of hun cavia nog leefde. We wisten eigenlijk ook maar vrij weinig, de mensheid in het algemeen. We weten eigenlijk bizar weinig over hoe ons leven nou echt is ontstaan, er bestaan gewoon voor zoveel vragen geen antwoorden. En nu komt de wereld misschien tot zijn eind en dan blijven die vragen voor eeuwig onbeantwoord. Ik schudde mistroostig mijn hoofd, mijn uiteenlopende gedachtegang leek maar niet tot een eind te kunnen komen. “Hey, Eth?” Ik keek de jongen naast me, die op was geschrokken uit zijn gedachten aan. “Ja?” Onze stemmen klonken gedempt, maar toch verschrikkelijk luid in de stille straten die we doorkruisten. “Denk je dat het ooit nog goed gaat komen? Met de wereld?” Ik zag dat de jongen zijn schouders ophaalde, maar verder kreeg ik niets van een response. Een zucht rolde over mijn lippen terwijl ik hem peinzend aankeek. Ontevreden met het feit dat ik geen antwoord van hem had gekregen, versnelde ik mijn pas als in een soort automatisme. Ik had zelf niet echt door dat mijn pas versnelde, ik merkte het slechts aan het feit dat Ethan ook een stukje sneller begon te lopen. Waarschijnlijk was het een soort reflex, dat mijn lichaam bij een bepaalde ergernis een stuk sneller in beweging kwam. Zo’n zelfde reflex als wanneer je boos was, dat je dan met je voeten stampt als je loopt en de deuren met een klap dichtslaat. Ik ging er maar gewoon vanuit dat dit zo’n zelfde reflex was, maar ook hier miste ik de zekerheid weer. De zekerheid die ik in mijn hele leven had gemist.
Het was pas het moment dat we hier zo liepen, met ons doel om Wellington te bereiken, dat ik echt in begon te zien dat ik nooit zekerheid heb gehad in mijn leven. Na het auto-ongeluk was het onzeker of ik in leven zou blijven, ondanks dat ik uiteindelijk de enige was die – op een litteken lang mijn voorhoofd na – er zonder echte schade vanaf kwam. Tegelijk had ik toen de onzekerheid gehad over het lot van mijn vader en oudere zus, waarvan de één uiteindelijk zijn been verloor en de ander stierf. Onzekerheid vormde het grootste deel van mijn leven en in deze tijd speelde het waarschijnlijk de grootste rol in mijn leven. Ik droeg nu elke dag de onzekerheid mee over mijn eigen leven. En niet alleen die over mijn eigen leven, ook om het leven van mijn broertje. En ergens maakte ik me ook nog steeds zorgen over Hershel en December.

“Ang?” Ik keek op bij het horen van Ethan’s stem. Ik volgde de richting die hij op wees met mijn grijze ogen. Mijn blik vestigde zich op een groot gebouw, een stuk of zeven verdiepingen voor zover ik kon zien. Het gebouw zelf was compleet grijs gekleurd, het was een matte kleur. Het gebouw telde per afdelingen alleen al tientallen ramen. Toen ik wat meer omhoog keek werden mijn vermoedens bevestigd, het was een ziekenhuis. Op de bovenste verdieping was een rood kruis weergegeven en op het dak kon je nog net de landingsbaan voor de helikopters zien. Ik liet mijn blik wat meer omhoog dwalen, naar de lucht. Ik zweeg nog enkele seconden, mijn blik gericht op de alsmaar donker kleurende lucht. “Daar kunnen we wel proberen binnen te komen, met een beetje geluk ligt er nog wat aan medicatie. Kunnen we ook meteen kijken of dat oog van jou weer wat lichter te kleuren is.” Ik zag hoe de jongen knikte, waarbij zijn bruine, warrige haar met zijn bewegingen meedanste. Ik glimlachte, alvorens weer in beweging te komen. Eigenlijk was het me helemaal niet opgevallen, dat ik tot stilstand was gekomen. Dat was ook zo’n stom kenmerk van mij, dat ik me soms totaal niet bewust was van mijn lichaam. Alsof het een beetje zijn eigen leven leidde, alsof het zich soms niets aantrok van mijn wil. Ik trok mijn pistool los van mijn riem. Je kon nooit helemaal zeker zijn van het lot en dus kon ik maar beter het zekere voor het onzekere nemen. Vooral aangezien ik me bevond in een wereld die geen enige zekerheid kende.

Met een getrokken pistool, op de hielen gevolgd door mijn broertje, naderde ik het ziekenhuis steeds meer. Plotseling een stuk meer alert en op mijn hoede dan voorheen, alsof plotseling de angst die ik al die tijd al een beetje had gevoeld was uitgedijd tot iets enorms. Ik voelde me toch ook weer een tikkeltje gespannen, terwijl ik stap voor stap dichter in de buurt van het enorme gebouw kwam. Bang voor de mogelijke gevolgen, bang voor een nieuw incident, bang voor een nieuw gevecht. En vooral, opnieuw bang voor het dood. Ik voelde hoe mijn hart weer steeds harder begon te kloppen, hoe de adrenaline opnieuw door mijn aderen begon te stromen. Terwijl ik daar eigenlijk geen enkele reden toe had, er was nog niets aan de hand. Er was nog geen echte reden voor spanning, voor hartkloppingen en voor een overdosis adrenaline. Mijn hersenen gaven eigenlijk gewoon onrelevante informatie door aan mijn lichaam, zo voelde het althans. Maar eigenlijk had mijn brein gewoon een voorsprong op de informatie die mijn lichaam nog niet wist, probeerde mijn brein dan gewoon mijn lichaam te waarschuwen? Voor het mogelijke gevaar waar we straks misschien in zouden belanden. Voor de mogelijke dood die op ons te wachten stond. Die gedachten maakten het eigenlijk ook niet erg beter, ik voelde het zenuwachtige, knagende gevoel in mijn buik alleen maar groter worden. Maar mijn gedachten verdwenen niet, ze bleven maar doorspelen in mijn hoofd. Alsof er iemand in mijn hoofd zat die bij elk ding dat ik wilde, bij elk verzoek dat ik had heel hard ‘nee’ riep. Zoals nu het geval was. Ik verzocht of het één keer stil kon zijn in mijn hoofd, als wat het maar een minuscuul klein moment, en er was een stem in mijn hoofd die door mijn gedachten heen telkens heel hard ‘nee’ riep op dit verzoek. Alsof het niet mogelijk was. Alsof het nooit mogelijk zou zijn.
Mijn gepieker en zenuwachtige gedoe, had de tijd haast versneld. Zo voelde het, alsof ik opeens een stuk sneller bij het ziekenhuis was dan ik me eigenlijk had voorgesteld. En eigenlijk was dat ook wel zo, waarschijnlijk had ik gewoon onbewust mijn pas weer versneld. Dat dit ook weer een reflex was als ik zenuwachtig was, zoals nu toch wel behoorlijk het geval was.

“Blijf staan waar je staat en laat je wapens op de grond vallen.” Ik verstarde toen ik de onbekende stem in me opnam. Allerlei rampscenario’s vlogen door mijn hoofd, was dit dan uiteindelijk toch het einde? We stonden nog maar enkele meters bij de ingang van het ziekenhuis vandaan. Ik keek recht in de ogen van een lange, gespierde vrouw, met blond haar en heldere blauwe ogen. Mijn hart leek nu echt bijna van zijn plek te komen, zo hard als hij klopte. Ik aarzelde even, maar besloot toen toch mijn pistool op de grond te laten vallen. Het zicht op het pistool dat ze op ons gericht had, gaf me niet echt een andere keuze. Ik gaf Ethan een stoot met mijn elleboog, ten teken dat hij ook zijn wapen moest laten vallen. Godzijdank dat hij dit ook daadwerkelijk begreep, het duurde even voordat ook het geluid van zijn pistool dat op de grond werd gelegd door de, voor de rest stille, omgeving trok. “Ook de messen,” sprak de blonde vrouw, haar blik gericht op het messenset aan mijn riem. Ik trok mijn lippen tot een dunne streep, om uiteindelijk toch mijn messen ook op de grond neer te leggen. Ik zag dat de vrouw zich even kort omdraaide naar een lange, smalle man met bruin haar en precies dezelfde kleur bruine ogen, die naast haar was komen staan. Ik wist iets op te vangen in de trant van ‘het zijn nog maar kinderen’ en een korte discussie. Wel twee kinderen die een groep volwassenen hebben uitgemoord, klonk een sarcastische stem in mijn hoofd. Even dreigde mijn gedachten weer terug te reiken naar die hele gebeurtenis, ondanks dat ik zelf ook wel wist dat ik dat nu echt achter me moest laten. Dat dit, wat er nu gebeurde, een stuk belangrijker was. Opnieuw dreigde de onzekerheid over leven en dood ontzettend tussen ons in.

Uiteindelijk kwam de blonde vrouw op ons afgelopen, een geruststellende – althans dat was wat ik eruit opmaakte – glimlach lag rond haar lippen. “Neem jullie spullen maar mee naar binnen, dat praat gemakkelijker dan hier buiten.” Een dubbelzijdig gevoel vormde zich in mijn hoofd. Aan de ene kant was ik zwaar opgelucht dat we hier nog niet tot ons einde leken te komen, maar aan de andere kant wist ik niet of deze mensen te vertrouwen waren. Maar echt veel keus hadden we niet. Waarschijnlijk zouden ze ons per direct afmaken als we nu zouden vluchten. “Ik ben Sheila,” stelde de blondine zichzelf voor. “En dat daar, is Darryl,” ze maakte een wijzend gebaar in de richting van de man met het bruine haar. “Wie zijn jullie?” Ik vermoedde dat de vriendelijkheid enkel in haar stem doorklonk vanwege het feit dat we ‘slechts’ kinderen waren, niemand – op een aantal uitzonderingen, zoals onze bloedeigen oom, na – kon het echt over zijn hart verdragen om een stel kinderen achter te laten. Dat was ergens ook wel onmenselijk, we waren slechts kinderen. We hoorden niet geheel voor onszelf te kunnen zorgen, vooral niet in een wereld die zo verkloot was als deze. “Ik ben Angie en dit is..-”
“Ethan,” maakte mijn broertje mijn zin af. Zijn stem klonk opnieuw zonder enig emotie, iets waar ik toch keer op keer weer van schrok.

8Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} ma nov 10, 2014 6:06 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 6
S O M E T I M E S  W E  J U S T  N E E D
T O  F O R G E T  T H E  P A S T


Ik voelde me weer veilig, met mijn wapens weer bevestigd aan mijn riem. Het was toch apart, hoe zo’n stuk metaal je zo’n grote veiligheid kon laten voelen. Alsof je niet meer te stoppen zou zijn, alsof je niet langer kwetsbaar zou zijn, als je iets als een pistool of een mes in je bezit had. “Waar komen jullie vandaan?” We stonden in de wachtkamer van het ziekenhuis, dat er vreemd uitzag zo zonder alle verlichting en zonder de drukte. De vrouw, die zichzelf had voorgesteld als Sheila, gebaarde ons te gaan zitten. Ik liet mezelf neerzakken op één van de stoelen gemaakt van een soort lichtbruin plastic, waardoor het de illusie gaf gemaakt te zijn van hout, alvorens antwoord te geven. “Ohio.”
“Maar wat doen jullie dan helemaal hier? Dit is vrij ver bij Ohio vandaan en vooral voor twee..” Kinderen, maakte ik haar zin in mijn hoofd af.  Ik wisselde even een blik uit met Ethan, om zonder iets te zeggen toch op onze manier te communiceren. Ik wist dat hij het er mee eens zou zijn, als ik ons verhaal uit zou leggen. “Onze ouders zijn op de eerste dag van de uitbraak.. gestorven. We hebben één nacht doorgebracht in een oude boomhut die we onze zus vroeger ooit had gebouwd, samen met onze vader. We raakten later in de problemen, we werden aangevallen door Kissers.. onze ouders..” Ik stopte even toen ik de man met het bruine haar – Darryl – langs zag lopen. “Ze waren veranderd,” verklaarde ik. “We werden uiteindelijk gered door een man, Owen. We zijn met zijn drieën met de auto naar de boerderij van onze oom gereisd, die is hier niet erg ver vandaan. Maar door bepaalde redenen, die ook wij niet echt begrijpen, mochten we daar niet langer dan een week blijven.” Ik ontweek de blik van de fronsende vrouw, omdat ik wist dat ze zich afvroeg wat voor een oom zich in hemelsnaam niet zou bekommeren om de gezondheid van zijn eigen familie. “We wilden eigenlijk verder reizen naar Wellington, omdat daar een groot kamp schijnt te zijn. En we wilden hier overnachten.” Het bleef even stil, nadat ik het verhaal had verteld.
“Jullie kunnen hier in elk geval overnachten. Wat mij betreft, en als zowel jullie als de rest van de groep er geen problemen mee heeft, mogen jullie hier ook best langer blijven.” De vrouw pauzeerde even, waarschijnlijk in de hoop dat we er iets zouden zeggen, er iets tegenin zouden brengen. Zodat ze zich niet schuldig hoefde te voelen als ze ons morgen weer wegstuurde. “Het is veiliger om hier te blijven, dan daar buiten rond te zwerven. Vooral aangezien de hele situatie in Wellington ook snel slechter zal worden,” vervolgde ze. “Plus dat jullie eruitzien alsof jullie wel even tot rust moeten komen, wat is er in vredesnaam gebeurd dat jullie er zo toegetakeld uitzien?” Ik glimlachte even onbewust, ik zag wel in dat het een hoop rare blikken op zou leveren als ik zou vertellen dat we een hele groep hebben uitgemoord. “We zijn onderweg ook wat problemen tegengekomen, een andere groep. Maar we hebben weten te ontsnappen.” Ik wisselde voor het gemak het uitmoorden maar even in voor simpelweg ontsnappen, dat klonk een stuk beter.  

Sheila had ons een kamer gewezen, waar we die nacht konden verblijven. Ze had ons verteld dat ze het één en ander ging overleggen met haar eigen groep. Nog steeds twijfelde ik of we de groep konden vertrouwen. Immers hadden we enkel met Sheila gepraat en we hadden Darryl gezien, maar we hadden geen flauw idee wie de rest van de groep was. Ik probeerde het één en ander mee te krijgen van de discussie die buiten onze kamer gaande was, maar de deur van de ziekenhuiskamer liet niet veel geluid binnen. Ik wierp een blik op Ethan, die in het bed naast me lag. Ik wist dat hij ook nog niet sliep en ik had het vermoeden dat hij ook doorhad dat ik nog niet sliep. Toch bleven we stil, niet wetende wat we moesten zeggen. Ik slaakte een zachte zucht en rolde mezelf op mijn zijde. Het geluid van de discussierende mensen viel steeds meer op de achtergrond, terwijl ik langzaam wegdoezelde.
Ik stond in het midden van een cirkel, met allerlei mensen om mij heen. Mijn beeld was wazig, waardoor ik de gezichten van de mensen niet kon zien. Een aantal keer knipperde ik hevig met mijn ogen. De omgeving werd stukje bij beetje duidelijker, maar de gezichten bleven wazig. Ik stond in een witte ruimte, die eindeloos groot leek te zijn. Maar echt ver kon ik niet kijken, de mensen blokkeerden mijn zicht. Nogmaals knipperde ik een aantal keer met mijn ogen, waardoor ik plotseling recht in het gezicht van Macie keek. Ik deinsde een paar stappen achteruit, alvorens haar gezicht in me op te nemen. Ze droeg een kalme uitdrukking, op haar lijkbleke gelaat. Haar blauwe ogen zagen er dof uit, de schittering die ze er vroeger altijd in had gedragen leek compleet verdwenen te zijn. Haar blonde haar zat naast elkaar. En hoe langer ik haar aankeek, hoe meer ze veranderde. Haar gezicht raakte plotseling geschaafd, terwijl ze daar maar gewoon stond. Er leek geen enige reden te zijn voor het krijgen van schaafwonden op haar gezicht. Maar het werd steeds erger. Ik zag haar gestrekte arm een rare buiging maken en hoe het bloed zich verspreidde over haar borst. Ik zag hoe het bloed vanaf haar haarlijn steeds verder over de rest van haar gezicht druppelde. Precies zoals het was gegaan tijdens het auto-ongeluk, alleen was er deze keer geen auto. Ik wilde mijn blik van haar afwenden, om een blik te kunnen werpen op de mensen in de rest van de cirkel, maar ze leek me haast vast te houden met de doffe, ijzige blik in mijn ogen. Alsof ze me nooit meer zou laten gaan.

Een rilling schoot door mijn lichaam toen ik eindelijk wakker werd. Verward bewoog ik mijn hoofd van links naar rechts, voor een moment was ik vergeten waar ik terecht was gekomen. Het voelde bijna alsof ik vijf jaar terug in de tijd was gegaan, terug naar het moment dat ik voor het eerst wakker werd naar het ongeluk. Maar, dat kwam waarschijnlijk gewoon door de pijn die nog steeds door mijn hoofd dreunde en het feit dat ziekenhuiskamers vaak veel op elkaar leken. Ik duwde mezelf overeind met mijn ellebogen, die steunden in het zachte matras van het bed.
Een zacht geklop klonk op de deur. “Ja?” Ik was er verrast over hoe schor mijn stem klonk, dat gebeurde me niet al te vaak. Ik ging rechtop zitten en keek even naar Ethan, die ook overeind was gekomen, langzaam verschoof mijn blik naar de onderhand geopende deur. Ik herkende Sheila’s gestalte in de deuropening. “Jullie mogen hier blijven, als jullie dat willen. Het is.. hier veiliger dan daarbuiten en we hebben in elk geval genoeg medicatie.” Ik had geprobeerd te praten met Ethan gisteravond, om te peilen wat hij het liefst zou willen. Maar de jongen had slechts voor zich uitgestaard, hij had haast door me heengekeken. Alsof ik er helemaal niet was. En dus, was ik nu degene die de beslissing zou moeten nemen. Door de bezorgdheid over de toestand van mijn broertje, ik had hem zich nog nooit zo zien gedragen, en die alsmaar groeiende angst over het leven en de dood,  leek het alsof ik geen logische beslissing zou kunnen nemen. Er hing een ongemakkelijke stilte in de kamer, terwijl ik probeerde onze kansen te overwegen. Hier blijven, vooral met Ethan zoals hij zich nu gedroeg, was misschien wel het veiligste om te doen. We zouden een dak boven ons hoofd hebben, we zouden er niet helemaal alleen voorstaan.. “Ja.. dat is misschien wel het beste. Als jullie het niet erg vinden, zouden we hier wel een tijdje willen blijven..” De blonde vrouw glimlachte en knikte. “We vinden het niet erg, we kunnen jullie ook niet zomaar weer op straat zetten. Ik heb gisteravond al met de rest van de groep gepraat.” Ik draaide me even terug naar Ethan, die nog steeds voor zich uitstaarde. Er lag geen enkele emotie op zijn gezicht, helemaal niets. Ik onderdrukte een zucht en draaide me weer om, zodat ik Sheila aan kon kijken. “Is het goed als ik met jou meega, om de anderen ook te ontmoeten? Dan kan Ethan nog even uitrusten.” Ik wilde Ethan eigenlijk niet alleen laten, maar ik kon hem ook niet meeslepen. “Prima, volg mij maar.”

“Wat is er eigenlijk met jou gebeurd dat je hier terecht bent gekomen? Ik bedoel, je weet hoe wij hier terecht zijn gekomen.” De vrouw lachte zacht. “Nieuwsgierig, klinkt bekend,” gaf ze toe. “Ik ben toen ik een jaar of twaalf was van huis weggelopen, ik heb jarenlang op straat rondgedwaald. Toen ik op mijn achttiende George, ik zal je straks aan hem voorstellen, heeft hij me geholpen. We hebben de rest van de jaren voornamelijk samen over straat gezworven, soms met nog wat andere weggelopen kinderen. Toen de Apocalyps uitbrak, hebben we hier ingebroken.” Ik dacht even na, om haar woorden nogmaals langs te kunnen lopen. “Waar heeft George je mee geholpen? Met overleven?” Ik zag dat het gezicht van de vrouw even betrok, maar na enkele seconden glimlachte ze weer zwak. “Met overleven inderdaad. Ik was ehm.. kort gezegd een junkie. Zonder hem zou ik die jaren niet hebben doorstaan, het is een goede gozer. Een goede vriend.” Ik knikte langzaam en begon in te zien dat het verhaal de vrouw toch wel een beetje zwaar lag, dus besloot ik maar niet verder te vragen. Ondanks dat ik eigenlijk wel wilde weten waarom ze weg was gelopen.
We naderden een tamelijk kleine, smalle vrouw. Met lang bruin haar, opgestoken in een hoge staart, en groene ogen die mij wantrouwend aankeken. “Dat is Jo,” klonk Sheila’s stem. “Trek je niets aan van dat wantrouwen. Het duurde bij ons ook even voordat ze ons echt ging vertrouwen, ze heeft ook een behoorlijk verleden achter de rug volgens mij. Gezien de littekens rond haar schouders, armen en die ene in haar gezicht. Die kunnen niet allemaal van de Apocalyps zijn, maar ze laat er niets over los,” vervolgde ze zuchtend. “Ik ben net zo nieuwsgierig als jij bent, meid,” grinnikte ze na een tijdje. Sheila versnelde haar pas en beende op Jo af, ik volgde haar toch een beetje aarzelend. Ik wilde niet meteen op onze eerste echte dag binnen de groep problemen veroorzaken, omdat één iemand me niet vertrouwde. De brunette keek me nog altijd wantrouwend aan, terwijl we haar steeds meer naderden. “Jo, dit is Angie.” Ik probeerde de vrouw aan te kijken zonder direct weer mijn blik af te wenden, waar ik wel toe geneigd was gezien het wantrouwen van de vrouw. “Angie, dit is Jo,” klonk Sheila’s stem vervolgens, hoewel de woorden eigenlijk overbodig waren waardeerde ik ze toch ergens wel. We wisten allemaal dat Jo mijn naam al kende, net zoals dat het ook logisch was dat ik Jo’s naam al wist. Toch liet zo’n simpel iets, als het voorstellen van mensen, het gevoel achter van dat we nog niet geheel verloren hadden. Dat er nog wel een beetje menselijkheid in onze gemeenschap lag. “Weet jij waar George is? Of Austin? Desnoods Darryl, want die heeft ze ook nog niet echt ontmoet.” De brunette haalde slechts ongeïnteresseerd haar schouders op, haar groene ogen stonden nog steeds recht om mij gericht.

“Darryl staat op wacht, dus we kunnen maar het beste eerst langs hem gaan aangezien we weten waar hij is. Misschien dat hij weet waar George en Austin zijn..” Ik knikte. We liepen naast elkaar de trappen af, op weg naar de begane grond. “Hoe oud zijn jullie eigenlijk?” Het was even stil gebleven en de vraag kwam volkomen onverwachts. “Dat hoor je toch eigenlijk niet aan vrouwen te vragen?” grinnikte ik dat zacht. “Of mogen alleen mannen dat niet vragen?” Sheila lachte zacht met me mee. “Ik ben 17, over ongeveer een maand 18. Ethan is 11, hij wordt pas over een halfjaar 12.” De vrouw zuchtte. “11 pas? Moet vast verschrikkelijk zijn om op zo’n leeftijd in een wereld als deze te leven.” Ik knikte instemmend, aangezien dat precies mijn gedachtegang was. “Hij heeft het er ook verdomd zwaar mee, maar hij is sterk. Kan onderhand goed omgaan met een pistool, dus hij kan zichzelf wel redden..” De blondine keek me fronsend aan. “Het was ook niet mijn idee, ik bescherm hem het liefst voor al die dingen. Ondanks dat het wel handig is, dat hij ook zichzelf kan beschermen..” Het was al met al gewoon een klote situatie, op zo’n jonge leeftijd hoorde je jezelf helemaal niet te moeten beschermen. Op zo’n leeftijd hoorde je niet te vrezen gedood te worden door wezens die gelijk waren als zombies, aangezien ze opstonden uit de dood, maar dan vijfduizend keer zo eng.
“Is er eigenlijk nog iets bekend geworden van dat onderzoek? Ze zouden toch misschien een manier hebben gevonden om niet te veranderen?” Het nieuwsbericht was me plots weer te binnen geschoten en wij hadden nooit te horen gekregen of er nou uiteindelijk toch iets uit was gekomen. “Dat bericht is gisteravond eindelijk binnen gekomen,” sprak Sheila. “De radio was even stil gebleven, wat op ieder zenuwen werkte.” Ik glimlachte, het voelde fijn dat er eindelijk iemand was die mijn gedachten uitsprak. “En?” Ik was toch ergens wel benieuwd of het onderzoek geslaagd was, niet dat het veel verbetering zou geven. Maar ergens was er dan toch nog een manier om onze volgende generatie, mits deze niet geïnfecteerd waren, deze chaos uit te krijgen. “Het is mogelijk. Als die wezens je bijten in je onderlip, raakt er een soort tegengif voor de infectie verspreid in je lichaam. De beet is alsnog dodelijk. Het tegengif heeft echter vijf volle dagen nodig om volledig de infectie te verwijderen uit je lichaam, als je voor die tijd sterft zal je alsnog veranderen. Het tegengif heeft overigens aan het einde van de vijfde dag een dodelijke inwerking op je lichaam, waardoor je dus sterft. Het schijnt dat er een soort ‘V’ verschijnt op je pols, met daar doorheen vijf strepen. Elke dag verdwijnt er zo’n streep, zodra de laatste wegvaagt sterf je.” Het was voor alsnog geen dood die je iemand toewenste, maar het klonk toch beter dan veranderen en misschien één van je familieleden of vrienden met je mee de dood inslepen. “Ik ben benieuwd hoelang het nieuws nog in de lucht blijft, hoelang het duurt voor ook dat verdwijnt,” klonk mijn stem. “Daar zijn we allemaal benieuwd naar.”

We waren het gebouw uitgelopen, richting de man met het bruine haar die ik gister ook al had gezien. Hij deed me een beetje denken aan een acteur, waarvan ik de naam was vergeten. Desondanks, wist ik vrijwel zeker dat het hem niet was. De gelijkenis was er, maar ik durfde te zweren dat het hem niet was. Al met al, zag hij er wel vriendelijk uit. En hij staarde me in ieder geval niet vol wantrouwen aan, sterker nog; hij droeg een geruststellende glimlach rond zijn lippen. “Angie, toch?” Ik glimlachte terug. “Angel, if you’re fancy. Maar, ja. Iedereen noemt me Angie en die naam vind ik zelf eigenlijk ook wat fijner.” Nog steeds begreep ik niet wat mijn ouders bezielde toen ze besloten me Angel te noemen. Hadden ze hoop dat die naam me niet in zo’n duivels monster zou veranderen, zoals Macie altijd al was geweest en ik zelf ook was. Oké, ik was niet echt een monster of iets in die richting. Maar duivels was ik wel. Ik wist nog dat ik eens op een toets ‘Lucifer’ had opgeschreven in plaats van Angel, omdat de docent altijd grappig probeerde te zijn door telkens te refereren naar mijn ‘hemelse’ karakter. Ik kreeg voor die toets overigens een één, omdat ik mijn naam niet goed had geschreven. Like, no shit Sherlock. “En je broertje heet Ethan?” Ik knikte. “Ik ben Darryl, maar volgens mij wist je dat al, want zij,” hij wuifde vluchtig naar Sheila, “vertelt altijd alles over iedereen. Niet dat ik het haar kwalijk neem, ik snap best dat ze het graag wilt hebben over zo’n geweldig persoon als ik,” lachte hij, met een ondertoon vol zelfspot. Ik grinnikte toen Sheila hem een stoot in zijn zij gaf. “Ik vertel heus niet altijd alles over iedereen.. Oké, misschien ook wel.” De blondine keek even om zich heen. “Weet jij waar George en Austin zijn?” vroeg ze vervolgens, de vraag gericht tot Darryl. “Die zijn beide aan de achterkant van het ziekenhuis bezig, met het versterken van de blokkade.” Sheila knikte langzaam en begon weer te lopen, gebarende dat ik achter haar aan moest komen. “We zien je straks wel weer, Darryl.”

Tot nu toe had ik nog best een goed gevoel over de mensen in de groep. Althans, ik had het gevoel dat ik Sheila en Darryl kon vertrouwen. Van Jo was ik nog niet helemaal zeker, vooral omdat zij mij niet leek te vertrouwen. En vertrouwen blijkt moeilijk te gaan als het slechts van één kant komt. “George is een goede gozer, hij was dus degene met wie ik jarenlang op straat heb rond gezworven. Hij is ook wel een beetje lastig van vertrouwen, maar dat komt door zijn verleden. Hij is vroeger altijd erg gepest en werd een keer uitgenodigd voor een feest, op zijn vijftiende dacht ik. Daar hielden ze een dropping, alleen ging iedereen er samen vandoor. George bleef alleen achter en is toen op straat terecht gekomen, hij was daarvoor nog een aantal dagen verdwaald in het bos. Hij durfde zijn ouders niet meer onder ogen te komen en is er daarom maar vandoor gegaan.”
“En hoe is Austin?” besloot ik om van onderwerp te veranderen, ik kon geen geschikt response vinden voor het verhaal dat ze had verteld over George. “Lijkt qua karakter veel op Darryl, erg spontaan en sociaal. Hij is als ik het goed heb op zijn dertiende al wereldkampioen geworden in de jeugdcategorie kogelstoten, als ik me niet vergis. Maar daar laat hij niet veel over los, misschien dat hij niet wilt dat we niet al te anders naar hem gaan kijken. Immers, kan ik me best voorstellen dat zo’n kampioenschap heel wat sociale druk op je kan leggen.”

Twee mannen verschenen in mijn gezichtsveld, die bezig waren met het dicht timmeren van een deur. Ze leken het complete evenbeeld van elkaar. De rechter was lang en breed, met veel spieren. De ander was een stuk kleiner en wat smaller, ondanks dat hij wel redelijk gespierd was – maar niet zo gespierd als de man naast hem. Toen ze zich omdraaiden, bij het horen van onze voetstappen, kon ik ze in me opnemen. De kleinere, smallere man had zwart haar, met groene ogen. De man aan zijn rechterkant had bruin haar met lichtblauwe ogen. Ik merkte op dat de smallere man, dezelfde blik in zijn groene ogen droeg als Jo had gedaan. Iets minder weliswaar, maar ik herkende er toch hetzelfde wantrouwen in. De andere man daar in tegen, zag er een stuk meer ontspannen uit. Een kleine glimlach lag rond zijn lippen. Ondanks dat Sheila vermoedelijk ook wel doorhad dat ik aan de gezichtsuitdrukking en houding van de mannen op kon maken wie welke naam droeg, stelde ze ons toch aan elkaar voor. “Dus, jongens. Dit is Angie, haar broertje Ethan zit nog boven maar die stel ik later wel aan jullie voor,” ze glimlachte me even toe. “En Angie, dit,” ze gebaarde naar de man met het bruine haar, “is Austin.” De man deed een kleine stap naar voren en stak zijn hand naar me uit, met een glimlach schudde ik hem de hand. “En dit is George,” er volgde opnieuw een gebaar met haar hand, maar deze keer bleef het handen schudden weg. De man deed geen enige aanstalten een stap naar voren te doen, niet zoals Austin dat wel had gedaan. Zelf zag ik het ook niet zo zitten om een stap naar voren te doen en mijn hand uit te steken, ik had namelijk het vage vermoeden dat het dan alleen maar ongemakkelijker zou worden.
“Gaan jullie maar weer verder met het blokkeren van die deur, dan zijn we in elk geval ook van die zorg af,” opperde Sheila, waarna ze zich omdraaide. Ik glimlachte nog even naar de twee mannen, mijn ogen bleven toch nog even hangen op George – die me nog altijd vol wantrouwen aankeek – en draaide daarna ook op. Ik moest mijn pas een stuk versnellen, om weer naast Sheila te kunnen lopen. “Waarom blokkeren jullie de deur eigenlijk?” “Veiligheidsmaatregelen. Er was een paar dagen terug een groep die via de achterdeur probeerde binnen te komen. Nu hebben we liever niet dat we constant worden verrast door een andere groep, vooral aangezien we toch een gunstige plek hebben gevonden om te verblijven. Vandaar ook dat we zo veel mogelijk de wacht houden bij hoofdingang.” Ik knikte langzaam. “Is het ziekenhuis eigenlijk al lang verlaten?” Het voelde raar om in een ziekenhuis te lopen dat niet meer functioneerde zoals het hoorde te doen, dat er geen patiënten lagen in de kamers. Dat we hier slechts met een groep van zeven bivakkeerden. Het voelde een beetje zoals in van die horrorfilms, het gaf een beetje zo’n zelfde ongemakkelijke, angstmakende sfeer. “Toen wij hier kwamen wel ja, ik denk dat iedereen de ziekenhuizen is ontvlucht toen bleek dat alle doden veranderden in die dingen.” Ik trok een wenkbrauw op. Het klonk ongelooflijk vreemd dat artsen de ziekenhuizen ontvluchten, omdat ze bang waren voor de dood. Is de dood niet iets dat artsen moeten voorkomen, ook als ze een risico nemen? Of gold dat niet als er een risico was voor het leven van de arts zelf? Maar, de tijden waren natuurlijk ook veranderd. En daar zou dit dan wel weer een voorbeeld van zijn. Iedereen ontvluchtte natuurlijk liever de dood, maar in omstandigheden als deze was die voorkeur nog net wat groter. En overigens, mensen konden ook behoorlijk egoïstisch zijn. Het leek haast vanzelfsprekend te zijn dat we eerst onszelf redden en dan een ander.

9Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} di nov 11, 2014 6:46 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 7
K I L L I N G L I K E
I T ‘ S N O T H I N G


Weken waren verstreken, langzaam verstreken. Hoeveel? Daar was ik onderhand te tijd al in kwijt geraakt. Ik wist dat het meer was dan een maand, dat mijn verjaardag al was geweest. Ik ging er maar gewoon vanuit dat ik nu onderhand wel 18 zou zijn. Niet dat het veel verschil maakte tegenwoordig, niemand zou meer controleren op je leeftijd. Er zouden geen redenen meer voor zijn, er waren immers geen politieagenten meer op straat om je te controleren op alcohol. Films konden we niet meer afspelen, aangezien er nog amper elektriciteit over was, en dus hadden we ook geen redenen meer om illegaal een film voor 18 jaar of ouder te halen. Ergens was het best wel sneu, hoe erg ik altijd had uitgekeken naar mijn 18e verjaardag terwijl ik nu niet eens zeker wist of mijn verjaardag al was geweest. Er waren echter wel een paar dingen waar ik verrassend genoeg wel zekerheid over had gekregen in de laatste paar weken. Ik wist dat ik de groep onderhand vertrouwde, waarbij enkel Jo nog een beetje een twijfelgeval was – ondanks dat ze wel al iets losser was geworden. Maar, ik wist nu alleen ook zeker dat het niet goed ging met Ethan. Waarschijnlijk verkeerde hij in een shock, door alles wat er gebeurd was. Wellicht dat hij nu pas echt in begon te zien wat hij had gedaan, wat wij hadden gedaan. Ik was er onderhand wel overheen, ik begreep dat we geen andere keuze hadden gehad. En toen ik Sheila het verhaal had verteld, had zij gezegd precies hetzelfde gedaan te hebben. Het beschermen van je familie gaat soms voor het lot van andermans leven. Ethan echter, leek dit nog niet geheel te begrijpen. Sowieso, was hij enorm afstandelijk geworden. Maar dan ook echt heel erg afstandelijk. Hij sprak amper, het grootste deel van de dag staarde hij slechts voor zich uit. Natuurlijk, hij had dagen waarin het een stuk beter ging. Dan begon hij zich weer wat meer open te stellen, ook tegenover de rest van de groep. Maar een dag later sloot hij zich weer af. Het verwarde me enorm, hij gedroeg zich zo anders dan wat ik van hem gewend was. Hoewel je natuurlijk eigenlijk ook geen andere reactie mocht verwachten, van een 11-jarige in een wereld als deze. Waar de angst voor de dood onze levens overheerste. Een wereld waarin een ‘happy ending’ niet langer leek te bestaan.

Ik staarde voor me uit, het koude metaal van het pistool in mijn handen gaf me een veilig gevoel. Ik had ongeveer een uur geleden de wacht van Austin overgenomen en dus stond me nog minstens een uur aan verveling te wachten. De wacht houden was saai werk, zoals ik al gauw had gemerkt. Er gebeurde hooguit iets, veel groepen kwamen er niet langs en het enige gevaar dat er verder af en toe naderde, waren schimmen die toch de stad weer in waren gedwaald. Er waren een paar weken verstreken en de Kissers leken onderhand al de steden geheel uitgekamd te hebben, er waren nog maar weinig mensen over. En de mensen die nog over waren en nog in de stad verbleven, reisden meestal in grote groepen en wisten wel wat ze moesten doen om zichzelf te beschermen. Dus daar hadden ze ook niet een al te grote voedselbron aan, waardoor ze steeds meer afdwaalde naar de bossen en het platteland; daar waar voornamelijk de mensen die alleen waren rondliepen, of de boeren die hun boerderij nog niet wilden achterlaten.
“Hey Ang,” ik draaide mijn hoofd toen ik Darryl’s stem achter me herkende. Ik glimlachte even naar de smalle man, met het bruine haar. Onderhand vertrouwde ik Darryl en Sheila het meest van de groep, vooral omdat zij het meest open stonden naar mij en mijn broertje. Austin stond op zich ook wel open naar ons, hij wantrouwde ons in elk geval niet zoals Jo en was niet zo afstandelijk als George, maar toch gaf hij mij een stuk minder dat vertrouwde gevoel als dat ik van Darryl en Sheila kreeg. “Wat dacht je ervan eens wat anders te doen dan te wacht te houden? Onze spullen raken op, dus ik wilde eigenlijk even snel op pad gaan om te kijken of er nog ergens wat spullen te vinden zijn. Sheila vindt het niet erg om een uurtje langer de wacht op zich te nemen, dus dan kan jij gewoon mee.” Ik knikte een tikkeltje te gretig, alles was beter dan nog een uur de wacht houden. “Top. Ga jij even je rugzak halen, dan zal ik Sheila even op de hoogte brengen.” “Prima, dan zie ik je hier?” De man knikte instemmend en draaide zich om, waarna hij naar binnen beende. Ik liet het pistool weer vastzakken aan mijn riem en liep ook terug het ziekenhuis in. Terwijl ik naar boven snelde, probeerde ik met mijn handen mijn blonde haar in een wat nettere staart – dan die ik nu had – op te steken. Toen ik onderweg even een snelle blik in een spiegel wierp, die tegenover de geopende deur van een kamer hing, slaakte ik een zachte zucht. Het was ongelooflijk hoe erg ik was veranderd, ik was een stuk magerder geworden. Mijn gezicht was bleek, mijn wangen hadden niet langer meer de roze gloed die ze vroeger wel hadden. Mijn grijze ogen stonden een tikkeltje dof, niet zo levendig als vroeger. Mijn spijkerbroek was gescheurd en zat onder het vuil, mijn (voorheen) blauwe shirt was al net zo vies. Het enige dat nog een beetje ongedeerd was gebleven, was het zwarte lerenjasje dat over mijn schouders lag. Het leer was stevig genoeg om zowel het één en ander aan verwondingen als de koude wind tegen te houden. Ik liep de kamer in die Ethan en ik al sinds onze eerste dag in het ziekenhuis deelden. Ik nam mijn jongere broertje, die in kleermakerszit op zijn bed zat, even in me op. “Hey,” klonk mijn stem zacht, zonder enige hoop. “Hey.” Ik was verrast dat hij toch reageerde, tegen mijn verwachtingen in. Ik griste mijn zwarte rugzak van de grond en dumpte de schampere inhoud op mijn bed, er was niet veel over van de spullen die er ooit in hadden gezeten. Ik bevestigde de band, met de glanzende messen eraan, aan mijn riem en ritste de tas – die nu leeg was – weer dicht. “Ik ga met Darryl op pad, we moeten nieuwe spullen zien te regelen,” verklaarde ik, terwijl ik de tas op mijn rug deed. “Doe voorzichtig,” was het antwoord dat ik kreeg, er lag opnieuw geen enkele emotie in de stem van de jongen. Toch was het beter dan ik had verwacht. Ik kreeg tenminste antwoord, dat was al meer dan ik op sommige dagen kreeg.

Na een minuut of vijf stond ik weer buiten, Darryl stond al op me te wachten. Hij grijnsde me even kort toe, toen hij me aan zag komen lopen. “Ben je er klaar voor?” Ik knikte grinnikend. “Altijd.” De man begon te lopen, toen ik eenmaal naast hem stond. “Ik ken de weg hier uit mijn hoofd, dus ik weet wel een aantal plekken waar we waarschijnlijk wel het één en ander aan spullen kunnen vinden.” Ik keek hem even vragend aan, maar voordat ik ook maar een vraag kon stellen vervolgde de man zijn woorden. “Ik ben hier opgegroeid. Toen de Apocalyps uitbrak, ben ik hierheen gekomen om te kijken hoe het ervoor stond met mijn ouders. Maar die waren de stad al uit zodra ik hier kwam.” Ik glimlachte, blij om te weten dat ik niet de enige was die routes uit het verleden nog bijna helemaal uit zijn hoofd wist. Ik had immers in de eerste week ook de weg naar de boomhut nog geweten en de weg naar Hershel. Ik vroeg me ook nog altijd af hoe het ging met mijn oom en nicht, of het lot hun een beetje goed verging. Of zij het beter hadden dan wij, of dat ze al onder aanval waren gekomen door andere groepen met bandieten. Aanvallen die we niet hadden kunnen voorkomen. “Waarom woonde je niet meer hier dan?” Ik keek even om me heen. Het weer werd onderhand al steeds weer wat minder en doordat ik mijn gevoel voor tijd compleet was kwijtgeraakt, vroeg ik me steeds en steeds meer af hoelang het nog zomer zou blijven. Hoelang het zou duren voor de herfst in zou vallen, voordat de winter in zou vallen. Waarom kon de zomer niet gewoon voor altijd duren? Ik had nog geen winter meegemaakt in deze situatie, maar ik wist dat het een stuk zwaarder zou worden dan de warmte van de zomer. “Vanwege mijn opleiding, ik studeerde kunstgeschiedenis in New York. Nogal oninteressant, maar het kunst gedeelte was wel leuk ergens.” Ik glimlachte even, waarschijnlijk had ik nu ook al na moeten gaan denken over de opleiding die ik wilde gaan volgen. Als we in een normale situatie hadden gezeten althans, maar dat was niet het geval. Dat was tenminste een last die van mijn schouders afviel, ik hoefde me niet langer meer druk te maken over mijn cijfers, over mijn studiekeuze. “Ik zou nu zo ongeveer afgestudeerd zijn, denk ik. Maar dat ging dus niet helemaal volgens plan.”

Het gesprek was stilgevallen en we waren begonnen langzaam te rennen, zodat we ook nog terug zouden komen bij het ziekenhuis voor de nacht inviel. Als we waren blijven wandelen op het tempo zoals we hadden gelopen, dan waren we over een week nog steeds niet terug waarschijnlijk. Ik voelde de angst voor conflicten weer een beetje terugkomen, zoals ik dat altijd ervoor als ik weer op pad ging. Dat eerste gevecht lag me nog steeds niet helemaal lekker. Ondanks dat ik onderhand wel meerdere kogels door de lichamen van mensen had heen gejaagd, dat eerste gevecht bleef me ’s nachts achtervolgen. Het achtervolgde me in mijn nachtmerries, keer op keer weer. Ik achtte het ook nog steeds raar dat ik mensen om het leven had gebracht, mijn volledige naam sloeg nu eigenlijk al helemaal nergens meer op. Behalve als ik dan een gevallen engel zou zijn, dan zou het nog wel overeen kunnen komen. Maar een echte engel, doodt geen mensen. Dat hoort gewoon niet zo te zijn.

Vlak voor een enorm huis kwamen we tot stilstand. “Veel mensen zijn niet meer teruggekomen naar hun eigen huis, we hebben een grotere kans hier iets te vinden dan als we op zoek gaan in winkels.” Een frons verscheen op mijn voorhoofd, bij het horen van Darryl’s verklaring. Hij had natuurlijk ergens wel gelijk, maar het inbreken en stelen in een huis was toch wel wat anders dan bij een winkel waar de ruiten al van waren ingeslagen. Maar we moesten het doen, voor de overlevingskansen van onze groep. De kans dat er nog wat lag in de winkels was ontzettend klein. We moesten het er maar gewoon op wagen en hopen dat er ook daadwerkelijk niemand meer in het huis woonde, of dat er een groep verbleef. “En hoe wil je hier binnen gaan komen?” Ik keek de man vragend aan en streek een blonde pluk haar achter mijn oor. “Een raam inslaan is niet zo moeilijk,” merkte hij droogjes op. “Maar het zorgt wel voor veel geluid..” Ik had in de laatste paar weken wel geleerd dat hard geluid nooit voor veel goeds zorgde, er kwamen over het algemeen alleen maar meer problemen van. Geluid trok Kissers aan, het trok ook andere mensen aan. Maar het jaagde dieren daar in tegen weg, behalve als de dieren op onze wereld onderhand ook al uitgemoord waren. Wat waarschijnlijk niet zo was. “Heb jij dan een andere manier om hier binnen te komen?” Ik haalde mijn schouders op, gevolgd door het schudden met mijn hoofd. Ik wist niet hoe ik een slot moest kraken, dus echt veel keuze hadden we niet. “Prima, dan breken we het raam,” sprak Darryl, terwijl hij mij even grijnzend aankeek. Ik rolde met mijn ogen, alvorens achter hem aan te lopen. We liepen naar het grote raam dat ons toegang zou geven tot de woonkamer. Het was echt een enorm huis, ongeveer twee maal de grote van mijn oude huis. Maar die was ook wel vrij klein geweest, voor een gezin van vijf man. “Nu moeten we alleen nog iets hebben om het raam mee in te slaan.” Ik keek om me heen, mijn blik vestigde zich op het stapeltje stenen dan naast de voordeur stond. Ik glimlachte schamper, toen ik me bedacht dat we precies zo’n zelfde stapeltje naast onze eigen deur hadden gehad. Waarschijnlijk hadden de eigenaren van dit huis ook de gedachte gehad een pad van tegels aan te leggen in de voortuin, net zoals mijn vader altijd had willen doen, maar er nooit tijd voor hadden gekregen. Ik deed een paar passen, zodat ik één van de stenen op kon pakken. “Aan jou de eer,” glimlachte ik, terwijl ik de steen overhandigde aan Darryl.
Ik kromp haast in één toen het geluid van het brekende glas zich door de omgeving verspreidde, het klonk zo verschrikkelijk luid. Het was nog maar te hopen dat er niets of niemand op af zou komen, ik had namelijk vandaag eigenlijk het geweldige idee gehad een keer uit de problemen te blijven. Niet dat dit tot nu toe echt gelukt was, maar het viel te proberen. Toen de meest uitstekende stukken glas ook op de grond lagen, gebaarde Darryl dat ik naar binnen moest klimmen. “Dames gaan voor.”

De inrichting van het huis was precies zoals je het zou verwachten, bij het zien van de buitenkant. Luxe, heel erg luxe. Het deed me een beetje denken aan de inrichting van het huis uit American Horror Story, alleen hoopte ik met heel mijn hart dat dit huis geen enge kelder kende of enge mensen die hier op de één of andere manier – op het opengeslagen raam na – binnen konden komen. Ik hoopte eigenlijk gewoon dat dit niet hetzelfde huis zou zijn, hoewel ik dat wel herkend zou hebben, en dat we niet in de problemen zouden komen. Één keer een écht geslaagde tocht moest wel kunnen toch? Één keertje maar? Toen Darryl ook naar binnen was geklommen, begonnen we het huis te doorzoeken. “Blijkbaar had je toch gelijk, dat de meeste mensen niet terug zijn gekomen naar hun huis,” grinnikte ik, toen ik een blik had geworpen in één van de nog volle keukenkastjes. Zelfs als je alles wat niet meer eetbaar was niet meerekende, zou het genoeg zijn om nog minstens een maand vooruit te kunnen. Misschien zelfs twee. “Of ze wonen hier nog wel en hebben de spullen ergens anders vandaan gehaald,” merkte hij op. Ik haalde onverschillig mijn schouders op. Het maakte niet zoveel uit waar het eten vandaan kwam, we hadden het nu in elk geval. Ik zette mijn rugzak op het aanrecht en ritste hem open, om er zoveel mogelijk eten in te stoppen als mogelijk was. “Jezus, hier liggen medicijnen genoeg voor bijna een jaar,” klonk Darryl’s stem. “Als we zuinig doen tenminste en niet al te veel in de problemen raken,” gaf hij daarna toe.
“What the fuck,” klonk een luidde onbekende stem. Darryl en ik wisselden een vlugge blik uit en ik wist dat we allebei hetzelfde dachten; godverdomme. Bijna synchroon haalden we beiden onze pistolen tevoorschijn, het zou voor meer geluid zorgen maar als we nu tegen een groep opliepen zouden we het nooit kunnen redden met slechts wat messen. “Wat is er Mari?” klonk een tweede stem. We zouden hier niet uit kunnen komen zonder te vechten, dat was al duidelijk. Het beste dat we nu nog konden doen, was ze verassen. “Als we nu de woonkamer insluipen, kunnen we er minstens één uitschakelen voordat ze binnen zijn,” fluisterde Darryl me haast onhoorbaar toe. Ik knikte instemmend. Het was nu of nooit.

Samen slopen we de woonkamer in, die godzijdank aangrensde aan de keuken. We maakten onszelf zo klein als mogelijk en maakten amper geluid terwijl we bewogen. We ademde zo zacht als we konden en probeerden zelfs het geluid van onze kloppende harten te dempen. Ik hoorde de groep buiten discussiëren, of het wel verstandig zou zijn nu naar binnen te gaan. We zaten verscholen achter een brede, maar toch ietwat lage bank. Dit zou ons nog net genoeg ruimte geven omhoog te komen om te schieten en vervolgens weer dekking te nemen. Precies op het moment dat ik een vrouwenstem; “We kunnen beter wachten tot er iemand naar buitenkomt, ze kunnen daar niet eeuwig blijven zitten en veilig is het waarschijnlijk toch niet,” hoorde zeggen, klonk ook het geluid van een schot naast me. Precies meid, precies, klonk een spottende stem in mijn hoofd. Ik glimlachte even kort naar Darryl, die met zijn schot een kleine, smalle vrouw met lang bruin haar had geraakt. Ik kon haar vanaf mijn plek achter de bank nog net naar beneden zien vallen. Darryl was echter pas net weer achter de bank gedoken, toen een schot vanaf het raam klonk, hij had ternauwernood de kogel weten te ontwijken. Ik haalde opgelucht adem toen ik zag dat de man naast me niet geraakt was. Ik keek nogmaals over het randje van de bank heen en wist nog net vier hoofden te onderscheiden van de rand van het raam, aangezien ze nu ook allemaal ondergedoken waren. Vier mensen om uit te schakelen, dat moest lukken. Het was niet de rust waar ik op gehoopt had, maar het had ook een stuk erger kunnen zijn. Ik zag een man met een haast onnatuurlijk bleke huid, met blauwe ogen die door zijn bleke huid alleen nog maar blauwer leken, voorzichtig overeind komen. “Volgens mij is de kust-” Veilig? Think twice boo. De man had omlaag gekeken en zijn zin werd afgekapt door het schot dat ik afvuurde. De kogel raakte hem recht in zijn hart, waardoor hij achterover viel. Ik dook weer omlaag, waardoor ik nu degene was die op één haar na de kogel van iemand buiten het huis ontweek. Toen ik voorzichtig over het randje van de bank keek, vloog er opnieuw een kogel vlak over mijn hoofd heen. De aanvaller was een brede, ietwat getinte man met zwart haar. Maar, terwijl hij zich op mij richtte kreeg Darryl vrijwel open spel en kon ook hem zonder moeite neerschieten.
Doordat we zo geconcentreerd waren op het uitschakelen van de mensen die zich verscholen onder het kozijn van het ingeslagen raam, met de gedachte dat we er maar vier uit hoefden te schakelen. Hadden we niet door dat er nog één bezig was geweest met het kraken van het slot. De deur naar de gang was nog open en vanaf de plek waar ik zat had ik open zicht op de voordeur, wat jammer genoeg ook betekende dat als iemand in de deuropening stond deze mij ook kon zien. We hadden allebei niet doorgehad dat de voordeur open was gegaan en dat er een zesde lid van de groep naar binnen was geglipt. Pas toen het schot klonk, was ik nog net op tijd om een stuk naar achter te schuiven. Het was alleen niet genoeg. Een plotselinge pijn trok zich door mijn enkel. Darryl kwam echter snel genoeg in actie, om de man uit te kunnen schakelen. Ik klemde mijn kaken op elkaar en wist het voor elkaar te krijgen één van de twee vrouwen die naar binnen sprongen met een schot om het leven te brengen. Het was alleen de vrouw met de minste spieren die ik neerschoot, waardoor de gespierdere vrouw – die om de één of andere reden geen pistool droeg – het voor elkaar kreeg Darryl’s pistool uit zijn handen te slaan. De twee raakten in gevecht, maar met mijn troebele zicht – van de pijn – durfde ik het niet aan haar neer te schieten. Straks miste ik en raakte ik Darryl. Maar uiteindelijk kreeg ik overigens toch niet veel kans om iets te doen. Het duurde niet lang voordat de man bij de extra band aan zijn eigen riem kon, waar hij een mes van los kon maken. Het duurde nog een paar seconden, voordat ook de gespierdere vrouw op de grond viel. Een steek in haar buik had haar om het leven gebracht.

“Ang? Gaat het?” Ik knikte vlug, mijn kaken waren nog steeds op elkaar geklemd van de pijn. Ik probeerde mezelf overeind te duwen, maar Darryl’s hand – die op mijn schouder lag – hield me tegen. “Je kan zo niet lopen meid,” merkte hij op, een bezorgde blik lag in zijn ogen. “Je hebt mazzel dat die kogel er in zijn geheel doorheen in gegaan, anders hadden we nu nog meer problemen.” Ik knikte nogmaals en deed een poging te glimlachen. De pijn zou vast na een tijdje wel wegtrekken. “Ik kan best lopen.. We moeten hier nou eenmaal weg..” Hij schudde mistroostig, maar onderhand wel glimlachend, zijn hoofd. “Dat gaat niet gebeuren.” Voordat ik kon protesteren had hij me, met rugzak en al, opgetild. Ik wist dat ik er toch niets tegenin kon brengen en dit was misschien wel de beste manier om hier snel weg te komen, zonder al teveel gedoe.
De reis was zo oncomfortabel als de hel, maar toch waarde ik de poging van Darryl om me zo min mogelijk bijna uit zijn armen te laten vallen. Ik probeerde nog een aantal keer te opperen of het niet gemakkelijker zou zijn als ik gewoon zou gaan lopen, maar die ideeën werden direct de grond ingeslagen.

Ik zag het ziekenhuis voor ons opdoemen, een kleine glimlach speelde rond mijn lippen. We hadden het toch weer weten te overleven, niet met zoveel gemak en geluk als ik had gehoopt. Maar we hadden het wel overleefd. En dat was eigenlijk al heel wat. “Wat is er gebeurd?” Hoorde ik Sheila – een tikkeltje – verschrikt roepen. Waren we zolang weggeweest dat zij onderhand de wacht alweer op zich had genomen? “Ze is geraakt in haar enkel, het is een lang verhaal,” sprak hij, waarmee hij aanduidde dat hij het later wel uit zou leggen. “Jij bent van onze groep waarschijnlijk het beste in het controleren van verwondingen, dus zou je kunnen kijken of Jo – of iemand anders voor mijn part – de wacht van je over kan nemen. Dan breng ik haar naar boven.” Dat waren de laatste woorden die ik nog hoorde, voordat alles zwart werd.

10Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} vr nov 14, 2014 6:00 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 8
F L A B B E R G A S T E D ?

Het voelde alsof er lood hing aan mijn oogleden, het kostte onnatuurlijk veel moeite voordat ik ze eindelijk open had. Ik rilde even van de plotselinge kou, gevolgd door de pijn in mijn enkel. Ik duwde mezelf een stuk overeind, zodat ik op mijn onderarmen steunde. “Je bent weer wakker,” klonk Darryl’s stem, die tegen de deur aanleunde. Ik glimlachte zwak. “Blijkbaar,” merkte ik sarcastisch op. “Hoe voel je je?” Ik haalde mijn schouders op, voor zover dat ging in de positie waarin ik lag. “Zo goed als het kan, voor iemand die met een kogel geraakt is in haar enkel.” Hij lachte zacht, vermoedelijk om de sarcastische toon in mijn stem die steeds erger werd. “Het is in elk geval mooi dat je het je herinnert, denk ik. Het gebeurd vaak dat mensen zich niets meer herinneren na een ongeluk.” Ik knikte langzaam. “Weet ik.” Dat had ik eerder meegemaakt, na het auto-ongeluk kon ik me ook maar vrij weinig herinneren van wat er was gebeurd. “Die herinneringen komen meestal pas na enkele weken weer terug,” voegde ik er aan toe. “Ervaring?” De man keek me fronsend aan. “Ik heb een auto-ongeluk gehad toen ik twaalf was.” Ik wist niet precies wat er aan de hand was, maar ik voelde dat er iets mis was met Darryl. Alleen kon ik niet plaatsten was het was. “Ik zal Ethan wel even halen, denk dat hij je ook wel graag wilt zien.” Ik keek hem fronsend na, totdat de deur zich sloot. Ik liet me terugzakken in het matras en masseerde met mijn vingertoppen mijn slaap. Ik had veel meegemaakt in mijn leven, maar ik was nog nooit geraakt door een kogel. Maar ach, voor alles moest een eerste keer zijn. Hoewel ik dit liever had weggelaten. Geraakt worden door zo’n “metalen kogel van hel” is niet echt iets dat bovenaan mijn bucket list stond, hoewel ik het nu wel weg had kunnen strepen. Als het op mijn lijstje had gestaan tenminste. Als ik überhaupt een lijstje had gemaakt, dat had ik wel willen doen maar ik was het keer op keer weer vergeten. Zoals wel vaker gebeurde bij mij, ik had echt het geheugen van een pinda. Zelfs als ik een taak of iets dergelijks direct op papier schreef en het op een duidelijke plek – waar ik vaak keek – ophing, vergat ik het alsnog te doen. Ik vergat vroeger ook wel meer dan eens een aantal boeken mee naar school te nemen, ik ben zelfs een aantal keer mijn hele tas vergeten. Ik ben een keer bijna vergeten schoenen aan te doen, dat ik al buiten stond en dat Ethan me vanachter het raam uit stond te lachen. Die vergeetachtigheid hielp ook niet echt bij het feit dat ik al een ongelooflijke kluns was, dat maakte alles alleen nog maar erger.

De deur ging langzaam weer open, waardoor ik mezelf overeind duwde – zodat ik kon zien wie er in de deuropening stond. Een zwakke glimlach verscheen op mijn gezicht, toen ik Ethan zag staan. Ik probeerde de pijn zo goed als mogelijk te negeren, zodat de jongen het niet van mijn gezicht af zou kunnen lezen. Ik onderdrukte een diepe zucht. Ik wilde mijn jongere broertje liever niet bezorgd maken, ik zou me hier best overheen kunnen zetten en daar had ik geen bezorgde blikken bij nodig.
De jongen kwam op de rand van mijn bed zitten. Ik reikte naar de hand die het dichts bij mij lag, zodat ik deze vast kon pakken. Ethan glimlachte – een tikkeltje voorzichtig – naar me terug. Toch viel me opnieuw op dat zijn blauwe ogen dof stonden, opnieuw miste ik de emotie die in zijn ogen hoorde te liggen. De leegte leek zelfs nog erger te zijn dan voor mijn ongeluk, wat eigenlijk niet al te gek was als je bedacht dat ik misschien wel dood had kunnen gaan. “Hoe ehm.. hoe gaat het nu?” stamelde de jongen zacht. Ik glimlachte wat breder en kneep even zacht in zijn hand. “Het gaat prima, voor zover dat kan. Ik sla me er wel doorheen.” Ik probeerde mijn stem geruststellend over te laten komen, zonder al te veel succes. Ik had echter wel door dat Ethan er toch iets geruster door leek te worden. Het was niet veel, slechts een minuscule geruststelling. Maar het was beter dan dat de jongen helemaal niet rustiger was geworden door mijn woorden. We moesten hoop houden, vooral in een situatie als deze. Het zou vanzelf wel weer goed komen. En anders, hadden we pech. Er viel nou eenmaal niets te veranderen aan het lot, mits dat überhaupt bestaat.
Het was even stil gebleven, het was een ongebruikelijke, ongemakkelijke stilte. Normaal hing er nooit zo’n stilte tussen ons in. We waren het gewend als onze gesprekken af en toe stil vielen, we kennen elkaar niet voor niets al zijn hele leven, en dus was het vrijwel nooit echt ongemakkelijk stil. Zoals nu wel het geval was. Ik nam de jongen, die nog altijd op de rand van mijn bed zat, even in me op. “Hoe gaat het met jou?” Ik wist dat hij zou liegen. Dat hij zou zeggen dat het goed ging, terwijl dat totaal niet het geval was. Ik wist dat hij niet eerlijk tegen me zou zijn, puur om me de ongerustheid te besparen. Maar die ongerustheid zou me toch niet bespaard blijven, ook als het wel degelijk goed ging met mijn jongere broertje. “Goed,” klonk het al verwachte antwoord. Ik moest moeite doen niet in een automatisme met mijn ogen te rollen. Ik wist dat hij dat direct zou zien en ik zat niet te wachten op een discussie, niet na alles wat er gisteren al gebeurd was. Als het gisteren was, ik had geen enkel idee hoelang ik buiten westen was geweest. “Hoelang ben ik eigenlijk ‘weg geweest’?” Ik hield mijn hoofd een klein beetje schuin, terwijl ik hem met een vragende blik in mijn lichtgrijze ogen aankeek. Ik wreef even met mijn vrije hand in mijn ogen en slaakte een zucht. “Vier dagen, ongeveer.”

De dag ging langzaam voorbij, mensen kwamen om en om langs om even te kijken hoe het ging. Nou ja, eigenlijk waren het alleen Darryl, Sheila en Ethan die echt regelmatig langs kwamen. Austin heb ik één keer voorbij zien komen, maar van Jo en George heb ik geen enkele blik opgevangen. De nacht viel in, na een tijd die eeuwen geduurd leek te hebben. Ik vond het verschrikkelijk om de hele dag in bed te moeten blijven, om niets te kunnen of mogen doen. Om geen nut te bieden aan de groep, om niet te kunnen helpen met het versterken van de blokkades. Ik staarde naar het plafond, de duisternis had mijn kamer onderhand al compleet gevuld en mijn ogen begonnen langzaam te wennen aan het donker. Ik was voor mijn gevoel al uren bezig met het proberen tot slaap te komen, maar gedachten bleven mijn hersenen overspoelen. Ik kwam voorzichtig overeind en zwaaide mijn benen over de rand van mijn bed. Een felle pijnscheut schoot door mijn enkel, toen ik opstond. Ik steunde met mijn arm tegen de muur, om mijn ademhaling tot rust te kunnen laten komen. Toen de pijn weer wat was afgezwakt, begaf ik me langzaam in de richting van de deur. Ik moest even naar buiten, even een frisse neus halen. Even mijn gedachten op orde proberen te krijgen. Ondanks dat er iemand op wacht stond, verlangde ik toch even naar de rust die ik buiten hoopte te vinden. Of althans, de rust in mijn hoofd die de buitenwereld wellicht kon schenken. Ik liep langzaam de trappen af, zonder al te veel geluid te maken en de rest van de groep ook te wekken. Ik moest mezelf omhoog houden aan de trapleuning, om niet onderuit te gaan.

“Angie? Waarom ben jij in vredesnaam buiten?” Toen ik eenmaal buiten stond, was mijn blik al vrijwel direct gevallen op Darryl’s gestalte – die op de grond zat, met zijn rug leunend tegen de muur van het ziekenhuis. Ik haalde mijn schouders op, ter response op zijn vraag. En strompelde in zijn richting, voorzichtig liet ik me naast hem neerzakken. Pas toen de pijn wat meer wegtrok in mijn enkel, voelde het alsof ik daadwerkelijk in staat was om weer te praten. “Kon niet slapen,” klonk mijn stem onverschillig. Ik liet mijn blik afdwalen naar de omgeving. Het begon alweer kouder te worden, waardoor de herfst al aangekondigd leek te worden. Ik haalde even diep adem. “Moet je niet in bed blijven..? Met je enkel?” Ik lachte zacht. “Ik kan moeilijk zonder mijn enkel in bed blijven,” merkte ik sarcastisch op. Doordat mijn blik nog altijd naar de donkere lucht was gericht, had ik niet door dat de man met zijn ogen rolde. “Eigenwijs kind,” grinnikte hij terug. “Ik ben 18, dat is officieel volwassen.”
“Officieel wel ja.” Het bleef stil, maar het was geen ongemakkelijke stilte zoals ik die tijdens mijn gesprek met Ethan gevoeld had. Het was een prettige stilte, beide waren we in gedachten verzonken. Ondanks de prettige stilte, voelde ik toch een klein beetje ongemak. Maar dat kwam voornamelijk door de ongerustheid over mijn jongere broertje, die ik de hele dag al had gevoeld.
“Je vertelde, toen we op tocht waren, toch dat je een auto-ongeluk had gehad?” Ik knikte langzaam. Het duurde enkele seconden voordat ik reageerde, aangezien ik de vraag niet bepaald aan had zien komen. Ik keek hem met een frons aan, wachtend op een verdere verklaring. “Ik vroeg me af wat er gebeurd was.. Dus als je het niet erg vindt om te vertellen..?” Ik zuchtte even. Ik weet niet waarom, maar ondanks dat ik het er normaal niet graag over had. Vond ik het nu niet zo erg. Ik kon er vroeger nooit met Kyra over praten, maar om een onbekende reden leek dit anders te zijn met Darryl. Zou ik hem..? Nee.. Dat kon niet. Was het leeftijdsverschil daar niet te groot voor? Hij was immers als 22.. “Ik was samen met mijn vader en oudere zus, Macie, in de avond naar de bioscoop geweest. We zaten ’s nachts pas weer in de auto. We reden over een slecht verlichte weg en het was winter, dus de weg was glad. Er passeerde een andere auto, maar deze zwenkte plotseling uit en toen..” Ik haalde even rasperig adem. Ik het verhaal nooit aan iemand verteld, tot op de dag van vandaag. Het viel me een stuk zwaarder, dan ik eigenlijk verwacht had. Ondanks dat het al vijf jaar geleden was. “En toen was er een enorme botsing. Het duurde ook even voordat er iemand passeerde, die 9-1-1 kon bellen. Macie stierf na een aantal dagen in coma gelegen te hebben, als het noodnummer eerder was gebeld dan..” Ik knipperde hevig, om de tranen te verdoezelen. “Dan was ze niet gestorven. Mijn vader verloor zijn been en ik.. Ik was de enige die er zonder al te veel schade vanaf kwam,” en met die woorden sloot ik mijn verhaal af. Ik sloeg mijn ogen neer naar de grond, ik voelde me te ongemakkelijk de man aan te kijken. Vertrouwde ik hem nu binnen die paar weken echt al zo erg dat ik hem dit verhaal vertelde? Dat ik zelfs niet vertelde aan mijn beste vriendin, die ik al jaren kende?
“Ik heb iets soortgelijks meegemaakt,” Darryl’s woorden verbaasden me een beetje, maar nu viel alles wel op zijn plaats. Dat was dus waarom hij belangstelling toonde voor mijn ongeluk, omdat hij ongeveer hetzelfde had meegemaakt. Dat was waarschijnlijk ook hoe hij wist dat je herinneringen vaak even verdwenen vlak na zo’n ongeluk. Ik keek hem vragend aan, terwijl ik mezelf afvroeg of hij nog verder zou vertellen of dat ik het verhaal tevoorschijn zou moeten toveren. “Ik was jong en.. dom.. Mijn oudere zus overigens ook,” begon de man na een tijdje met zijn verhaal. “Het was een paar weken nadat ik afgestudeerd was, toen ik jouw leeftijd had. En.. nou ja. Mijn zus kwam een week bij ons logeren, zodra ze zelf vakantie had. We gingen uit om te vieren dat ik ook afgestudeerd was, wat niemand destijds echt had verwacht,” vervolgde hij. “Mijn familie had bijzonder veel vertrouwen in me,” klonk het daarna spottend.
“Maar we waren beide stomdronken aan het einde van die avond. En eigenwijs en dom als we waren, besloten we dat ik prima naar huis kon rijden. Ik kon de weg amper onderscheiden van de bomen en we zijn vol op een tegenligger geknald. Ik heb twee maanden in coma gelegen, toen ik wakker werd was ze al dood. Mijn ouders moesten overigens een enorme boete betalen aan de mensen die we aangereden hadden,” zijn stem klonk met elk woord een stukje zachter en zwakker. “Het heeft ruim twee jaar geduurd voordat ik mezelf weer vertrouwde om een auto te besturen.”

Het bleef stil, het bleef lang stil. Overduidelijk wisten we beide niet dat we moesten zeggen. “Het is toch op de één of andere manier fijn om te weten dat je niet de enige bent die zoiets heeft meegemaakt,” klonk het na ongeveer tien minuten. “Alsof je er niet alleen voor staat.” Ik glimlachte en knikte. “Klopt.. Het klinkt naar, maar zo voelt het wel inderdaad.” Ik staarde naar de donkere lucht, me afvragende hoe laat het nu ongeveer zou zijn. “Ik, of mijn familie, trekt het ongeluk wel aan. Toen de Apocalyps uitbrak was de dood van Macie precies vijf jaar geleden, mijn ouders zijn op dezelfde dag gestorven.” Darryl sloeg aarzelend een arm om me heen. Ik onderdrukte de neiging de arm van mijn schouders af te schudden en bleef gewoon zitten waar ik zat. Het bleef ongemakkelijk, vooral omdat ik het gevoel had mijn eigen emoties niet langer te kunnen vertrouwen.
“Hey ehm. Austin moet zo de wacht overnemen, loop je mee naar boven?” Ik knikte langzaam en deed tevergeefs een poging overeind te komen. De man lachte zacht om mijn klunzige pogingen overeind te komen. En stak zijn handen naar me uit. Met een glimlach op mijn gelaat, kwam ik – met zijn hulp – wel overeind. Zij aan zij liepen we naar boven, tot de kamer waar ik in wakker was geworden na het ongeluk. “Probeer wat uit te rusten, oké? Die rust heb je nu wel echt nodig.” Ik knikte dankbaar. “Weet ik.. Ik zie je over een paar uur wel weer.”
Ik had onderhand weer genoeg stof om over na te denken. Genoeg stof om me wakker te houden. Ondanks dat ik eigenlijk naar buiten was gegaan om ervoor te zorgen dat mijn gedachten op een rijtje kwamen te staan, was ik nu alleen nog maar erger in de war. Alles leek me nu onderhand te verwarren. Echt alles. Ik had het gevoel mijn eigen emoties niet meer te kunnen vertrouwen, ik had plotseling het gevoel mezelf niet meer te kunnen vertrouwen. Alles was.. gewoon raar. Het feit dat Darryl hetzelfde ongeluk had gehad als ik, of ongeveer het zelfde ongeluk, maakte alles alleen maar verwarrender. Maar ondanks dat het verwarrend was, vertrouwde ik hem nu wel weer wat meer. Het was fijn om eindelijk mijn verhaal aan iemand verteld te hebben, maar het was toch een beetje dubbelzijdig. Alsof ik mijn familie verraadde door het te vertellen, naar mijn weten was het verhaal nooit buiten de familie om verteld. Het voelde zelfs een beetje alsof ik Kyra verraadde, omdat ik haar het verhaal nooit had verteld. Maar toch, was het fijn eindelijk iemand in vertrouwen genomen te hebben. Dat was in elk geval al een last minder op mijn schouders, een last die ik nu al ruim vijf jaar bij me droeg. Hetgeen waar ik me nu het meest zorgen om maakte, was Ethan. Het was Ethan voorheen ook al geweest, weliswaar. Eigenlijk, maakte ik me sinds de uitbraak van de Apocalyps al het meeste zorgen om Ethan. Maar nu was het allemaal nog een beetje erger. Een heel stuk erger, eigenlijk.

Ik kwam met een ruk overeind, toen ik beneden geschreeuw hoorde. Gevolgd door luide, discussierende stemmen, die zelfs vanaf de verdieping waar ik lag te horen waren. Ik sprong uit bed, iets te vlug waardoor ik opnieuw een stekende pijn in mijn enkel voelde. Ik klemde mijn kaken op elkaar en balde mijn handen tot vuisten, mijn nagels prikten in de palmen van mijn hand, en baande me een weg de kamer uit. Naar beneden.
Ik liep, zo snel als ik kon, de trap af. Mijn blik bleef hangen op de leden van de groep die bij de ingang van het ziekenhuis stonden, door het raam kon ik het ‘lijk’ van een gedode Kisser op de grond zien liggen. Mijn blik verplaatste zich weer terug naar de groep, terwijl ik verder de trap afliep. Ze stonden allemaal om Jo heen. Verbijsterde blikken lagen in hun ogen. Betekende dit dat..? Angstig voegde ik me bij de groep. Ik had een vaag voorgevoel over wat er gebeurd was en dat beloofde niet veel goeds. Toen ik eenmaal naast Sheila stond keek ik even de groep langs. Zelfs Ethan had zich bij de groep gevoegd, met een wit weggetrokken gezicht weliswaar. Maar het verbaasde me niettemin dat hij ook op het geschreeuw af was gekomen. Voor de rest stond iedereen er, behalve Darryl. Ik vestigde mijn blik op Jo, die met angstige, grote ogen en hoog opgetrokken wenkbrauwen naar haar eigen arm staarde. Toen mijn blik zich echter naar haar arm verplaatste, sloeg mijn hart een slag over toen bleek dat mijn vermoedens juist waren.

Ze was gebeten.

Ik hoorde het geluid van iemand die de trap afkwam, Darryl. Ik keek over mijn schouder naar de bruinharige man, maar mijn blik verplaatste zich al even snel weer terug naar Jo. “Wat is er gebeurd?” klonk Darryl’s luide stem. Niemand gaf echter antwoord, niemand leek het te kunnen accepteren. We hadden nog nooit een gebeten persoon in ons midden gehad, we wisten niet hoe snel ze zou sterven. We wisten alleen dat ze zou sterven en veranderen, wat we ook deden. Het was niet zoals in de series, dat je het brein kon vernietigen om te voorkomen dat iemand veranderde. Dat versnelde het proces slechts. Ik keek even opzij naar de man, die naast me kwam staan. “Oh shit..” klonk zijn stem, even verbijsterd en een tikkeltje angstig zoals wij ons allen voelden. Ik huiverde, mijn ogen waren strak gericht op de bijtwond op de arm van de vrouw. Het leek alsof ze was gebeten door een vampier, er stonden twee felrode puntjes – met een paar centimeter afstand – in haar bleke huid. Jo was van nature al bijzonder bleek, haar gezicht was op het moment zelfs nog bleker dan normaal. En ik had eigenlijk niet eens gedacht dat dit mogelijk zou zijn. “Shit.. Ik ehm.. Wat moeten we in hemelsnaam doen?” Darryl was degene geweest die, na een moment van een onaangename stilte, weer begon te praten. Maar niemand wist een antwoord. We wisten niet wat het beste was om te doen. We wisten niet hoelang het zou duren voor ze zou sterven. We wisten niet hoelang het zou duren voor ze zou veranderen. We wisten helemaal niets over de situatie waar we ons in bevonden. “Zouden we de arm er niet af kunnen halen? Ik bedoel.. we zitten in een ziekenhuis. We moeten hier vast wel het één en ander vinden waarmee we een geïmproviseerde operatie uit kunnen voeren.. Misschien is het gif dan nog niet verspreid en sterft ze niet,” opperde George. Ik beet op de binnenkant van mijn lip, waren we echt al zover gekomen dat we het alleen al in ons hoofd haalden om iemands arm eraf te hakken? Of eraf te snijden, wat we ook maar zouden doen in zo’n operatie. “Maar de kans is dan weer groot dat ze sterft van bloedverlies,” bracht Sheila in tegen George idee. Jo lachte schamper. Het was een zacht lachje, met een ondertoon van angst erin. “Jongens. Ik sta gewoon hier..”
“Maar misschien heeft George wel gelijk,” doorbrak ik de stilte – die ingevallen was na Jo’s woorden. “We weten niets over deze situatie, we weten alleen dat zo’n beet dodelijk is. Misschien dat je het redt als we je arm eraf halen, wat we wel zeker weten is dat je het sowieso niet redt als we het niet proberen,” verklaarde ik vervolgens. “Het is waarschijnlijk je enige kans.”
“Maar zomaar haar arm eraf halen? Is dat niet een beetje drastisch? Vooral aangezien we niet weten of het gaat werken,” klonk Austin’s twijfelende stem. “Eigenlijk ligt de keuze niet eens bij ons,” probeerde Sheila de discussie een beetje te sussen. “Het is jouw arm. Jo. Het is jouw leven. Jij bent degene die moet beslissen, maar als je niet wilt dat we je arm eraf halen zullen we toch met iets anders moeten komen.” Alle ogen stonden gericht op de brunette, wiens groene ogen nog altijd ongelovig naar haar eigen arm staarden. Ze keek met een verbeten gezicht op. “Fuck it. Haal hem er maar af.”

En dus liepen we met de hele groep naar boven, om één van de operatiekamers op te zoeken. We hadden er tot noch toe geen gebruik van hoeven te maken en dat was maar beter ook. “Wie gaat dit überhaupt uitvoeren? Daar hebben we nog geen rekening mee gehouden..” verzuchtte Austin. “Ik weet bijzonder weinig over opereren.. Ik kan hechten, maar dat is in deze situatie niet echt van toepassing lijkt me?” Niemand leek te willen Jo’s arm er af te hakken, wat compleet logisch was natuurlijk. Maar toch moest iemand het doen. “Ik denk niet dat dit gaat lukken met een echte operatie, aangezien we daar allemaal niet bekend mee zijn..” klonken Sheila’s woorden. “Maar we moeten toch echt iets verzinnen.. Ik wil het wel proberen, maar dan heb ik wel de hulp van anderen nodig..” vervolgde ze. “Als Ethan en ik de wacht nou eens houden, dan kan de rest helpen?” Er werd slechts instemmend geknikt. Ik keek toe hoe de rest van de groep, op Ethan en mij dus na, de operatiekamer in liep. Jo in hun midden. Zodra de deur achter hen dichtsloeg, wist ik dat ze niet meer terug konden krabbelen. Dit moest gebeuren, hoe verschrikkelijk we het allen ook vonden. Niemand zou in Jo’s schoenen willen staan op het moment, het moest vast verschrikkelijk zijn om op deze manier tot je eind te komen. Als ze tot haar eind kwam, tenminste. We moesten ons gewoon vast zien te houden aan dat laatste, kleine beetje hoop.

11Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} za nov 15, 2014 1:32 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 9
P E O P L E C H A N G E
F R I E N D S B E C O M E E N E M I E S


Met uiterste precisie berekende ik de afstand tussen mij en de schim die enige meters bij mij vandaan stond. Mijn hand reikte naar de extra band die bevestigd was aan mijn riem, om daar een mes uit te kunnen halen. Met een soepele zwaai, gooide ik het mes dat ik zojuist nog in mijn handen had naar de Kissers. Het metaal trof hem recht in zijn hart, waardoor het ding op de grond viel. Dit zou de enige manier zijn voor ons om veilig weg te komen. Ik slaakte een diepe zucht en keek om naar Darryl, die toch nog een beetje leek te twijfelen aan mijn plan. “En je weet zeker dat dit werkt?” Ik schudde mijn hoofd, een kleine glimlach speelde rond mijn lippen. “Nee, maar als we het niet proberen komen we hier nooit weg.” Hij fronste. “Kunnen we niet gewoon wachten tot ze weg gaan?” Ik schudde nogmaals mijn hoofd, alvorens een blik te hebben geworpen op de lange straat, die gevuld was met een enorme horde Kissers. Vanuit het steegje trok ik het ‘lijk’ van de Kisser die ik had gedood meer naar ons toe. “Ze zullen ons uiteindelijk vinden,” verklaarde ik. “Ik heb dit trucje geleerd van een oude vriend, hij zou me niet voorliegen.” Ik dacht even met een kleine glimlach terug aan de week die we doorgebracht hadden bij Hershel. Eigenlijk vond ik die legertraining toch best leuk, vooral in vergelijking met de situatie waar ik nu in beland was. “Als jij het zegt,” verzuchtte Darryl. Ik wist dat hij nog steeds twijfelde aan mijn plan, om de horde te doorkruizen. Maar het voelde toch goed dat hij me ergens genoeg vertrouwde om toch naar me te luisteren. Ik rolde de Kisser, zodat deze op zijn buik lag en ik het mes – dat nog tussen zijn ‘schouderbladen’ door in zijn hart stak – uit het lichaam kon trekken. Ik wist zelf eigenlijk niet eens of ik dit wel wilde doen, maar ik vertrouwde genoeg op Owen om het toch gewoon te doen. Dit was onze enige manier om hier weg te komen, ondanks dat het verschrikkelijk goor was. Met het mes maakte ik moeiteloos een lange snee langs de ‘ruggengraat’ van het wezen. Het bloed stroomde er per direct uit. Het was niet zoals gewoon mensenbloed, het was net zoals de wezens zelf zo zwart als roet. Ik huiverde even en begon toen toch, met mijn kaken op elkaar geklemd, mezelf in te smeren met het bloed. Het moet gebeuren.. het moet gebeuren.. De woorden schoten, aan één stuk door, door mijn hoofd. Ik deed tevergeefs een poging ook mijn rug in te smeren, waarna ik met een glimlach opmerkte dat Darryl me begon te helpen.
Het duurde even voordat we geheel besmeurd waren met het bloed van de gedode Kisser. “We moeten stil en vooral rustig blijven, zolang we gewoon rustig blijven lopen zullen ze ons niet opmerken,” voegde ik nog even toe aan de uitleg van mijn plan. Langzaam begonnen we zij aan zij te lopen, door de lange straat met Kissers heen. We hielden onze ademhaling zo stil als maar kon, we waren ons ervan bewust dat de wezens zelfs onze ademhaling op zouden kunnen merken. Maar zoals Owen al had verteld, draaiden de wezens zich geen één keer naar ons om. Ze leken het echt niet door te hebben dat wij niet één van hen waren. Er waren wel een aantal momenten dat ik vreesde voor mijn leven, als ik net te dicht langs een Kisser kwam of als er één een onverwachtse beweging maakte. Maar toch lukte onze onderneming verrassend goed. Het was ook meteen een indicatie dat ik kon vertrouwen op Owen’s adviezen, wat ook wel handig was. Echter, hadden we in deze situatie sowieso niet veel keuze gehad. Net zoals dat we niet veel keuze hadden gehad met Jo’s arm. Al hoewel die twee situaties niet echt te vergelijken waren. Onze situatie op het moment leek goed of te lopen, voor Jo was dit absoluut niet het geval geweest. Ze stierf tijdens de ‘operatie’ en veranderde al binnen enkele minuten, veel sneller dan toen mijn ouders veranderde. Waarschijnlijk was de infectie aan het begin van de Apocalyps nog niet geheel verspreid en was dat nu wel het geval. Afijn, ze veranderde dus binnen enkele minuten en George was degene die het snelst reageerde en haar hart vernietigde. Of in elk geval, de werking ervan stopte. Het was verschrikkelijk hoe alles was gelopen.. Deze hele situatie was verschrikkelijk.
We haalden het einde van de straat, met als enige probleem dat onze harten af en toe een slag over hadden geslagen zodra een Kisser ook maar een beetje onze kant toe leek te kijken. Toen we enkele honderden meters bij de horde vandaan waren, konden we weer opgelucht ademhalen. Ik wierp een korte blik op de man, met het bruine haar, en glimlachte even kort. “Ik zei toch dat het zou werken,” grinnikte ik. “Ga nou niet beweren dat je er zelf niet ook aan twijfelde,” kaatste de man lachend terug. Ik schudde even onschuldig mijn hoofd, ondanks dat ik zelf ook wel inzag dat ik ongelooflijk aan mijn plan – of Owen’s plan theoretisch gezien – had getwijfeld.
In stilte verliep onze reis. Het gaf me even de gelegenheid alles dat in de afgelopen paar weken, na Jo’s overlijden, door mijn hoofd had gespeeld op een rijtje te zetten. Of althans, een poging te doen tot. Want om een voor mij onbekende reden, leken mijn gedachten maar niet op orde te kunnen komen. Er was ook zoveel gebeurd. En onze overlevingskansen zouden alleen nog maar verminderen, zodra de winter over een paar weken inviel. Dan zou de kou ons weer tegemoet komen en wordt alles waarschijnlijk veel lastiger. Maar dat was natuurlijk dan ook het zoveelste ding waarover we geen zekerheid konden hebben. We hadden nog nooit een winter meegemaakt in deze wereld, we wisten niet zeker of het echt zo zwaar zou worden als we dachten. We wisten veel dingen niet meer met zekerheid te zeggen. “Hoe gaat het overigens met Ethan?” De vraag die de stilte doorbrak, verbaasde me niets. Het was niet zo goed dat Darryl zich dat afvroeg, immers kon iedereen met een gezonde gedachtegang opmerken dat het niet al te goed ging met mijn jongere broertje. Hij staarde nog steeds grote delen van de dag slechts voor zich uit, zonder enige emotie op zijn gezicht. “Slecht, denk ik. Hij praat amper tegen me.. Ik denk dat hij in shock is, door alles wat er is gebeurd,” verzuchtte ik. “Er is ook veel gebeurd, verschrikkelijk veel..” gaf de man toe. Ik knikte instemmend, hij had wel gelijk.. Er was echt verschrikkelijk veel gebeurd. Ik was bijna gesneuveld door die enkel, Jo was overleden. We hadden onze ouders dood zien gaan, vijf jaar na de dood van onze oudere zus.

“Laat je wapens vallen en er raakt niemand gewond,” klonk een dreigende onbekende stem vanaf de ingang van het ziekenhuis. Darryl en ik kwamen synchroon tot stilstand en keken elkaar even met verbeten blikken aan. “Dat kan ik beter tegen jullie zeggen,” klonk Sheila’s dreigende stem terug. We stonden te ver van het ziekenhuis af om te kunnen zien wat er aan de hand was. Ik kon echter wel zien dat de aanvallers, ervan uitgaande dat onze groep werd aangevallen, voorbij de ‘schutting’ – die we om het ziekenhuis hadden gebouwd – waren gedrongen. Geruisloos, met Darryl aan mijn zijde, sloop ik dichterbij. Om daar dekking te zoeken achter de schutting. “Ethan. Vertel je groep eens dat ze gewoon moeten doen zoals Darren zegt, voordat we ze hun wapens moeten laten vallen.” Mijn ogen werden groot toen ik de stem herkende. Owen. Ik zag vanuit mijn ooghoek dat Darryl me verbaasd aankeek, maar ik keek zelf minstens zo verbaasd. Werden we echt aangevallen door iemand die ik had beschouwd als een vriend. Mensen veranderen, zo bleek maar weer. Ik dacht even na. Nu iemand neerschieten zou niet verstandig zijn, dan zouden we sowieso in de problemen komen. Als er een schot zou klinken, onverwachts, dan zouden er meer schoten volgen. Ik deed een stap opzij, zodat ik niet meer verscholen stond achter de schutting.
“Ik denk dat het toch andersom zal worden, Owen. Dat wij degenen zijn die ervoor zullen zorgen dat jullie je wapens laten vallen.” De man met het rode haar draaide zich om en glimlachte me schuin, spottend haast toe. “Angie. Ik dacht toch echt dat jij wel slim genoeg zou zijn mij niet uit te dagen.” Ik rolde met mijn ogen en keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. “En ik dacht toch ook echt dat jij niet zo’n verschrikkelijke klootzak zou zijn, maar blijkbaar was je toch niet te vertrouwen. Maar, dat verklaart wel waarom je bevriend was met mijn oom.” We keken elkaar strak aan, enkel om te knipperen verloren we elkaar af en toe uit het oog. “Ook fijn om jou weer te zien, lieve schat.”
“Wat willen jullie eigenlijk van ons?” klonk mijn stem, met een zelfverzekerde ondertoon. “Het ziekenhuis. Het lijkt me niet eerlijk als één groep de beste plek voor zichzelf houdt.” Ik lachte sarcastisch. “Alsof jij ook maar begrijpt wat eerlijkheid inhoud,” kaatste ik terug. Iemand die op zo’n manier ‘vrienden’ verraadde, kende het begrip eerlijkheid niet. En kende het begrip vriendschap overigens ook niet. Er heerste een ijzingwekkende stilte rond beide groepen. Seconden in complete stilte verstreken, seconden waarin ik en Owen elkaar slechts aan bleven staren. Net zolang totdat één van ons weg zou kijken, maar dat gebeurde niet. We bleven elkaar strak aanstaren en beiden wilden we niet onderdanig overkomen door weg te kijken.

Als het schot niet had geklonken, hadden we waarschijnlijk nog een kwartier elkaar aan staan staren. Maar het schot klonk en dus keken we beide met een ruk op. De man met het zwarte, krullende haar aan de zijde van Owen viel op de grond. Ik was verbaasd te zien dat het Ethan was geweest die het schot had afgevuurd. Owen kwam direct in actie en vuurde een schot af op Ethan, die door Sheila net op tijd opzij werd getrokken. En toen brak de hel los.
Van alle kanten klonken schoten, maar dan ook echt van alle kanten. Ik snelde me weer terug naar de ‘veiligheid’ van de schutting. Niet dat het hout kogels tegen zou kunnen halen, maar in deze tijden was er niemand die munitie wilde verspillen door willekeurig te schieten op een schutting – zonder te weten waar de vijand zich bevond. Na het horen van één pijnkreet, was het plotseling stil. Ik keek Darryl aan, die dekking had gezocht aan de andere kant van de opening in de schutting. Ik zag dat de adrenaline bij hem minstens zo hoog was als bij mij. Ik wist niet precies hoe, maar ik kon de adrenaline aflezen van zijn gezicht. Voorzichtig leunde ik iets opzij, zodat ik langs de rand van de schutting heen kon kijken. Iedereen zat weggedoken en het leek opeens ontzettend stil op het ‘slagveld’. Ik vroeg me af waar iedereen zat. Ik vroeg me af waar de mensen waren die ik wel neer moest schieten en waar de mensen stonden die ik niet neer moest schieten.
Uit het niets schaafde er een kogel langs mijn wang. Ik wist alleen de richting waar de kogel vandaan was gekomen, wie hem had afgevuurd was voor mij onbekend. Blijkbaar was er iemand uit de aanvallende groep die te optimistisch geprobeerd had me te raken. Maar – gelukkig voor mij – veroorzaakte de kogel slechts een bloedende schaafwond. Het zorgde enkele seconden voor een stekende pijn, maar die vaagde al snel weer weg door de adrenaline. Ik dook weer weg achter de schutting en veegde het stroompje bloed van mijn wang af. Darryl stak met een vragende blik in zijn ogen zijn duim op, om aan te duiden dat hij zich afvroeg of het goed ging. Ik glimlachte hem geruststellend toe en knikte ter response. Het kon immers altijd erger.
Opnieuw bleef het stil. Iets voorzichtiger dan daarnet keek ik weer om het hoekje van de schutting heen. Ik zag dat het lichaam van de man met het krullende zwarte haar steeds donkerder wegtrok. Net op het moment dat ik me afvroeg hoelang het zou duren voordat het lijk zou veranderen, zag ik vanuit dezelfde richting waar de kogel, die mijn wang geschaafd had, iemand overeind komen. Een lange, magere vrouw met lang bruin haar in een paardenstaart stond op ongeveer 20 meter afstand bij mij vandaan. Ze keek rond, maar leek mij deze keer niet te kunnen zien. Ik aarzelde even, maar besloot het er toen toch maar op te wagen. Ik was er bijna geheel van overtuigd dat ik haar nu met een schot wel zou kunnen raken. Ik ging klaar staan, mijn armen gestrekt voor me uit – op zo’n manier dat de vrouw me voor alsnog niet zou kunnen zien – en ik hield even mijn adem in. Toen het schot klonk, zag ik dat de brunette geschrokken in één dook. De kogel raakte uiteindelijk toch nog haar schouder, waarna ze weer dekking zocht. Ik kon niet geheel zeggen of ik haar goed genoeg had geraakt zodat ze om het leven gebracht zou worden, maar het zou nu in elk geval wel even duren voordat ze weer iemand aan zou vallen. Ze zou zichzelf of weer bij elkaar moeten rapen alvorens weer te schieten, of ze zou veranderen en dan zou het ook nog wel even duren voordat ze weer iemand aan kon vallen.

Ik drukte mijn rug weer tegen het hout van de geïmproviseerde schutting, ik voelde toch een klein beetje euforie dat ik de vrouw had geraakt. Ik had nou eenmaal niet de meest ideale positie om te schieten. Maar toch had ik haar op zijn minst zwaar verwond in haar schouder. Toen het weer even stil bleef, bedacht ik me dat deze stilte de eerste keer was ontstaan voor een pijnkreet. Een gevoel van ongerustheid overviel me plotseling, ik had door de schoten niet kunnen achterhalen van wie de pijnkreet afkomstig was geweest. Voor hetzelfde geldt was het iemand uit onze eigen groep. De stilte werd nogmaals doorbroken door een schot, maar omdat ik met mijn rug tegen de schutting aangedrukt stond kon ik niet zien wat er precies gebeurd was. Ook klonk er geen enkele schreeuw van pijn, geen verraste kreten. Helemaal niets. Mijn lichaam trilde plotseling zo erg dat ik het niet aandurfde nogmaals om het hoekje heen te kijken, ik wist niet of ik in staat zou zijn snel te reageren om mezelf te beschermen als het nodig zou zijn.

Het duurde even voordat mijn lichaam weer tot rust was gekomen, totdat de adrenaline weer een beetje was weggezakt. Verschillende schoten hadden geklonken en ik vond het verschrikkelijk niet te weten wat er aan de hand was. Maar als ik de waaghals uit ging hangen door voor alsnog met een trillend lichaam en het feit dat een aantal aanvallers waarschijnlijk wel wisten waar ik plaats had genomen, zou ik niet eens meekrijgen welke groep het gevecht zou winnen. Toch durfde ik het na een kwestie van een paar minuten aan om weer om het hoekje heen te kijken, mijn blik vestigde zich op het lichaam van een Kisser dat in een plas zwart bloed op het terrein lag. Het lichaam van de man met het krullende haar was weg, maar het bloed dat uit zijn lichaam was gekomen lag ook nog altijd op de grond. Misschien dat het ook wel lag op welke manier je stierf, hoelang het duurde voordat je veranderde. Immers stond het bij een Deadly Kiss al vast, dus dan zou het ook best uit kunnen maken als je op een andere manier gebeten was of neergeschoten werd.
Terwijl ik om het hoekje heen keek zag ik langzaam, op de plek waar de vrouw – die ik in haar schouder had geraakt – verscholen had gezeten, een andere Kisser omhoog komen. Ik aarzelde geen moment, maar toen ik wilde schieten maakte mijn pistool slechts een akelig klikkend geluid. Verdomme. Ook dat nog. Blijkbaar was ik op de tocht die Darryl en ik hadden gemaakt vanochtend toch wat te fanatiek geweest met schieten, waardoor ik nu niet meer genoeg munitie had. Ik dook terug achter de schutting. En ook dat was net op tijd, aangezien er twee seconden nadat ik weer met mijn rug tegen de schutting gedrukt stond suisde er een kogel voorbij. Ik maakte mijn pistool weer vast aan mijn riem, daar had ik immers nu vrijwel niets meer aan. Misschien dat ik er iemand mee buiten bewustzijn kon slaan, maar dan ging mijn voorkeur toch uit naar mijn messenset.
Het duurde even voordat ik één van de messen los had gemaakt van mijn riem, waarna ik me eigenlijk ook pas bedacht dat ik geen flauw idee had hoe ik dit aan moest pakken. Hoe moest ik in hemelsnaam mensen op dit moment uitschakelen, ik kon moeilijk met mijn messen gaan gooien op deze afstanden. Ik staarde voor me uit, terwijl ik probeerde een plan te vormen. Maar niets kwam naar boven. Opnieuw klonk er een schot, gevolgd door nog één. Waarschijnlijk had iemand geschoten op de Kisser, maar was vervolgens alsnog aangevallen door iemand uit het andere team.

Vrij plotseling rende Darryl opeens voorbij de opening van de schutting. In een reflex schoof ik direct een stuk opzij, zodat hij zonder al te veel moeite weer veiligheid kon zoeken aan mijn kant van de schutting. Een kogel schoot vlak langs hem een en schaafde zijn achterhoofd. Toen hij naast we stond, kon ik het bloed langs zijn nek zien lopen. “Ben je erg geraakt?” fluisterde ik hem amper hoorbaar toe. De man haalde zijn schouders op en schudde zijn hoofd. “Vanaf deze kant heb ik meer kans om te schieten. Probeer een manier te vinden om mensen uit te kunnen schakelen met je messen, misschien dat er ergens nog een zwakke plek in de schutting is die we over het hoofd hebben gezien.” Ik knikte instemmend, dat was misschien wel het beste idee. Als ik nog wat wilde betekenen voor de rest van de groep. “Wees voorzichtig, Ang,” fluisterde Darryl me nog snel toe. Ik glimlachte. “Jij ook,” klonk mijn nauwelijks hoorbare stem, voordat ik mijn rug draaide en langzaam, haast geruisloos langs de schutting begon te lopen. Waarschijnlijk was het doordat Darryl mijn plek had ingenomen, dat het gevecht nu veel voller van actie werd. Immers, zou het wonderbaarlijk zijn als de tegenstanders niet door hadden gehad dat hij zich had verplaatst. Nu ze ongeveer wisten waar de man uithing, namen ze veel meer risico met het afvuren van hun munitie.
Voorzichtig en op mijn hoede volgde ik de vormen van de schutting. Echter, kon ik geen enkele zwakke plek vinden in het hout zelf. Aan de ene kant stelde dat me gerust, dat de schutting in elk geval goed opgebouwd was. Maar het was op dit moment niet bijzonder gunstig. Ik zou nu niet veel mogelijkheden hebben om mijn groep toch nog een beetje te kunnen helpen.

Mijn blik bleef hangen bij een container die naast het ziekenhuis stond. Ik was inmiddels bij het einde van de schutting terecht gekomen. Misschien dat ik kon proberen via de container het ziekenhuis in te komen, vanuit één van de ramen zou het een stuk gemakkelijker te zijn het slagveld te overzien. Overigens, zou ik dan ook meteen wat munitie kunnen halen van mijn kamer – die zich op de eerste verdieping bevond. Als de andere groep dan nog niet uitgemoord was, kon ik in elk geval nog proberen te helpen. Ik hoopte enkel met heel mijn hart dat ik niet te zien zou zijn voor de mensen aan de voorkant van het ziekenhuis, als ik probeerde naar binnen te klimmen.
Met al mijn kracht duwde ik de container tegen de muur aan, zodat hij onder één van de ramen kwam te staan. Soepel sprong ik op de container, om vervolgens wat voorzichtiger overeind te komen – om te voorkomen dat ik er meteen weer naast lag. Ik vloekte binnensmond toen ik vrijwel direct weer op een probleem stuitte, aangezien ik van buitenaf het raam niet zonder moeite – of veel geluid – open zou kunnen krijgen. Na even twijfelen, besloot ik toch maar gewoon te gaan voor het risico dat het vele geluid met zich mee zou nemen. Veel tijd om echt moeite te doen had ik niet. Ik haalde mijn pistool weer van mijn riem af, terwijl ik met mijn andere hand het mes weer vastmaakte aan de band. Met zoveel mogelijk kracht sloeg ik het raam stuk, misschien dat het geluid de aanvallers zelfs genoeg had afgeleid om een makkelijk doelwit te vormen. Ik hoorde wel enkele seconden na het geluid van het brekende glas een schot. Misschien dat we geluk hadden.
Nadat al het gevaarlijk uitstekende glas ook op de grond lag, zette ik mijn handen op de rand van het raam zodat ik mezelf omhoog kon hijsen en naar binnen kon klimmen. Dat raam zal ik straks maar meteen af moeten dekken met hout, als ik niet nu zou sterven tenminste.

Ik rende door de gangen en zwaaide de deur met zoveel kracht open, dat deze luid tegen de muur aanklapte. Ik stormde de kamer in en haalde de grote, blauwe schoudertas onder mijn bed vandaan. Ik ritste de tas open en bezorgde mijn pistool weer van genoeg munitie. Ik kwam vlug overeind, zonder de moeite te nemen de tas weer dicht te doen en onder mijn bed te schuiven, en beende de kamer uit.
Ik snelde me naar het raam dan op de eerste verdieping boven de ingang hing. Ik liet mijn blik even langs het slagveld glijden. Ik zag dat er een Kisser op de grond lag, op de plek waar eerst de brunette had gestaan. Blijkbaar had het schot in haar schouder haar toch om het leven gebracht. Of iemand anders moest haar daarna nog een keer hebben neergeschoten. Ik zag nog drie andere Kissers op de grond liggen, die ik voorheen niet had gezien. Kort viel mijn blik op de horizon, ik beet op mijn lip toen ik de horde Kissers zag die onze kant opkwamen. Waarschijnlijk had het geluid hun aangetrokken. Ik trok mijn blik van de horde af, waarna mijn ogen direct vielen op Owen’s gestalte. Die als enige nog ergens verborgen zat. Ik wierp even een korte blik op Ethan, die naast Sheila geknield zat. Die waarschijnlijk ook een schot in haar schouder te verduren had gekregen. Ik opende met trillende handen het raam. Ik ging klaar staan, hield mijn adem in.

En toen klonk het schot.

12Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} zo nov 16, 2014 6:01 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 1 0
T W O
I N A R O W


Het schot had geklonken, ik zag dat de man werd geraakt in zijn been. Niet precies waar ik op had gericht, maar het was goed genoeg. Eigenlijk nog wel beter zelfs. Nu kon ik hem nog even spreken, alvorens hem te doden. Ik gebaarde Darryl te wachten met nogmaals te schieten, waarna ik het raam weer sloot. Ik stormde naar beneden, het ziekenhuis uit.
“Dus.. Owen. Ik dacht toch echt dat jij slim genoeg zou zijn om mij niet uit te dagen,” klonk mijn spottende stem terwijl ik op de man afliep. Hij had hetzelfde gezegd, voordat het gevecht begon. “En kijk eens wat er van is gekomen,” een schuine grijns sierde mijn gelaat terwijl ik hem bedreigend aankeek. Ik hield mijn pistool wat omhoog, terwijl ik richtte op de borstkas van de man. Verrassend genoeg trilde mijn hand plotseling ontzettend. Ik wilde hem neerschieten.. Hem laten boeten voor zijn verraad.. Voor het in gevaar brengen van mijn groep, mijn vrienden. Maar ik had het gevoel dat ik het niet kon. Dat ik niet kon schieten. Dat ik dat niet aan zou kunnen. Eigenlijk, was ik er bijna zeker van dat ik het niet aan zou kunnen. Maar toch, het voelde verkeerd. Als ik terugdacht aan de tijden op de boerderij, dan leek de beslissing hem neer te schieten niet te kloppen. Hij had ons zoveel geleerd, hij had zoveel voor ons betekend tijdens die week. En nu dit..? Ik haalde even diep adem en deed een poging mijn arm te laten stoppen met trillen. “Durf je niet te schieten, meid? Durf je er geen einde aan te maken? Ik weet dat je het wilt,” klonk Owen’s zwakke stem. Er zat een flinke wond in zijn been, ik wist niet zeker of de kogel er in zijn geheel doorheen was gegaan. Maar het zag er niet mooi uit, dat was duidelijk te zien. Ik wisselde een blik uit met Darryl en gebaarde dat hij het moest doen. Omdat ik het gevoel had dat als ik hem neer zou schieten, we hier nog wel een uur zouden staan voordat ik de moed bij elkaar had geraapt het schot te vuren. “Loop maar weg voor je problemen Angie, loop maar weg.” Ik keek hem strak aan, een nog altijd dreigende blik lag in mijn ogen. Maar toch liet ik het pistool zakken. Ik kon het niet doen, ik wilde het niet doen. Darryl kende Owen niet, dus het was beter als hij het deed. Het duurde even, maar na enkele minuten klonk het schot en lag de man met het rossige haar op de grond. Het voelde raar, dat hij er nu niet meer was. Zonder hem, hadden we hier nu niet gestaan. Dan waren we sowieso al veel eerder gestorven, maar als we het wel hadden overleefd waren we nu waarschijnlijk ook niet in gevecht geraakt.
“Gaat het?” sprak Darryl, toen hij naast me was komen staan. Ik haalde mijn schouders op. “Blijkbaar is vertrouwen geen begrip meer in deze wereld.” Mijn blik stond gericht op het lijk van de man, ik vroeg me af hoelang het zou duren voordat hij zou veranderen. Maar eigenlijk wilde ik het niet weten, ik wilde liever niet nog een keer geconfronteerd worden met meer Kissers. “Er is een horde..-” begon ik, toen ik me bedacht wat ik vanuit het raam had gezien. Mijn zin werd echter onderbroken, door een tiental Kissers zich door de opening in de schutting wurmden. “Dat dus.” Het waren ongeveer 40 schimmen, schatte ik. Maar ik wist dat het nog veel erger zou worden, dat dit niet de gehele horde was die ik had zien naderen vanuit het raam. We zouden het nooit op kunnen nemen tegen 40 Kissers, laat staan dat we een aanval van nog meer wel zouden overleven. “Naar binnen! Blokkeer de deur!” riep Austin ons toe, waarna hij Sheila overeind hielp en, gevolgd door George en ook Ethan, naar binnen liep. Darryl en ik bleven nog even staan, zijn blik gericht op de Kissers, die van mij op Owen’s steeds donker kleurende lichaam. “Opschieten!” riep Austin ons nogmaals toe. Darryl en ik keken elkaar even aan en renden toen ook naar binnen.

Sheila had plaatsgenomen in één van de stoelen in de ruime wachtkamer van het ziekenhuis, haar wond was al een stuk minder aan het bloeden en was – hopelijk – niet dodelijk. Ik duwde de deur dicht en bleef er met al mijn kracht tegenaan duwen. Er waren al een enkele Kisser die ook tegen de deur aanduwde, om te proberen mijn kracht te doorbreken. Ik probeerde nog een klein beetje harder te duwen, zodat de Kisser buiten het ziekenhuis zou blijven. Austin en George hadden zich bekommerd om Sheila, maar schoot mij nu te hulp, met zijn tweeën was de deur een stuk gemakkelijker dicht te houden. Darryl was op zoek gegaan naar iets om de deur mee dicht te krijgen en kwam terugrennen met een soort karretje, die ik herkende uit de ziekenhuisseries die ik vroeger altijd had gekeken. En van mijn eigen ervaringen in het ziekenhuis. Ze gebruikten het om een infuus aan te hangen, maar het zou nu prima kunnen dienen om tussen de handvaten van de deur te steken. Zodat de deur niet opengebroken zou kunnen worden. Toen de metalen stok tussen de handvaten gestoken zat, verminderden Austin en ik de druk die we hadden gezet op de deur. “Ze lijken niet meer binnen te kunnen komen,” merkte Austin op. Ik keek omhoog naar de man die minstens een kop boven me uitstak. “Misschien moeten we er toch nog iets voorzetten, voor de zekerheid.” Nadat mijn woorden hadden geklonken, wees ik naar de kast die tegen één van de muren in de kamer aanstond geduwd. Hij stond vol met reclamefolders van bedrijven die mij niet bekend voorkwamen. De kast zelf, zou echter prima kunnen dienen voor dat kleine beetje extra bescherming dat we op het moment nodig hadden.

“Ik heb boven overigens een raam ingeslagen om hier naar binnen te kunnen komen.. Ik ga hem maar even afdekken, dan kunnen jullie even naar Sheila’s wond kijken,” opperde ik. Ik had geen flauw idee of die wezens ook via een container naar binnen zouden kunnen klimmen, maar ik hoopte dat ze daar niet slim genoeg voor zouden zijn. “Ik ga wel met jou mee, Ang,” klonk Ethan’s, nog altijd emotieloze stem. Ik knikte langzaam, ik vond het prima als hij meewilde. Daar kon ik immers niet zoveel tegenin brengen en de jongen had hier toch niet veel te doen.
Samen liepen we naar boven. Ik wist dat Owen’s optreden hem net zo erg had getroffen als bij mij het geval was. “Dus ehm.. hoe gaat het met je?” vroeg ik hem, waarmee ik de stilte doorbrak. “Kan niet beter,” klonk zijn sarcastische stem, waardoor ik een klein beetje in elkaar kromp. Voor de Apocalyps had dat joch nog niet eens geweten wat sarcasme was, laat staan dat hij het ooit gebruikte in zijn woorden of gedrag in het algemeen. Maar hij was zo erg veranderd en niet op een goede manier. Ik herkende mijn onschuldige, vrolijke, jongere broertje niet meer terug in de jongen die nu naast me liep. Wat was er gebeurd dat hij zo sarcastisch en depressief haast overkwam? Ik bedoel, ik bevond me in dezelfde situatie maar qua karakter was ik enkel harder geworden. Ik was niet meer het softe meisje dat ik vroeger nog wel eens was geweest, maar verder was er niets veranderd. Misschien dat het lag aan het leeftijdsverschil. Daar zou het vast aan liggen. Dat kon bijna niet anders. Ik zag geen enkele andere reden voor hem om zich zo te gedragen zoals hij nu deed. Ik besefte me elke dag weer hoe ongerust ik was over de jongen, ik kon hem niet verliezen. Ik moest alles op alles zetten om hem in leven te houden. Dat moest, ik kon niet nog een keer een familielid kwijt raken. Ons gezin was al zo erg uit elkaar getrokken, we hadden geen ouders meer, onze zus was dood. We hadden enkel elkaar nog. En familieleden die nooit naar ons om hadden gekeken, waarvan we niet eens zeker wisten of ze nog in leven waren. En ik vroeg me sterk af of we ooit nog te horen zouden krijgen of ze nog in leven waren, of dat ze zich al hadden gevoegd bij de vele anderen sterfgevallen.

Zwijgend liepen we de kamer in, waar het raam zich bevond waar ik het raam in had geslagen. “Kan jij wat hout, een hamer en spijkers halen, Ethan? Dan haal ik het glas weg,” opnieuw was ik degene die de stilte doorbrak. De jongen knikte slechts en draaide zich om, de deur sloeg met een klap achter hem dicht. “Raar joch..” mompelde ik zacht. Met mijn schoen schoof ik het meeste glas aan de kant, zodat we ons er niet aan zouden bezeren als we bezig waren met het raam. De stukjes die niet weg waren geschoven waren zo klein dat ze weinig of gewoon geen schade aan zouden kunnen brengen. Met mijn pistool sloeg ik de laatste paar stukken glas, die nog vast zaten aan de randen van het raam en die ik daarnet dus was vergeten weg te slaan, kapot. Waardoor we in ieder geval een veilige basis hadden om aan te werken. Ik keek even uit het raam. De Kissers hadden zich verzameld bij de ingang van het ziekenhuis en ik kon enkel hopen dat ze niet naar binnen konden dringen. En dat als ze wel naar binnen zouden komen, Austin, Darryl en George direct in actie zouden kunnen komen. Ik voelde ook een zekere ongerustheid om Sheila, die ik in de afgelopen paar maanden steeds meer was begonnen te mogen. Naast Darryl was zij eigenlijk de enige die ik binnen de groep écht vertrouwde, hoewel mijn vertrouwen in Austin ook best wel hoog lag. Ook rond haar situatie, kon ik slechts hopen dat het beter zou worden. Dat ze het zou overleven. Meer doden in deze groep hadden we niet nodig. Absoluut niet.
Ik hoorde de deur weer open gaan en draaide me om, mijn blik verplaatste van de horde Kissers naar mijn jongere broertje. Een kleine zucht verliet mijn mond, toen ik zag dat er opnieuw geen enkele emotie in zijn ogen lag. Hij gooide de planken hout op de grond en legde het doosje spijkers en de hamer neer. “Wat kijk jij bezorgd,” merkte hij op. “Vind je het gek,” kaatste ik met rollende ogen terug. “Eigenlijk wel ja,” sprak de jongen schouderophalend. “Natuurlijk maak ik me zorgen met hoe jij je op het moment gedraagt.” Ik zag dat Ethan een wenkbrauw optrok en me spottend aankeek. “Dat is dus precies wat ik bedoel,” doelde ik op zijn spottende blik. “Zo keek je vroeger nooit. Vroeger wist je amper wat spot was.” Ik moest moeite doen niet tegen hem te gaan schreeuwen. “Mensen veranderen, Angie. Dat moet je echt eens in gaan zien,” klonk zijn stem nonchalant. “Dus je wilt beweren dat ik helemaal niemand meer moet gaan vertrouwen?” Ik keek mijn jongere broertje vol ongeloof aan. “Misschien moet je inderdaad minder vertrouwen gaan leggen in de mensen om je heen. Ik bedoel, kijk maar hoe dat met Owen is vergaan.” Mijn ongeloof maakte plaats voor pure ergernis. “Dus ik moet mijn eigen broertje niet meer gaan vertrouwen omdat hij veranderd is een depressief joch en zich misschien tegen mij gaat keren?” We staarden elkaar boos aan. Ik keek op toen de deur opnieuw openging. Ik herkende Darryl’s gestalte in de deuropening. “Ethan. Mag ik je zus even onder vier ogen spreken?” De jongen haalde met nog altijd een boze blik in zijn ogen zijn schouders op. “Prima.”

Ethan was boos de kamer uitgestormd en liet mij ietwat verdwaasd achter. Darryl sloot de deur en liep op me af. “Waar ging dat over?” Ik knielde neer om de planken hout op te pakken, om het geven van een antwoord nog even te kunnen ontwijken. “Ang..?” Ik keek op. “Niets.. niets.. Gewoon stom broer zus gedoe..” Ik keek weer naar de planken in mijn handen. “Kan je even helpen?” De man knikte, wat ik niet kon zien, aangezien ik met mijn rug naar hem toestond om de plank tegen de muur aan te kunnen houden. Darryl timmerde de plank vast, terwijl ik hem vasthield. “Wie was die man? Die ons aanviel? Jullie kenden hem..” Ik zuchtte diep, ik wist dat de vraag eraan zat te komen en dat het waarschijnlijk de enige reden was dat hij met me was komen praten. Ik kon hem zijn nieuwsgierigheid daar in tegen niet kwalijk nemen. “Een oude vriend, dat dachten we althans,” verklaarde ik. “Hij was degene die onze overlevingskansen heeft vergroot door ons dingen te leren, in de week dat we verbleven op de boerderij van onze oom.” Ik pakte een nieuwe plank van de stapel. “Maar blijkbaar zijn mensen niet meer zo betrouwbaar als voorheen..” verzuchtte ik vervolgens. De man knikte langzaam. “Daarom kon je hem zeker niet neerschieten?” Ik knikte ook even kort. “Inderdaad ja.. Inderdaad..”

Darryl kwam overeind, nadat we alle planken vast hadden gemaakt aan de muur, zodat het raam weer afgeschermd zou zijn van alles was ons ook maar tegemoet kon komen. “Ik breng de spullen wel weg, ga jij maar alvast naar beneden.” We keken elkaar aan. “Prima, dan zie ik je zo wel weer.” De man liep de kamer uit en liet de deur open staan. Ik bukte me om de overgebleven plank en spijkers op te rapen, de hamer had Darryl me net al overhandigd. Ik liep langzaam de kamer uit, de spullen in mijn armen. Mijn ogen gleden langs de omgeving. Het was bizar hoelang we het hier nu al hadden volgehouden. Het was minstens zo bizar dat we voor deze aanval nog nooit eerder aangevallen waren, dat er nog geen groepen waren geweest die het ziekenhuis wilden beroven of van ons over wilden nemen. Maar eigenlijk was alles bizar in deze wereld. Het was bizar dat we nog in leven waren, dat we het volhielden. Het was bizar dat we nu mensen leken te doden zonder dat het ons echt iets deed. Immers raakte het me alleen nog een klein beetje dat we Owen hadden vermoord, simpelweg omdat ik het nog steeds niet kon geloven. Maar het maakte me helemaal niets uit dat ik die vrouw met de bruine paardenstaart had gedood. Haar leven kon me helemaal niets schelen. Helemaal niets.

Er klonk een schot. Mijn lichaam haperde in zijn beweging en ik liet van schrik de spullen op de grond vallen. De luide knal was van beneden gekomen, zoals mijn gehoor kon constateren. Ik begon te rennen, de trappen af. Mijn hart klopte in mijn keel. Waren de Kissers binnengekomen? Dat leek me sterk, want ik had maar één enkel schot gehoord. Dus of het schot was per ongeluk afgevuurd, of er was iets ernstig aan de hand beneden. Misschien waren de Kissers wel binnengekomen, maar was de groep te sloom geweest en was er slechts één schot afgevuurd voordat ze waren vermoord. Ik rende de trappen af, waarbij ik af en toe toch moest stoppen om mijn evenwicht te bewaren. De adrenaline schoot voor de zoveelste keer vandaag door mijn lichaam heen. Ik voelde een zekere angst voor wat er beneden was gebeurd.
Maar wat ik beneden aantrof, had ik nooit kunnen voorspellen.

Mijn blik viel direct op het lichaam van George, dat in een plas bloed op de grond lag. Ik zag Sheila’s geschokte uitdrukking, terwijl ze naast hem neerknielde. Ik was net op tijd beneden om nog toe te kunnen zien hoe er een tweede schot werd afgevuurd. Ik sloeg mijn handen voor mijn mond, in een automatisch reflex, toen ik zag hoe Ethan ook op de grond viel. De kogel had hem geraakt in zijn buik. Vol ongeloof verplaatste mijn blik zich naar Darryl, die de kogel had afgevuurd. Ik dacht niet langer helder en tranen vormden zich in mijn ogen, terwijl ik op het bewegingsloze lichaam van Ethan afstormde. Ik knielde naast hem neer, het kon me niets schelen dat er overal bloed om de jongen heen lag en dat dit nu op mijn broek zat. Ik zag dat hij nog leefde, zijn borstkas ging langzaam op en neer. Ik legde een hand op zijn wang, als een troostend, geruststellend gebaar. Ik had eigenlijk minstens zoveel troost nodig, maar er was niemand die mij kon troosten. Troost van de mensen die nu om me heen stonden, hoefde ik niet. Ik glimlachte hem zwak toe, terwijl de tranen langzaam over mijn wangen begonnen te stromen. “Het komt goed.. het komt goed..” probeerde ik hem, of eigenlijk mezelf, te sussen. De jongen schudde zwak zijn hoofd. “An.. Ang.. Het komt niet goed,” klonk zijn stem, die minstens zo zwak was als zijn bewegingen. “Dit is het einde.. voor.. voor mij..” Mijn lichaam trilde en ik probeerde hem aan te kijken, maar mijn blik dwaalde steeds weer af naar de wond in zijn buik. “Nee.. Nee.. Ethan.. Dat mag niet. Het komt wel goed, het komt heus wel goed..” Mijn stem trilde. Eigenlijk trilde alles. Mijn zicht leek zelf te trillen, mijn hele lichaam trilde.
Ik had nooit gedacht dat de persoon in wie ik het meeste vertrouwen had gelegd, dit zou doen. Ik voelde me alleen nog maar meer verraden toen ik doorkreeg dat de rest van de groep zich alleen bekommerde om het lot van George, niemand probeerde Ethan te helpen. Niemand. Wat was er überhaupt gebeurd dat Darryl mijn jongere broertje neer had geschoten? Had Ethan George aangevallen? Ik probeerde de gedachten van me af te schudden, daar zou ik later vast wel achterkomen. Ik moest me nu gewoon bekommeren om Ethan. Misschien dat hij het nog kon redden.
“Het.. het spijt me Eth..” stamelde ik. Mijn zicht was zo belemmerd door de tranen, dat ik de jongen amper kon zien. Ik probeerde naar hem te glimlachen, maar erg oprecht kwam het niet over. Mijn hand streek nog altijd langzaam over zijn wang. “Ik had net niet zo tegen je uit moeten vallen..” Ik zag hoe de jongen schuin naar me glimlachte. Hij was verbazingwekkend kalm, in een situatie als deze. In een situatie waar hij waarschijnlijk zou sterven. We wisten beide dat er niets voor hem gedaan kon worden, dat er 99 procent kans was dat hij zou sterven. Het enige verschil was, dat hij er rustig onder bleef en dat ik liep te panikeren. Ik wilde niet alleen achterblijven, ik wilde niet nog een familielid verliezen. Ik wilde Ethan niet weg hebben uit mijn leven. Maar er was helemaal niets dat ik kon doen. “Ik houd van je, Ang..” klonk zijn zwakke stem. Met elk woord dat hij sprak, kon je het leven haast uit hem horen verdwijnen. “Ik geloof in je. Je kan deze Apocalyps overleven.. Probeer het in elk geval.. Alsjeblieft..” De jongen glimlachte me nog steeds schuin toe. “I-ik houd ook.. ook van jou..” stamelde ik terug. Ik wist niet zeker of de jongen het nog had kunnen horen, want vlak na mijn woorden blies hij zijn laatste adem uit.

Hij was dood. Hij was echt dood. Hij zou niet meer terug komen, enkel als Kisser. Hij.. hij zou.. Ik zou hem nooit meer zien, nooit meer zijn stem horen. Hij had me slechts met een aantal herinneringen achtergelaten, net zoals de rest van mijn familie. Ik had niets meer dan herinneringen. En ik wist, dat die herinneringen ook steeds meer zouden vervagen. Hoe langer het geleden was dat ze waren overleden, hoe lastiger het zou worden je iets van ze te herinneren. En bij Ethan.. Bij hem zouden het vooral de herinneringen uit de Apocalyps zijn die me bij zouden blijven, de dingen die we samen hadden doorstaan. Hoe kon ik dit ooit overleven zonder hem? Zonder hem had ik me hier nooit doorheen gesleept. Zonder hem zou ik me hier niet doorheen slepen. Hij was de reden geweest dat ik bleef ademen. Hij was de reden geweest voor elke stap die ik had gezet in de wereld waar we nu leefden. Hij was de reden geweest dat ik nog niet was gestorven. De reden dat ik nog niet was veranderd. Hij was de reden waarom ik mezelf in leven had gehouden.
Maar nu was de houvast van zijn bestaan weg. Wat had ik dan nog voor reden om mezelf in leven te houden? Waarom zou het nog nodig zijn? Ik had de wil om te blijven leven gehouden, omdat ik hem niet alleen achter kon laten. Omdat ik mijn broertje niet alleen wilde laten leven in een wereld als deze. Daarom was ik blijven vechten voor mijn leven, keer op keer. Maar wat had het dan nog voor nut, als hij er niet meer was? Waarom zou ik blijven vechten voor mijn leven, als ik niemand meer in mijn leven had om voor te vechten. Wat was in hemelsnaam het nut?
Maar ik kon het ook niet zo eindigen. Daar had ik te lang voor gevochten. Mijn jongere broertje had in me geloofd, hij was ervan overtuigd dat ik de Apocalyps zou kunnen overleven. En ondanks dat hij er nu niet meer was, mocht ik hem niet teleurstellen. Ik zou niet kunnen sterven met de gedachte het niet eens geprobeerd te hebben zijn voorspelling waar te maken. Ook zonder dat hij fysiek nog aanwezig was, hij zou altijd bij mij blijven. En ik wist dat hij nog altijd de reden zou zijn voor mij om te blijven vechten. Ondanks dat het geen echt nut meer zou hebben, omdat ik niet in leven hoefde te blijven om voor hem te kunnen zorgen. Want er was niets meer om voor te kunnen zorgen. Maar ik moest blijven vechten, om zijn laatste wens uit te laten komen. Misschien dat hij er niets van mee zou krijgen, dat hij nooit te weten zou komen dat ik voor hem in leven was gebleven. Maar misschien bestond er wel iets van een Hemel en zou hij de rest van mijn leven naar me blijven kijken. Ik moest overleven, ik zou deze verdomde Apocalyps overleven. De Apocalyps die mijn hele gezin uit elkaar had gerukt. Die mijn broertje en mijn ouders om het leven had gebracht.
Mij zal hij niet om het leven kunnen brengen, daar ging ik hoogstpersoonlijk voor zorgen.

13Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} di nov 18, 2014 5:05 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 1 1
I ‘ M S O D O N E
W I T H A L L O F T H I S


Ik voelde een hand op mijn schouder, die ik vol ergernis afschudde. Ik had geen troost nodig en al helemaal niet van de koudbloedige moordenaar, waarvan ik wist dat hij nu achter me stond. “Laat me met rust,” snauwde ik hem toe. “Angie, doe niet zo stom. Hij gaat zo veranderen en..” Darryl stopte met praten toen ik hem met een furieuze blik in mijn grijze ogen aankeek. “Ga gewoon achteruit, voor je eigen veiligheid.” Ik kwam overeind. Ik stond slechts enkele centimeters bij de man vandaan, mijn handen waren gebald tot vuisten en mijn tanden stonden op elkaar geklemd. “Dus ik doe stom? Ik doe stom omdat ik niet wil accepteren dat mijn broertje godverdomme is vermoord door één van de weinige personen die ik vertrouwde?” Ik keek hem met opgetrokken wenkbrauwen strak aan. “Angie, luister nou..” Voordat ik het zelf ook maar doorhad, gaf ik hem een klap in zijn gezicht. Het was niet erg hard, maar toch hard genoeg om hem in elkaar te doen krimpen en een stap achteruit te laten zetten. “Ik hoef naar helemaal niemand te luisteren. Naar helemaal niemand,” siste ik hem nog altijd woedend toe. Ik kromp geschrokken in elkaar, toen er plotseling nog een schot klonk. Heel even, dacht ik dat het toch ook al mijn einde was geweest. Dat Sheila uit wraak voor de dood van George nu mij neer zou schieten. Maar dat gebeurde niet en ik realiseerde me pas wat er gebeurde toen er nog een tweede schot klonk. Ze waren beide veranderd. George en Ethan. Ik realiseerde het me pas toen Darryl een schot had afgevuurd op iets achter me. Eigenlijk zou ik hem misschien dankbaar moeten zijn voor het redden van mijn leven, immers had ik maar enkele centimeters bij Ethan’s lijk af gestaan. Maar het maakte me alleen maar woedender. “Je beseft je wel dat ik net je leven heb gered toch? Dat je me dus niet zo boos aan hoeft blijven de staren?” Ik lachte spottend. “Wil je nu een koekje? Voor het redden van mijn leven, waar ik je zo dankbaar voor moet zijn? Echt hoor, ik ben je zó ongelooflijk dankbaar voor het twee keer doden van mijn broertje.”
“Alsof we jou moeten bedanken, Angie. Als jij verdomme op dat joch had gelet, was dit allemaal niet gebeurd,” voegde Sheila’s stem, gevuld met haat, zich plotseling bij het gesprek. Ik keek haar hoofdschuddend, ongelovig aan. “Dus dit is nu allemaal mijn schuld? Als dit hier,” ik gebaarde achteloos naar Darryl, “niet zo nodig met me had moeten praten onder vier ogen. Had ik hem in de gaten kunnen houden. Maar nee, natuurlijk word de schuld meteen weer op mij geschoven.” We staarden elkaar woedend aan. “Als jullie hier in de eerste plaats niet waren gebleven, zoals we in de eerste instantie hadden gehoopt. Was George nu niet dood geweest.” Ik trok één wenkbrauw op. “Ehm. Ik weet het niet hoor, maar jij was degene die aan heeft geboden om ons op te nemen in jullie groep.” De blondine opende haar mond al om te antwoorden, maar ik vervolgde mijn woordenstroom eerder dan dat zij begon met spreken: “Weet je wat. Prima. Als jullie mij af willen schilderen als de slechterik, dan is dat jullie eigen probleem. I don’t give a fuck. Ik haal mijn spullen en ben hier weg. Dan krijg jij ook je zin, dan ben ik eindelijk weg zoals je ‘in de eerste instantie al gehoopt had’. Zoals jullie allemaal in de eerste instantie gehoopt hadden. Ik wil helemaal niets, maar dan ook echt niets meer met jullie te maken hebben.” En met die woorden, draaide ik me om en stormde naar boven. Als een boos kind dat zijn zin niet kreeg.

Ik gooide mijn zwarte rugzak op het bed. Ik had al gauw besloten dat de rugzak een stuk efficiënter zou zijn dan de blauwe schoudertas, die ook onder mijn bed lag, als ik er weer alleen voor zou staan. Ik smeet echter na enkele seconden ook de blauwe tas op het bed, toen ik me bedacht dat er daar ook nog spullen inzaten die ik mee moest nemen. Mijn reserve pistool stopte ik, samen met mijn lading kogels, in de rugzak. Ik had er nog een tijdje aan zitten denken om proberen met twee pistolen te schieten, maar dat zou niet handig zijn met het tekort aan munitie waar we nu al mee moesten om leren gaan. Ik stopte mijn rugzak vol met alles wat er nog te vinden was in mijn blauwe tas. Ik zou zoveel mogelijk mee moeten nemen, om het daarbuiten – vooral nu het niet lang meer zou duren voordat het echt koud zou worden – uit te houden. Misschien dat ik nog wat van de groep kon stelen.. Extra medicijnen.. Meer eten.. Maar dat idee verwierp ik al snel, ik wilde helemaal niets hebben van die klootzakken. Zelfs niet als het me in leven zou kunnen houden. Ik griste mijn jas van het bed af en trok deze aan. Ik glimlachte toen ik opmerkte dat het zwarte leer echt nog amper beschadigd was. Maar die kleine glimlach, verdween binnen enkele seconden als sneeuw voor de zon.
Ik liep weer naar beneden. De kamer in waar de rest van de groep zich bevond. Ik negeerde hun blikken, maakte geen enkel oogcontact, vermeed het aanzicht van de Kissers die op de grond lagen en het rode bloed dat zich vermengde met het zwarte bloed dat op de grond lag. Met mijn rug recht en mijn kin een tikkeltje omhoog, liep ik het ziekenhuis uit. Zonder ook maar één keer om te kijken. Het moest overkomen alsof ik echt helemaal niets meer gaf om de groep. Ondanks dat dit misschien nog wel een beetje het geval was. Ik zou ze niet 1-2-3 uit mijn hoofd kunnen zetten, maar het was prima – geweldig zelfs – als dit zo over zou komen. Ze mochten zich wat mij betreft behoorlijk onbelangrijk voelen. Want op dit moment, waren ze ook verdomd onbelangrijk in mijn leven. Ik draaide me niet om toen ik Darryl’s roepende stem hoorde. “Angel. Wacht.” Ik barste in sarcastisch lachen uit, toen ik hoorde dat hij mijn gehele naam gebruikte. In plaats van het gebruikelijke Angie of Ang. “Call me Lucifer, boo,” riep ik terug. Hij had het recht niet me aan te spreken met Angel, vooral niet naar alles waar ik daarnet voor beschuldigd werd. Als ik ze echt zoveel kwaad aan had gedaan, dan konden ze me net zo goed Lucifer noemen.

Ik kon het nog steeds niet geloven. Ethan was echt dood. Bruut vermoordt door Darryl, waarna Sheila ook nog de schuld op mij afschoof. Dat waren de enige twee personen die ik binnen die groep echt had vertrouwd, maar ze hadden me daarmee ook het meest verraden. Niet te geloven dat ik ze als mijn vrienden had gezien. Maar blijkbaar veranderden mensen echt, zoals Ethan me al had proberen te waarschuwen. Mensen waren niet te vertrouwen, ze waren niet altijd zoals ze overkwamen. Soms veranderden ze, soms waren ze gewoon door en door slechts maar kwamen ze onschuldig over. Ik zag nu pas in dat de jongen gelijk had gehad. En ik had zijn woorden naar de grond geslagen, ik had hem niet willen geloven. Maar hij had wel gelijk gehad. En ik zal nooit de kans krijgen hem dat te vertellen, ik zal nooit de kans krijgen het goed te maken om de woorden die ik heb gesproken in die ruzie. Ik had vaker moeten zeggen dat ik van hem hield, ik had er meer voor hem moeten zijn. Ik had zoveel fout gedaan.. Zoveel.. En dat zou ik nu nooit meer goed kunnen maken. Behalve.. behalve door zijn voorspelling uit te laten komen. Door de Apocalyps te overleven, voor hem.. Enkel en dan ook echt alleen voorhem. Dat was waar ik me nu op moest richten.
Maar eerst wilde ik het liefst zo ver mogelijk bij dat verdomde ziekenhuis vandaan zijn, weg bij die groep. Weg bij de mensen die ik had gedacht te vertrouwen, maar die me op zo’n verschrikkelijke manier hadden vertrouwen. Weg bij alle wanhoop, bij alle verschrikkelijke dingen die ik had meegemaakt in dat ziekenhuis. Weg bij de herinneringen van het schot dat mij bijna had gedood, Jo’s dood, Owen’s verraad, George’s dood, het verraad van Sheila en Darryl. En natuurlijk, weg bij de herinneringen van Ethan’s dood. Ondanks dat die jongen het enige was van wie ik de herinneringen die ik aan hem had van voor zijn dood, nooit maar dan ook echt nooit kwijt wilde raken. Ik was bang het geluid van zijn stem te vergeten, zoals ik dat ook had gehad bij Macie. Maar haar stem was ik nooit vergeten, de zachte, melodieuze klanken waarmee ze altijd had gesproken. Ik wist zeker dat ik Ethan’s stem, die eigenlijk gewoon een mannelijke versie was geweest van Mace’s stem, ook nooit zou vergeten. Maar alsnog, was de angst er dat ik hem wel zou vergeten.

Ik begon te rennen, stap voor stap en steeds weer een stukje sneller. Ik wilde zover mogelijk komen voordat de nacht inviel. Aangezien ik eigenlijk geen plan had gehad, omdat ik zo plotseling mijn spullen had gepakt en was vertrokken. Had ik maar gewoon besloten, verder te reizen naar Wellington – wat ons originele plan was geweest. Ondanks dat ik niet zeker wist in hoeverre ik op Owen kon vertrouwen, hij had ons dan wel verraden maar hij had wel gelijk gehad over het doorkruizen van hordes Kissers, een echt andere optie had ik niet. Ik had vooralsnog geen andere familieleden waar ik terecht kon, ik durfde niet terug te keren bij Hershel. Ik kon hem niet vertellen dat Ethan was gestorven en dat Owen een klootzak was die ons had verraden, wetende dat hij me toch wel weer een week zou laten blijven en dan weer weg zou sturen. Misschien dat hij me zelfs helemaal niet zou laten blijven, omdat hij mijn verhaal over Owen niet zou geloven en me voor gek zou verklaren. Ik moest misschien eerst maar gewoon een plek vinden om te overnachten, misschien dat ik ergens een plek zou kunnen vinden in het bos. Dat leek altijd nog veiliger dan in de stad. Als er nou maar gewoon een bos zou zijn, dat ik zou kruizen als ik verder het noorden in zou reizen. Dan zou ik daar mijn toevlucht kunnen zoeken, wat op het moment het meest verstandig leek. En dan kon ik morgen op zoek gaan naar meer spullen, aangezien ik niet al te veel eten of medicijnen bij me had. Ik had eigenlijk gewoon nog wat kamers in moeten sluipen, in het ziekenhuis, alvorens te vertrekken. Dan had ik nu misschien nog wat meer spullen op zak gehad, zodat ik een stuk sneller door zou kunnen reizen naar Wellington.

Minuten gingen voorbij, terwijl ik mijn pas nog altijd steeds een stukje versnelde. Ik probeerde mijn gedachten zo min mogelijk aan te horen, ik probeerde de rust te bewaren in mijn hoofd terwijl ik daar rende. Ik probeerde niet te flippen, ik probeerde mezelf niet over te geven aan alle emoties die door mijn hoofd spookten. En het lukte, verrassend genoeg, nog redelijk ook. In tegenstelling tot hoe het meestal verging, leken mijn gedachten me deze keer eens met rust te kunnen laten. Wat apart was, na een situatie als deze. Ik had niet verwacht dat het ooit stil zou zijn in mijn hoofd, laat staan na de dood van Ethan. En toch, leek nu het tegendeel bewezen. Misschien was er wel gewoon teveel om over na te denken, dat mijn gedachtegang daarom stil viel. Alsof alle stemmetjes in mijn hoofd door elkaar heen hadden gepraat en plotseling stil vielen, in afwachting van wie als eerste het woord zou nemen. Maar het was geen ongemakkelijke stilte, zoals je die wel voelde in een gesprek waarin mensen opeens stil vielen na door elkaar heen gepraat te hebben. Het was een fijne stilte, het was zo lang geleden geweest dat mijn gedachten voor het laatst stil – of überhaupt rustig – waren geweest.

Ik struinde met een opgelucht gevoel door het bos. Ik had er voor een kort moment toch wel aan getwijfeld of ik nog een bos tegen zou komen. De kans dat ik een huis binnen zou komen zonder een raam in te hoeven slaan, was minuscuul. En ik achtte het toch veiliger om ergens verscholen in het bos tot rust te komen, dan in de met bandieten en Kissers gevulde stad.
Ik wist eigenlijk niet goed waar ik naar moest zoeken, nu ik zo door het bos liep. Toen ik het ziekenhuis net had verlaten, had ik nog een duidelijk plan gehad. Zoveel mogelijk afstand maken en uiteindelijk het bos invluchten. Maar nu ik ook daadwerkelijk in het bos liep en de avond begon in te vallen, na de vele kilometers die ik had afgelegd, had ik geen enkel idee wat ik moest beginnen. De enige keer dat ik tijdens de Apocalyps het bos in was gevlucht om daar te overnachten, was op de allereerste dag. En nu ik er helemaal alleen voor stond, in een bos dat ik overigens ook niet kende. Bleek onderdak te vinden toch een stuk lastiger, vooral als je niet wist waar je naar moest zoeken. Ik had onderhand wel wat aan ervaring met dat hele overlevingsgebeuren, maar met onderdak had ik nooit echt te maken gekregen. Ik had maanden doorgebracht in dat ziekenhuis, een week bij Hershel en verder dan nog één nacht in een boomhut en één nacht in een onbewoond huis. Ik had me geen zorgen hoeven te maken over waar ik ’s nachts zou verblijven, omdat we altijd wel een plan hadden gehad. Ik had er nooit alleen voor gestaan, ik had een plek gehad om op terug te vallen. En die beide steunpunten waren nu verdwenen. En of ik ze ooit nog terug zou kunnen krijgen, dat vroeg ik me sterk af. Ik wist niet of ik ooit nog genoeg vertrouwen zou kunnen leggen in mensen, of ik ooit nog vrienden zou kunnen maken. Want Ethan had gelijk gehad, mensen veranderden. Ze veranderden en dan lieten ze je vallen, alsof je helemaal niets betekende. Helemaal niets. Hoewel ik uiteindelijk wel weer zou proberen te vertrouwen op mensen, zodra ik Wellington bereikte. Als ik die theorie van Owen kon vertrouwen althans. Immers wist ik niet zeker of het waar was, dat er echt een groot kamp was in Wellington. Misschien dat het niet eens zoveel veiliger was, maar in zo’n grote gemeenschap – als dat het was tenminste – zou ik niet eens echt vrienden hoeven te maken. Ik kon prima vechten in een grote groep, zonder echt een vertrouwelijke band op te hoeven bouwen.

Ik liet mezelf tegen een boom zakken. Ik kon geen enkele andere plek verzinnen om de nacht door te brengen en dacht sowieso al niet erg veel rust te krijgen zonder iemand die de wacht kon nemen. Ik wreef mijn handen tegen elkaar aan, het was al zo ongelooflijk koud geworden. Wat niet bepaald gunstig was, aangezien ik nu geen dak meer boven mijn hoofd had. Geen muren meer om me heen. Slechts een vochtig bladerdek en honderden bomen om me heen. Ik slaakte een zucht. Hoelang zou het duren voordat ik aan was gekomen in Wellington? Zou ik het ooit kunnen vinden? Ik wist ongeveer waar ik heen moest, maar ik wist niet of dat genoeg zou zijn om de stad ook daadwerkelijk te kunnen vinden. Hoezo was de gemeenschap eigenlijk opgebouwd in Wellington? Het was toch gewoon een stad? Of zouden ze het extra beveiligd hebben? Zouden ze een muur opgebouwd hebben, om de stad af te schermen voor alles eromheen? Misschien dat het wel gewoon allemaal onzin was, dat heel Wellington nooit had bestaan of onderhand alweer uit elkaar gevallen was. Het gebeurde maar al te vaak dat mensen in een samenleving zich tegen elkaar begonnen te keren, vooral in deze situatie leek me dat zulke conflicten steeds vaker voor zouden komen. Het was nou eenmaal zo dat mensen vaak de macht leken te willen grijpen en als het echt een grote groep mensen zou zijn daar in Wellington, mensen met verschillende meningen, zou dat misschien binnen enkele weken al uit de hand zijn gelopen. Maar misschien ook niet, misschien dat het wel allemaal goed ging. Dat het er veilig was, dat mensen elkaar beschermden. Dat je niet in de kou tegen een boom aan hoefde te zitten, met de angst dat je op elk moment aangevallen kan worden. Ik zou pas weten hoe het er echt aan toe ging in Wellington, dat op het moment me een beetje te oren klonk als ‘het beloofde land’, als ik er zou zijn. Het liefst zou ik dan ook meteen doorreizen, maar dat was onrealistisch. Ik kon niet aan één stuk door blijven lopen, dan zou de uitspraak ‘hardlopers zijn doodlopers’ nog werkelijkheid worden ook. Ondanks dat ik niet echt een hardloper was, ik rende slechts omdat mijn overlevingskansen anders al helemaal minuscuul waren. Maar het ging om het idee.

Nog steeds kon ik het niet bevatten, hoe het was gebeurd dat Darryl Ethan had neergeschoten. En ergens wilde ik het ook helemaal niet weten, hoewel ik mezelf nu continu ergerde met deze vraag. Ik had soms echt een hekel aan mijn nieuwsgierige aard, het zorgde er altijd voor dat ik dagenlang – soms zelf weken- of maandenlang – met dezelfde vraag in mijn hoofd zat. En dit was ook niet echt een plezierige vraag om lang bij stil te staan. Ik had niet genoeg gezien, om te weten wat er gebeurd was beneden. Ik had niet kunnen zien waarom George was gestorven, ik had niet kunnen zien waarom Darryl mijn jongere broertje had neergeschoten. En ik dacht niet dat het ooit nog verklaard zou worden, ik hoopte het niet althans. Dat zou betekenen dat ik iemand uit mijn oude groep tegen zou komen, waar ik niet erg veel behoefte aan had. Ik wilde helemaal niets, maar dan ook echt niets meer met hun te maken hebben. Helemaal niets.

Mijn gedachten schoten van her naar der, ze waren rusteloos. Ze bleven af en toe enkele seconden hangen bij één onderwerp, alvorens weer verder te reizen naar een ander onderwerp. Hoe rusteloos ze ook waren, viel ik verrassend genoeg uit eindelijk wel in slaap.

14Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} do nov 20, 2014 5:54 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 1 2
C O L D H E A R T E D
M U R D E R E R


Na een aantal uur schrok ik wakker. Het was eigenlijk niet de bedoeling geweest dat ik in slaap was gevallen, ik had eigenlijk alleen even uit willen rusten. Het voelde niet veilig om midden in het bos in slaap te vallen, met Kissers die je op elk moment konden doden of bandieten die je wilden beroven van de weinige spullen die je had. Maar toch was het eigenlijk wel fijn, dat ik weer even op rust was gekomen. Vooral aangezien het een droomloze nacht was geweest, wat ook nieuw was. Normaal teisterden nachtmerries me elke nacht. Maar na de traumatische gebeurtenissen van gisteren, leek mijn brein opeens weer correct te willen functioneren. Voor zover het ooit echt correct had gefunctioneerd. Ik ritste mijn rugzak open, terwijl ik met mijn vrijblijvende hand de slaap uit mijn ogen wreef. Ik knipperde een aantal keer snel achter elkaar, in een poging de vermoeidheid die ik voor alsnog voelde teniet te gaan. Maar dat lukte niet echt. Ik gaapte even en haalde het waterflesje uit mijn rugzak, die nog half vol was. Ik had in het ziekenhuis niet de tijd genomen het flesje nog bij te vullen, daar zou ik ook nog maar een oplossing voor moeten zien te vinden. Ik zou niet lang doorkomen met het water dat ik nu op zak had, de meeste kranen gaven geen water meer en het was nog maar te betwijfelen of er in winkels nog flesjes water te vinden waren. De kans dat er in de winkels nog iets te vinden was, was sowieso bizar klein. Maar er moest vast nog wel ergens iets te vinden zijn en tot die tijd zou ik maar gewoon zorgvuldig moeten zijn met de hoeveelheid water die ik dronk van het halfvolle flesje. Ik bracht het flesje naar mijn lippen en nam voorzichtig een klein slokje. Misschien dat ik vandaag nog wel geluk zou hebben en al wat spullen zou kunnen vinden. Maar ook als ik ze niet vond, zou ik gewoon een stuk verder moeten reizen richting het noorden. Hoe eerder ik daar was, des te groter de kans was dat ik niet meer zou hoeven te zoeken naar water of eten. Misschien dat ik er een aantal keer op uit moest gaan op wat spullen te halen voor de gemeenschap, maar ik zou er niet alleen voor staan. Waarschijnlijk hadden ze daar ook nog wel een verdomd grote voorraad, meer dan dat ik ooit zou kunnen krijgen uit de winkels die nog niet compleet leeggeroofd waren. Ik duwde mezelf overeind, alvorens het waterflesje teruggestopt te hebben in mijn tas. Ik keek even om me heen, mijn oren waren zich bewust van elk kleine geluidje om me heen. Maar tot zover, hoorde ik nog geen enkel geluid dat het teken kon vormen voor Kissers of andere mensen. Ondanks dat dit me ontzettend geruststelde, maakte ik toch mijn pistool los van mijn riem. Je kon immers nooit voorzichtig genoeg zijn. Ik zwaaide mijn rugzak weer op mijn rug en begon te lopen. Ik had echter geen flauw idee waar ik heenliep en hoopte maar dat ik zo snel mogelijk aan de rand van het bos zou zijn. Ondanks dat ik nu misschien wel geheel de verkeerde kant opliep. Ik kon me ook niet goed meer herinneren hoe ik gister precies was gelopen, het was toen te donker geweest om herkenningspunten aan te wijzen. Maar, op basis van mijn richtingsgevoel. Liep ik vermoedelijk, met de nadruk op vermoedelijk, de goede kant op.

“Angie?” Toen ik een bekende stem mijn naam hoorde roepen, had ik binnen twee seconden mijn pistool van mijn riem losgemaakt en me omgedraaid. Mijn eerst zo emotieloze en vooral nadenkende blik, had plaatsgemaakt voor een plotselinge woede. Ik had de rand van het bos bereikt en had net enkele stappen de straat opgezet en de ellende was al begonnen. “Darryl. Had ik niet duidelijk gemaakt dat ik niets meer met jullie te maken wil hebben?” Ondanks dat de man er waarschijnlijk ook niets aan kon doen dat we elkaar kruisten, kon ik niets anders dan woede voelen. Woede, omdat ik had gehoopt het hoofdstuk met die mensen in mijn leven afgesloten te hebben. Maar natuurlijk, het lot had mij niets gegund. Zoals wel vaker voorkwam, veels te vaak zelfs. Ik zag dat de man zijn schouders ophaalde, waarna hij enkele stappen mijn richting inzette. Ik deed onbewust direct een paar stappen achteruit. “Ik begrijp dat je boos bent, Ang. Maar laat me het uitleggen.” Ik lachte hem spottend uit. “Uitleggen? Er val hier niets uit te leggen, Darryl. Jij hebt mijn broertje vermoord, ik heb het met mijn eigen ogen gezien. Een verdere verklaring is niet nodig. Ik weet wat je hebt gedaan, ik weet wat ik van je vind. En ik wil helemaal niets meer met jou te maken hebben. Dus als je verstandig bent, draai jij je nu om en loop je weg. Als je geen kogel door je hoofd wilt.” Darryl trok één wenkbrauw op en keek me met een schuine glimlach aan, alsof hij mijn woorden niet geloofde. En eigenlijk, was dat misschien ook wel logisch. Ik had Owen immers ook niet neer kunnen schieten, terwijl die mij ook had verraden. Maar het verschil lag erin dat Ethan niet was gedood door Owen, maar wel door Darryl. En als het mijn broertje – of de rest van mijn familie – bedroeg, kon ik behoorlijk agressief worden. En dan was behoorlijk agressief nog zacht uitgedrukt, aangezien ik er waarschijnlijk nog echt toe in staat was ook om een kogel door zijn hoofd te jagen. Waarschijnlijk, ik wist het niet geheel zeker. “Dat doe je niet.” Ik lachte nogmaals, even spottend als daarnet. “Oh, nee? Moet jij eens opletten,” mijn stem had een ijzige, dreigende toon aangenomen. “Als je me door mijn hoofd schiet, heeft het niet zoveel nut om op te letten. Als ik sterf, onthoud ik dat toch niet.” Ik haalde geërgerd mijn schouders op. Ik had geen behoefte aan dit gesprek en ik wist eigenlijk niet waarom ik bleef staan waar ik stond, maar toch leek mijn lichaam niet in beweging te willen komen. Het leek zich niet om te willen draaien en weg te willen lopen, hoe stom het ook klonk. “Luister nou gewoon naar me, Angie. Ik moet het één en ander uitleggen, denk ik.” Ik schudde mijn hoofd. “Ik hoef geen uitleg, laat me gewoon met rust.” Ik draaide me om en begon weer te lopen, mijn lichaam leek weer naar me te willen luisteren. Verrassend genoeg.
Ik hoorde zijn voetstappen achter me, waardoor mijn pas zich iets versnelde. Echter, kon ik mezelf ter niet tot in staat brengen hem zover te versnellen dat ik hem voor bleef. Zijn hand sloot zich om mijn bovenarm, waardoor ik genoodzaakt was tot stilstand te komen. “Wat begrijp je niet aan de woorden ‘laat me met rust’?” De man grinnikte even. “Zoveel niet. Ik wil gewoon dat je even naar me luistert, daarna mag je van me weglopen. Maar..” Hij zuchtte even, “ik wil gewoon dat je te horen krijgt wat er precies gebeurd is.” Met tegenzin gebaarde ik hem zijn uitleg te beginnen. Ik wist niet zeker of ik de precieze reden wilde weten voor de dood van mijn broertje, maar anders zou ik ook niet van deze klootzak afkomen. En dus had ik eigenlijk geen andere keuze. Ik slaakte een zucht en keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan, in afwachting van zijn verklaring.

“Het was een reflex,” begon hij. En als hij mijn bovenarm niet vast had gehouden, was ik nu direct weer weggelopen. Het was een ‘reflex’ waardoor Darryl mijn broertje had neergeschoten? Een reflex? Maar voordat ik mijn mond ook maar kon openen om iets tegen zijn woorden in te brengen, te protesteren en te zeggen dat ik de uitleg niet wilde horen, praatte de man alweer verder. “Ik weet niet waarom, maar ik weet dat Ethan George neerschoot. Ze waren in gesprek, waarschijnlijk had George iets verkeerds gezegd. Ethan had problemen, Angie. Dat moet je zelf ook wel in hebben gezien.” Ik schudde ongelovig mijn hoofd. “En omdat hij problemen had, is het oké om hem neer te schieten? Als hij problemen had, kon hij er waarschijnlijk niets aandoen dat hij George neerschoot. Het was onbewust, dat joch was in.. -” Darryl kapte mijn zin af met een geërgerde beweging. “In shock, dat weet ik. En nu ophouden met onderbreken.” Ik keek hem geïrriteerd en nog een tikkeltje boos aan, maar knikte toch. “Het was een reflex zoals ik zei. Toen ik zag dat George door hem werd neergeschoten, had ik zelf al een schot afgevuurd voordat ik er ook maar over na had gedacht. En dat spijt me echt heel erg voor je Ang. Het was niet mijn bedoeling, hoe stom dat ook klinkt. Ik mocht dat kind, begrijp me niet verkeerd. En als het niet in een automatisme was gebeurd, in een reflex. Als ik er over had nagedacht. Dan was het niet gebeurd, dat kan ik je verzekeren. En ik begrijp dondersgoed dat je bent vertrokken, vooral na alles wat Sheila tegen je heeft gezegd. Ik wil gewoon dat je weet dat het niet jouw schuld is en dat je weet dat ik dat ook niet zo acht, dit had niemand kunnen voorkomen.” Ik zuchtte nogmaals diep. “Maar dat jij de schuld niet op mij schuift, betekent niet dat ik jouw niet meer als de schuldige zie voor de dood van mijn broertje.” Zijn greep op mijn bovenarm verstevigde, toen ik weer aanstalten deed om me om te draaien en weg te lopen. “Dat begrijp ik. Maar meer dan wat ik je heb verteld kan ik ook niet uitleggen, dat is precies wat er is gebeurd en ik dacht dat je het recht had om het te weten. En ik wil dat je weet, dat ik graag met je mee ga. Oké? Dat je dat weet. Want, Ang. Ik denk.. ik denk dat ik je leuk vindt. En dat is waarschijnlijk niet wederzijds, niet na alles wat er is gebeurd. En waarschijnlijk heb je geen behoefte aan mijn gezelschap, maar ik wilde gewoon dat je dat wist..” Ik keek hem ietwat verrast aan, verbaasd door zijn opbiechten. Ik had nooit verwacht dat hij mij ‘leuk dacht te vinden’, ondanks dat ik hetzelfde voor hem gevoeld dacht te hebben. Voor Ethan’s dood althans, ik wist niet of ik die gevoelens ooit nog terug zou kunnen krijgen. Hij bleef in mijn ogen toch een klein beetje een koud bloedige moordenaar, ondanks dat hij dat niet was. En ik wist dat hij dat niet was, dat wist ik heel goed zelfs. Maar dat betekende niet, dat ik hem niet op die manier zag. Hij had nou eenmaal mijn broertje vermoord en ik wist niet of dat nog goed te maken was. “Nee.. Ik denk dat het beter is voor ons.. allemaal, als je teruggaat naar Sheila en Austin,” verklaarde ik, terwijl ik hem strak in zijn bruine ogen aankeek. “Dat gaat niet,” grinnikte hij. “Ik viel een beetje uit tegen Sheila, nadat jij vertrokken was. En als blikken konden doden,” hij glimlachte schuin, “dan had ik hier nu niet gestaan. Dus het lijkt me niet verstandig om daar te blijven, helemaal niet zelfs.” Hij haalde zijn schouders op. “Maar als jij het gezelschap niet wilt, dan zoek ik mijn eigen weg op. Dan laat ik je met rust en hoef je me nooit meer te zien.” Hij liet mijn arm eindelijk los. Deze keer was hij degene die zich omdraaide en begon weg te lopen.
Ik aarzelde slechts enkele seconden, alvorens besloten te hebben hem een tweede kans te moeten gunnen. Als we nog een beetje menselijkheid wilde in deze wereld, moesten we ons daar ook naar gedragen. En ondanks dat het verschrikkelijk onmenselijk was wat hij had gedaan, toen hij ‘uit een reflex’ Ethan had neerschoot, toch moest ik met de menselijkheid die ik zelf nog bezat hem die tweede kans gunnen. Dat voelde als het enige juiste ding om te doen. Ondanks dat ik niets wist of ik er zelf blij mee ging zijn, liep ik toch achter hem aan. “Darryl, wacht,” riep ik hem toe. Ik zag, tot mijn opluchting, dat de man inderdaad gewoon tot stilstand kwam. In tegenstelling tot wat ik zelf gedaan zou hebben. Hoewel, hij natuurlijk had aangegeven wel met mij mee te willen. Dus dat is ook nog al een verschil in hoe we naar het betreffende dilemma aankeken. “Ga met me mee, dat alleen reizen is toch niets voor mij.”

We liepen naast elkaar, zwijgend. De stilte was ongemakkelijk, zoals ik hem niet gewend was als ik vroeger met Darryl had gesproken. We hadden stil kunnen vallen tijdens onze gesprekken, zonder ook maar een moment van ongemakkelijkheid. Maar blijkbaar, waren die dagen voorbij. Net zoals de dagen van het volledige vertrouwen en de goede vriendschap die we gehad hadden. Toch, wist ik vrijwel zeker dat we die dingen terug konden winnen. Dat het weer net zo zou kunnen worden als voor Ethan’s dood, dat we weer de vriendschap op zouden kunnen bouwen die we hadden gehad. En dat uiteindelijk, misschien zelfs die gevoelens die ik ooit vaag had gevoeld weer aangewakkerd zouden kunnen worden. Zodat zijn liefde voor mij, zoals hij die dacht te voelen, niet slechts enerzijds zou zijn. Maar, dat waren slechts voorspellingen. Ik wist niet of het echt zou gaan lukken, misschien was ik wel te optimistisch. En was ik te snel over te halen. Immers, dacht ik gister nog nooit meer iemand te vertrouwen en niets meer te maken te willen hebben met iemand uit de ‘ziekenhuisgroep’. En hier liep ik dan, weliswaar vertrouwde ik Darryl minder dan voorheen. Maar toch liepen we daar, samen. In plaats van dat ik in mijn eentje op zoek ging naar spullen, om verder te kunnen reizen naar Wellington, liepen we hier met zijn tweeën. Ik wist eigenlijk niet eens of Wellington dan nog wel door zou gaan, aangezien ik nu ook rekening moest houden met zijn wil. Misschien had hij wel een veel beter idee, aangezien ik nog steeds twijfelde aan ‘het beloofde land’. Of eigenlijk ‘de beloofde stad’, of ‘de beloofde samenleving’. Oké, dat maakte dan ook allemaal niet zoveel uit. Het ging om het idee, toch?
“Dus.. Had je een plan? Voor als je niet met mij mee zou mogen?” Mijn stem doorbrak de stilte die tussen ons in had gehangen. “Eigenlijk niet. Ik had gehoopt met jou mee te mogen, in de hoop dat jij een plan had. En anders, had ik gewoon ergens een plek gezocht om langer te kunnen blijven.” Ik schudde even mijn hoofd. “Dat laatste doen we dus niet, dan vormen we een te groot doelwit voor bandieten. Immers, begonnen andere groepen zich ook al bewust te raken van onze plek in het ziekenhuis. Ik wilde eigenlijk verder reizen naar Wellington, zoals het plan van Ethan en mij was voordat we bij jullie terecht kwamen,” verklaarde ik. “Maar is het niet verdomd koud in Wellington? Aangezien het zover in het noorden ligt? Het is nu al hartstikke koud, terwijl het nog niet eens winter is.” Ik haalde mijn schouders op. “Het wordt overal koud deze winter, die paar graden verschil zullen heus zo erg niet zijn. En, ik heb het met liefde koud als ik ergens veilig in een samenleving zit,” merkte ik op. “Als het daar überhaupt veilig is.” Daar had hij dan ook wel weer een punt, hij toonde meteen aan dat hij twijfelde over dezelfde dingen als ik. Ik had maar weinig informatie meegekregen over Wellington, alleen dat het er veilig zou moeten zijn en dat het een grote samenleving was. Maar dingen veranderden, dat gebeurde dagelijks. Dus waarom zou dat dan niet voor Wellington gelden? “Daar komen we maar op één manier achter,” kaatste ik terug. We zouden er ook echt alleen maar achter komen door er gewoon heen te gaan. Of we moesten heel toevallig iemand tegenkomen die er al was geweest, maar die kans was ten eerste heel klein en ten tweede wisten we dan ook niet zeker of we op diegene konden vertrouwen. Voor hetzelfde geldt was het wel veilig in Wellington, maar loog die persoon ons om de één of andere manier voor. We moesten het maar gewoon proberen, dat was mijn idee althans. Ik wilde niet te lang rond blijven hangen op dezelfde plek, dus als Darryl dat wel wilde dan had hij pech en mocht hij mooi zijn eigen route volgen. Maar ik zou doorreizen naar Wellington, puur om te proberen daar de veiligheid op te zoeken. Ik had er geen behoefte aan langer door de bossen te zwerven, om telkens weer bang te moeten zijn voor alles in mijn omgeving. Ik twijfelde eraan of dit zou veranderen in Wellington, maar ik dacht er vrijwel zeker van te zijn dat ik daar in ieder geval niet alleen door onbekende bossen hoefde te zwerven. “Zouden we niet gewoon met een boot de zee op kunnen gaan? Lijkt me niet dat die wezens kunnen zwemmen.” Ik haalde mijn schouders op. “Kan jij varen dan?” De man knikte. “Zie jij hier ergens een zee in de buurt dan?” “Zie jij Wellington hier ergens in de buurt?” Ik grinnikte. “Touche. Maar, denk je niet dat het op zee nog een stuk kouder zal zijn in de winter? Dan kunnen we het beter eerst wagen op Wellington en daarna proberen een boot te stelen en de zee op te vluchten.”

“Heb jij toevallig nog wat meegenomen vanuit het ziekenhuis? Ik was braaf genoeg om niets van jullie, of nou ja van hun, te stelen.” Ik glimlachte even. Het was eigenlijk toch belachelijk dat ik niet meer spullen had meegenomen, ik had er de tijd voor gekregen. En het was niet zo dat ze mijn tas of hun spullen na waren gegaan om te controleren of ik iets had meegenomen, dus het had best moeten kunnen. Maar toch, had ik het niet gedaan. En ik wist niet goed waarom ik het nou precies niet had gedaan, want eigenlijk sloeg dat gewoon helemaal nergens op. Ik had net zo goed wat spullen mee kunnen nemen, het was niet zo dat ik die mensen in het ziekenhuis ook nog maar één ding gunde. “Jup. Ik heb ook nog even de tijd genomen ‘mijn’ spullen te pakken, voordat Sheila me het ziekenhuis uitschopte.” Ik lachte sarcastisch. “Jouw spullen?” Hij begon zacht met me mee te lachen. “Hmm. Oké, misschien niet helemaal mijn spullen maar.. ik ben wel degene die ze heeft gehaald..” Ik knikte, dat was wel waar. Darryl was absoluut degene van onze oude groep, die de meeste tochten heeft gemaakt. Hij ging er het meest op uit om meer spullen voor de groep te halen. Dus dan had hij ook wel het recht om spullen mee te nemen die hij zelf had geregeld, dacht ik althans. Normaal gezien zou het gewoon stelen zijn geweest, maar we leefden niet in een gewone situatie. We leefden nu op basis van stelen, anders zouden we dit helemaal niet meer overleven. Zonder het beroven van huizen of winkels, zouden we niet kunnen overleven. Dat was gewoon een feit, een verschrikkelijk, verschrikkelijk feit. Maar er was ook niemand meer die er bezwaar tegen had. Niemand had bezwaar tegen stelen, tegen moorden. Niet in de wereld waar we nu leefden. Dit was ons leven geworden en niemand wist of dat ooit nog zal veranderen. Dat zou ongelooflijk fijn zijn, maar.. dit was ons leven nou eenmaal. En daar konden we niets aan doen, we konden er niets aan veranderen. We moesten maar gewoon aanzien wat het lot voor ons in petto had. “Ik denk dat we met de spullen die ik heb wel even doorkomen, dan kunnen we vandaag zover mogelijk reizen en een plek vinden voor de nacht. Dan zien we wel wanneer we weer nieuwe spullen moeten halen, het heeft ook geen nut ons kapot te tillen omdat we teveel dingen op zak hebben,” merkte de man op. Ik knikte instemmend. We leken altijd teveel op voorraad te willen leggen, maar dat had helemaal geen nut. Een voorraad opleggen kon prima, maar er zat ook een maximum aan. En dus konden we beter wat minder met ons meedragen, zodat we onszelf niet overbelasten en we ook nog wat achterlieten voor de mensen die de spullen misschien wel harder nodig hadden.

“Denk je dat je me ooit zult vergeven?” De vraag klonk onverwachts en ik wist niet wat ik moest antwoorden. Ik zweeg even, terwijl ik nadacht. Zou ik hem ooit kunnen vergeten? Dat wist ik eigenlijk niet eens zeker.. Ik wist niet of ik ooit nog genoeg vertrouwen in mensen zou kunnen leggen om hem te kunnen vergeven, dat was niet eens echt iets persoonlijks. Dat had ik bij iedereen die ik op het moment zou moeten vergeven. Mijn vertrouwen was nou eenmaal beschadigd, ontzettend beschadigd. En ik wist niet hoelang het zou duren voordat dit weer geheeld was en of dit überhaupt zou gebeuren. Maar.. we moesten gewoon optimistisch blijven. “Ik denk het wel..” Ik haalde mijn schouders op. “Dat heeft tijd nodig, denk ik. Maar uiteindelijk wel ja..” Ondanks dat ik waarschijnlijk nooit meer vertrouwen zou kunnen leggen in vreemden, had ik het vermoeden mijn oude vrienden wel te kunnen vergeven. Maar misschien dat ik wel gewoon nooit meer iemand écht zou kunnen vertrouwen en dat Darryl slechts een uitzondering was, omdat ik heel zeker wist dat hij geen koudbloedige moordenaar was. Ik voelde dat ik hem kon vertrouwen, ondanks dat ik ook heel zeker wist dat mensen soms binnen een kwestie van tijd veranderden. En soms ging dit zo snel dat het je compleet overviel, maar soms ging het zo langzaam maar was het toch al te laat voordat jij je er bewust van was. Verandering was soms zelfs goed, maar in tijden als deze kwam het er altijd op neer dat je iemand die veranderde niet meer in vertrouwen kon nemen. Zo had ik het ervaren, tenminste. Het zou vast niet altijd zo zijn, er waren vast uitzonderingen. Want op elke regel, waren er uitzonderingen. Dat was altijd het geval en dat zal waarschijnlijk ook zo blijven. Maar ondanks dat ik mensen misschien wel nooit meer zou vertrouwen, ik had het sterke gevoel dat ik Darryl gewoon een tweede kans moest geven.

15Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} vr nov 21, 2014 4:18 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 1 3
L O V E A L W A Y S C O M E S
U N A T T E N D E D


Ik staarde voor me uit, vanaf het enorm hoge gebouw. Mijn ogen zochten de omgeving af, in de hoop iets te vinden dat ons verder zou kunnen helpen met onze reis. We leken haast rondjes te lopen, alsof we geen enige vooruitgang boekten. We hadden geen flauw idee waar we precies heen moesten, dus de kans dat we afweken van de daadwerkelijke route was veel groter dan mij lief was. Mijn blik stond nog altijd strak gericht op de horizon. Misschien dat we maar gewoon ergens een plek moesten vinden om even tot rust te komen. We hadden veel dagen ontzettend veel kilometers afgelegd, maar zonder dat we vooruitgang maakten. Het was alsof we ergens bleven hangen, ondanks dat Wellington zo dicht bij leek te zijn. Maar in een land zo groot als Amerika, kon een kleine afwijking je meteen meerdere kilometers extra laten lopen. Misschien dat we het maar gewoon op moesten geven, als we toch nergens zouden komen. We leken in elk geval nergens te komen, dus wat was het nut dan nog? Moesten we het gewoon proberen? Moesten we proberen om Wellington te bereiken? Ook als het ons bijna al onze energie kostte, zonder dat we wisten of er ook daadwerkelijk iets zou zijn in Wellington. Misschien was het wel allemaal gelul, misschien was er helemaal geen grote samenleving. Geen veiligheid, geen eten, geen drinken.. Maar misschien was het er allemaal wel, konden we even weer zorgeloos leven in een groep met een groot opgebouwde voorraad. Misschien dat ze zelfs toegang hadden tot wat windmolens, dan zouden we weer kunnen leven met een klein beetje elektriciteit. Met licht dat niet afkomstig was van een slecht werkende zaklamp of een onregelmatig schijnend kampvuur. Gewoon echt licht afkomstig uit lampen. Toch apart, dat zo’n Apocalyps je zo ver drijft dat je zelf blij wordt van de gedachte aan gewoon licht.
“Al iets gevonden?” Darryl kwam naast me staan en sloeg een arm om mijn schouders heen. Ik schudde mijn hoofd. “Geen enkel teken van Wellington.. Ik denk dat we maar gewoon ergens naar binnen moeten komen, of ergens een groep moeten zien te vinden om te overvallen. Als we nog iets nuttigs willen doen vandaag,” antwoordde ik, terwijl ik met een glimlach naar hem opkeek. Die tweede kans, die ik hem had gegeven, had zeker goed uitgepakt. Onze vriendschap was weer terug als van oud, hij was zelfs verder uitgebloeid. Ondanks het leeftijdsverschil van ruim vier jaar, wat voor alsnog niet zo’n groot verschil zag als waar vroeger altijd in tijdschriften over werd geschreven, waren ook mijn gevoelens voor hem weer aangewakkerd. Het was bizar, hoe je in zo’n situatie überhaupt iemand leuk kon gaan vinden. Hoe je in een wereld als deze een relatie op kon bouwen. Maar liefde komt altijd onverwachts, zo bleek maar weer. “We vinden het uiteindelijk vast wel, we moeten gewoon hoop houden,” klonk zijn bemoedigende stem, waarna hij me even tegen zich aandrukte. Ik lachte zacht. “Je hebt wel gelijk.. Als we hoop houden, zullen we het uiteindelijk vast wel vinden.”

“Misschien moeten we even een pauze nemen, even een week op dezelfde plek blijven,” opperde ik. “Als we ergens een kaart vandaan halen, zouden we een route uit kunnen stippelen. Als we geen kaart kunnen vinden, moeten we ons gewoon even proberen te oriënteren. Doelloos rond blijven lopen, zonder te weten waar we heengaan, is nou ook niet bepaald nuttig,” verklaarde ik mijn idee. Ik keek opzij naar de man, die langzaam knikte. “Daar heb je wel een punt denk ik. Misschien dat we alles eerst even op orde moeten krijgen, voordat we weer verder reizen.. Echt veel spullen hebben we ook niet meer op zak, we hebben nog verrassend lang gedaan met al die spullen uit het ziekenhuis, dus daar moeten we ook wat op zien te verzinnen.” Het werd steeds lastiger om ergens spullen vandaan te halen, zonder andere groepen te moeten beroven. De winkels waren allemaal leeggeplunderd, dus we waren nu wel genoodzaakt in te breken in huizen. Maar vaak troffen we daar ook niet veel meer aan dan lege verpakkingen. Met de groep in het ziekenhuis probeerden we het zoveel mogelijk te vermijden, maar toch waren we af en toe genoodzaakt geweest andere groepen te overvallen. En nu we door alle ratsoenen heen waren, die Darryl mee had gesmokkeld vanuit het ziekenhuis, waren we waarschijnlijk weer genoodzaakt andere groepen te bestelen. Dat gaf me overigens nog steeds geen fijn gevoel, dat hele stelen niet. Niets van wat ik deed in deze wereld, stond me überhaupt aan. Ik lag wakker van het moorden, wakker van het stelen. Wakker van alle schulden en zorgen die ik op mijn schouders droeg. En dat elke dag van de week, waarschijnlijk tot op de dag dat ik zou sterven. En als ik dan zou sterven, dan zou ik de schulden en zorgen van een ander – waarschijnlijk Darryl – vermoedelijk vergroten. Dat was in ieder geval de impact die Ethan’s dood op mij had gehad, mijn schulden en zorgen waren alleen nog maar groter geworden. De last op mijn schouders werd met de minuut zwaarder. Ik voelde me schuldig om Ethan’s dood, ik had het gevoel dat ik hem beter had moeten beschermen. Maar aan de andere kant, werden mijn zorgen ook alleen maar groter. Ik had moeite met het vertrouwen leggen in mensen, ik was bang om er weer alleen voor te staan. Ik was bang om Darryl te verliezen.
En dat was overigens het grote nadeel van de relatie die we hadden opgebouwd. Hoe leuk en aardig het ook mocht zijn, ik was bang om hem kwijt te raken. Ik was bang dat hij ook zou sterven, ik was bang voor de verdriet die dat met zich mee zou brengen. Ik was bang om me weer net zo beroerd te voelen als na Ethan’s dood. Ik wilde hem niet kwijt. En in een wereld als deze, overgenomen door wezens zonder enig gevoel, was de kans om een geliefde kwijt te raken verschrikkelijk groot. Ik begreep ook niet goed waarom ik mezelf dit überhaupt had aangedaan, waarom mijn hoofd zich overgaf aan mijn hart. Waarom ik mezelf in zo’n risicovolle positie opstelde, waarin mijn hart zo gemakkelijk gebroken zou kunnen worden. Het was al deels gebroken, toen het beeld van mijn dode jongere broertje zich op mijn netvlies gebrand had, en ik wist niet hoeveel klappen het nog aan zou kunnen voor volledig door te breken. Een ander nadeel dat ook bij onze relatie kwam, was dat ik continu het gevoel had dat ik Ethan verraadde. Aangezien ik mijn hart vertrouwde aan de man die hem had neergeschoten. Maar ik had hem een tweede kans gegeven, iets dat Ethan – als hij nog had geleefd – met hoofdschudden had aangezien Mijn jongere broertje leek beter te kunnen begrijpen, of het tenminste beter toe te kunnen passen, dat je niet in iedereen vertrouwen kan leggen. Vooral niet in iemand die je op deze manier, met de dood, heeft kunnen verraden. Hij leek beter in te hebben gezien dat je mensen eigenlijk sowieso niet moet vertrouwen. Je stelt je in zo’n situatie gewoon te defensieloos op, want je zal het niet aan zien komen zodra een vriend je verraad. Het zal compleet onverwachts zijn en dan kan jij je niet verdedigen tegen de aanval. En dat alles door een simpel begrip als vertrouwen.

Ik zuchtte diep. “Misschien dat we onderweg een groep tegenkomen, er moet toch iemand zijn die nog iets aan spullen heeft.” Darryl mompelde iets, dat instemmend klonk. Ik nam maar aan dat hij het met mijn woorden eens was, aangezien ik niet veel wijs werd uit het gemompel. “En dan moeten we nog een plek zien om te verblijven, als we hier graag langer kunnen blijven.” Ik wilde bijna opperen dat we hier, op het gebouw waar we nu stonden, gewoon konden verblijven. Totdat ik me bedacht dat we een raam in hadden geslagen om binnen te komen. En om nou voor een week een raam dicht te timmeren, ging een beetje ver en was verspilling van hout en spijkers die we niet eens hadden. Maar vooral in een groot gebouw als deze, dat vroeger waarschijnlijk diende als kantoor van een groot bedrijf, dat de aandacht van meter afstand al trok leek het me niet veilig genoeg om met een opengeslagen raam te zitten. We waren maar met zijn tweeën en het bleef me steeds maar weer verbazen hoe het ons steeds weer leek te lukken om grote groepen van ons af te blazen, maar ik had ook wel door dat de tijd vandaag nog aan zou kunnen breken dat ons geluk op zou raken. We zouden niet voor eeuwig zoveel geluk kunnen hebben, dat was gewoon niet mogelijk. Op een dag zou het waarschijnlijk helemaal mis gaan, dan zou een groep toch te groot zijn voor twee mensen die eigenlijk pas sinds de Apocalyps om kunnen gaan met wapens. Ondanks dat we verdomd goed waren geworden in moorden, zou de dag ooit aanbreken dat we in gevecht verwikkeld waren en dat we geen munitie meer over zouden hebben. Dat de tegenpartij wel een enorme voorraad met kogels zou hebben, dat we de kans niet zouden krijgen om ze aan te vallen met onze messen. Dat we koudbloedig vermoord zouden worden, op dezelfde manier als hoe wij al die bandietengroepen zonder aarzeling hebben uitgemoord. We verschilden ook niet veel van die bandietengroepen, we waren net zo goed een dreiging voor de mensen om ons heen, vooral nu ook wij zo wanhopig raakten dat we wel anderen moesten overvallen. We konden niet anders.
“Laten we dan maar naar beneden gaan, de kans dat we onderweg een groep tegenkomen is groter dan wanneer we gewoon hier voor ons uit blijven staan staren.” Toen hij die woorden sprak, realiseerde ik me eigenlijk pas hoe mooi het uitzicht was en ik wilde ik het liefst nog even blijven staan. Maar hij had wel gelijk, als we nog iets nuttigs uit wilden voeren vandaag dan moest dat nu gebeuren. We konden het ons niet permitteren hier te blijven staan en niets te doen, er was in deze wereld geen tijd meer om de schoonheid om ons heen te waarderen. Die tijden waren voorbij. “We gaan,” stemde ik met hem in. Via de noodtrap baanden we ons een weg naar beneden.

“Waag het niet dat wapen op te pakken,” Darryl had zijn pistool gericht op een jongen van mijn leeftijd, hij had zwart haar en blauwe ogen en had willen reiken naar het geweer dat naast hem lag. “Doe je dat wel, dan zullen wij jou toch wel een stap voor zijn en zal jij je vrienden nooit meer in leven zien.” Het was een kleine groep, vier tieners. Alle vier waren het jongens. Op één na, waren ze allemaal lang en slungelig, amper spieren en mager tot op het bot. Echter, was er één jongen met blond haar die weliswaar dezelfde lengte had als de andere jongens, maar een stuk breder en gespierder was. Het was dan ook niet zo raar, dat ik mijn pistool op hem gericht had. Hij leek op het moment het enige gevaarlijke doelwit, ondanks dat hij waarschijnlijk nog niet zo oud was vermoedde ik dat hij veel meer schade aan kon richten dan ik wilde weten. “Schuif je wapens hierheen, dan raakt er niemand gewond,” vervolgde Darryl. “Niet oppakken, schuiven,” sprak ik de jongen met het zwarte haar, die eerder al naar zijn geweer had gegrepen, toe. Er lag een duidelijke tegenzin in zijn ogen, maar toch schoof hij het geweer onze kant op. Het duurde even, maar toen lager er uiteindelijk twee jachtgeweren en twee pistolen – die op die van ons leken – voor onze voeten. “Jullie hebben hier niets meer te zoeken, dus als jullie verstandig zijn en willen blijven leven dan gaan jullie nu weg en komen hier niet meer terug.” Ik hoorde ietwat verbaasd toe hoe dreigend de ondertoon in Darryl’s stem klonk, zo was ik dat helemaal niet gewend. Ik had hem ook nog nooit echt iemand horen bedreigen, of überhaupt een bedreigende toon aan horen nemen. “En als jullie wel blijven, zijn jullie of dom of zijn jullie het leven zat. Datzelfde geldt voor als jullie het hier wagen terug te komen, denk maar niet dat we een aanval niet aan zullen zien komen.” De jongen met het zwarte haar deed een stap naar voren, maar stopte meteen met lopen toen hij een blik wierp op Darryl’s pistool. “En onze spullen dan?” De man naast mij lachte sarcastisch. “Die laten jullie hier.” Ik hield mijn pistool gericht op de bredere jongen, maar vermeed ook maar enig oogcontact. Dat was te ongemakkelijk, deze hele situatie voelde te ongemakkelijk. Ik wilde helemaal niemand beroven, ik wilde dit soort dingen niet hoeven te doen. Ik had ook sterk het gevoel dat het niet goed was, ondanks dat wij de spullen net zo hard nodig hadden als de jongens. Misschien hadden we ze zelfs harder nodig. Maar, het bleef te ongemakkelijk en te verkeerd voor mijn part. Vandaar ook dat ik Darryl maar gewoon het woord liet doen, ik zou zelf ook niet weten wat ik zou moeten zeggen. “Maar..” Darryl onderbrak de jongen direct. “Jullie mogen één rugzak meenemen, de rest laten jullie hier,” verbeterde hij zijn woorden die hij voorheen had gesproken. “Dat is het beste dat ik jullie kan bieden. Jullie hebben een minuut om hier weg te komen, anders beschouw ik jullie als dom of denk ik dat jullie geen behoefte meer hebben aan leven.” Één van de jongens, een lange, magere jongen met bruin haar, zwaaide na een aantal blikken uitgewisseld te hebben met de mensen uit zijn groep, een rugzak op zijn rug. “Prima, dan gaan we wel,” sprak de jongen met het zwarte haar. “Verstandig,” merkte ik droogjes op. Mijn stem klonk verrassend zelfverzekerd, terwijl ik me helemaal niet zo voelde.

De jongens waren binnen een minuut vertrokken, zoals we – of eigenlijk Darryl – ze gezegd hadden te doen. Nu was het enkel nog maar te hopen, meer voor de jongens dan voor ons, dat ze zo slim waren om hier weg te blijven. We verwachten eigenlijk dat ze terug zouden komen, want dat was iets dat we zelf zouden hebben gedaan. Maar zo zonder wapens, hoewel we niet eens zeker wisten dat we ze alle wapens afgenomen hadden, zouden ze niet veel kans maken tegen ons. We waren een oude, kleine basisschool ingegaan toen we er stemmen hadden gehoord. Niets wees erop dat de jongens echt bekend waren met overleven, ze leken zich niet te bekommeren om ook maar een poging te doen de deur te blokkeren ondanks dat ze een hele gunstige plek gevonden hadden. De basisschool was ruim, maar toch ook niet zo groot dat hij echt opviel voor grote groepen bandieten. En als je een beetje stil bleef, zouden ze je van buitenaf ook niet kunnen horen. Ik liet me tegen de muur zakken, nadat we de spullen van de jongens hadden doorzocht en een tafel op zijn kant tegen de deur hadden gezet om deze te blokkeren. “We moeten vanavond maar gewoon om de beurt de wacht gaan houden,” merkte Darryl op toen hij naast me kwam zitten. “Als er een groep echt binnen wilt komen, gaat die tafel ze niet tegenhouden binnen te komen. En ik neem liever geen risico’s.” Ik knikte instemmend. “Verwacht je dat ze terugkomen?” De man haalde zijn schouders op. “Ik hoop dat ze wegblijven, maar ik denk dat ik zelf wel terug was gekomen..” “Ook als je geen wapens had?” De man haalde nogmaals zijn schouders op. “Ik weet het niet, ik zou het hopelijk niet zover laten komen dat iemand ervoor zou zorgen dat ik geen wapens meer had.” Ik leunde tegen hem aan en legde mijn hoofd op zijn schouder. “Het is maar te hopen dat ze niet terugkomen, ik voel me toch schuldig voor dat beroven,” verzuchtte ik. “Ang, we kunnen nou eenmaal niets anders.” Ik knikte. “Dat begrijp ik, maar het voelt alsnog niet goed.” Darryl grinnikte zacht. “Zegt degene die in het ziekenhuis nog de uitspraak deed dat ze voortaan maar met Lucifer aangesproken moet worden. Dus de duivel vindt het niet goed om een groep tienerjongens te overvallen?” Ik lachte zacht met hem mee. “Ze waren van mijn leeftijd, gok ik. Dus dan zijn ze niet zo jong.” “Het verschil is alleen dat jij waarschijnlijk een stuk meer volwassen bent en een stuk beter bent in overleven en dus niet zomaar een deur ongeblokkeerd laat.”

De avond was langzaam ingevallen, zoals alles tegenwoordig langzaam ging. Seconden leken minuten te duren, minuten leken uren te duren en uren leken simpelweg eeuwen te duren. We spraken niet veel, we dachten vooral na. Toch deed zijn gezelschap me wel goed. Het was een stuk fijner om in de armen van iemand anders na te liggen denken, dan helemaal alleen met niemand om je heen. Nadenken in een gevaarlijke situatie was sowieso niet altijd even fijn, vooral niet als je alleen was. Dan was er niemand om je te dekken, mocht het uitdraaien op een plotseling gevecht. In je eentje zou het waarschijnlijk toch nooit uitdraaien op een gevecht, omdat er al een kogel door je hoofd zit zodra je even in gedachten verzonken bent en er een groep je kamp binnentreedt.
“Misschien dat jij moet gaan slapen, Ang. Dan neem ik de eerste wacht wel, dan maak ik je over drie uur wakker.” Ik slaakte een zucht. “Weet je het zeker? Ik wil ook best de eerste wacht nemen..” De man schudde zijn hoofd. “Ga jij nou maar gewoon slapen,” glimlachte hij. “Bij die spullen ligt nog ergens een kussen dacht ik, geen deken. Maar het is beter dan niets,” sprak hij schouder ophalend. Ik glimlachte en knikte. “Beter dan niets inderdaad..” “Ik ga buiten zitten, ik roep je als er iets gebeurd.” Tegelijk kwamen we overeind, waarna de man een kus op mijn voorhoofd drukte en zich naar buiten begaf.

Mijn slaap, waar ik verrassend snel in was gevallen, werd ruw verstoord door een luide klap buiten. Direct was ik alert, het was geen schot afkomstig van een pistool. Maar wat was het dan wel? Darryl zou me hebben geroepen als er iets gebeurde, dus was er dan iets mis? Was er iets verschrikkelijk mis? Was hij in levensgevaar? Ik sprong overeind en haalde in dezelfde beweging mijn pistool van mijn riem af. Ik sprintte naar buiten, de kou overviel me maar deerde me niet. Het duurde even voordat ik kon plaatsen wat er gebeurde, voordat mijn ogen zich weer scherp stelden. Mijn blik vestigde zich langzaam maar zeker op de twee vechtende personen, mijn zicht was nog zo onscherp dat de figuren haast versmolten met de omgeving. Het duurde even voordat ik doorkreeg wat er precies gebeurde, maar toen ik het eenmaal doorhad kwam ik direct in actie. Mijn armen schoten omhoog, zodat ik ze horizontaal voor me uithield. Het pistool trilde niet langer meer in mijn armen, zoals het weken geleden wel altijd had gedaan.
Ik schoot, zodra ik de kans kreeg. Darryl had me schijnbaar gezien en de jongen, die hem had uitgevallen, iets meer van zich afgeduwd, zodat het risico dat ik de verkeerde persoon zou raken een stuk minder groot was. Het was een net schot, het was al zoveel beter dan hoe ik in die eerste week had geschoten. Het was zelfs alweer iets beter dan het gisteren was geweest. Ik herkende de jongen die neerviel, toen mijn zicht weer compleet scherp was. Het was de brede, blonde jongen uit de groep die we gisteren hadden aangevallen. Waarom hij zo dom was geweest om terug te keren, wist ik niet. Waarschijnlijk wilde hij zijn eer, of misschien gewoon zijn spullen, terugkrijgen. Het was een actie die ik zelf om die reden uitgevoerd zou hebben, ik zou me ook niet zomaar gewonnen hebben gegeven.

“Gaat het?” Ik legde een hand op Darryl’s wang, toen hij voor me kwam staan. Hij had een bloedneus, zijn oog was opgezwollen en hij had meerdere krassen op zijn gezicht. Hij trok een gepijnigd gezicht en dook ietwat in één toen mijn hand per ongeluk langs een kras op zijn wang streek. “Sorry,” mompelde ik zacht, terwijl ik mijn hand terugtrok. Ik hoorde de man zacht iets brommen, waarschijnlijk iets in de trant van ‘geeft niet’. Zijn grijze shirt was op een aantal plekken gescheurd, merkte ik op toen ik mijn blik verplaatste naar zijn gehavende lichaam. Ik kon niet inschatten welke verwondingen hij had opgelopen aan het gevecht en welke hij eerder al had opgelopen. “Jezus,” mompelde ik vervolgens, toen mijn blik viel op de handafdrukken op zijn nek. Ik wist hoe verschrikkelijk de man zich moest voelen, aangezien ik aan het begin van de Apocalyps ook al een keer bijna was verstikt. “Het kan erger,” sprak de man, waarbij hij slechts zijn rechterschouder optilde. “Mijn zicht is een beetje wazig en mijn schouder is denk ik gekneusd,” hij pakte mijn beide handen vast, “maar het komt heus wel weer goed. Ik kan wel tegen een stootje.”
Ik zag de beweging achter hem ruim op tijd, waardoor ik weer snel in actie kon komen en moeiteloos de net ontwaakte Kisser door zijn hart kon schieten. “We moeten of naar binnen of we moeten hier direct weg, voordat er nog meer Kissers komen,” verzuchtte ik. “Maar gezien jouw situatie, denk ik dat het veiliger is om naar binnen te gaan.” Darryl haalde nogmaals slechts zijn rechterschouder op. “Ik kan best reizen hoor, als je nu al meteen weg wilt.” Ik schudde glimlachend mijn hoofd. “Nee, het is beter om hier te blijven. We gaan onze krachten niet verspillen aan het vinden van nieuw onderdak, niet nu al. We kunnen de deuren best blokkeren, dan komen ze nooit binnen.” Ik zag de tegenzin op zijn gezicht, toen hij mijn handen losliet en naar binnen liep. En ik begreep hem, het voelde niet fijn om als het ware de groep – of in dit geval mij – in ‘gevaar’ te brengen door niet te kunnen reizen in een situatie als deze. Maar het zou minstens zo gevaarlijk zijn nu verder te trekken, aangezien hij gewond was en het nog steeds hartstikke donker was. We konden de deuren best blokkeren, hoewel ik dat waarschijnlijk zou moeten doen gezien zijn – vermoedelijk – gekneusde schouder. We zouden ons hier wel doorheen slaan, ook als we niet direct verder konden reizen.

16Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} za nov 22, 2014 5:56 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 1 4
L E F T F O R
D E A D ?


“Volgens mij zijn ze weg,” sprak ik, terwijl ik uit het raam van de school keek. We hadden hier ruim een week vastgezeten, de Kissers – die onze kant op waren gekomen bij het horen van de twee schoten en het geweld – hadden hun jacht niet op willen geven en waren voor de gesloten deuren van de school blijven hangen. We hadden dag en nacht naar de deur gestaard, hopend dat ze zich geen weg naar binnen zouden beuken. We hadden een enorme blokkade gemaakt voor de deur: kasten, tafels, stoelen et cetera. En elke keer weer, als de spullen vervaarlijk bewogen door de beukende bewegingen van een Kisser, dachten we dat de blokkade het niet zou houden en zetten we er weer iets nieuws bij. Uiteindelijk waren we zelf zo wanhopig geworden, dat we stapels leerboeken erbij begonnen te zetten. Maar nu zouden we eindelijk weer weg kunnen komen, eindelijk zouden we niet meer in angst hoeven te leven voor een enorme aanval van een horde van tientallen Kissers. “Waarschijnlijk zijn ze op de schoten afgegaan,” verklaarde Darryl, waarop ik instemmend knikte. Gisteravond hadden we meerdere schoten achter elkaar af horen vuren, het waren er tientallen misschien zelfs honderden geweest. Ik kon me amper voorstellen hoe een gevecht zo groot kon ontstaan, hoe iemand überhaupt aan zoveel munitie kwam. Ik liep op Darryl af, die met zijn rug tegen de muur zat en naar de kaart op zijn schoot staarde. Ik liet mezelf omlaag zakken, met mijn rug tegen de muur, zodat ik naast hem kwam te zitten en ook een blik op de kaart kon wierpen. “Heb je enig idee waar we zitten?” We hadden de kaart gevonden in één van de kleine klaslokalen van het gebouw. De school zelf was eigenlijk maar heel klein, veel kleiner dan de gemiddelde basisschool. Het telde in totaal vijf kleine lokalen, één kleine kamer voor de directeur, één leerlingenkamer en een iets ruimere kantine. Op de spullen van de jongens na, was er niets nuttigs te vinden in de school. Enkel een enorme voorraad potloden en volgeschreven schriften, een koffiezet apparaat – dat helaas niet werkt zonder koffie. En een lege, kapotte koelkast. “Volgens mij zitten we in Loxahatchee, maar daar ben ik niet helemaal zeker van. Iemand heeft het wel omcirkeld op de kaart en als ik de route vanaf het ziekenhuis volg, kom ik ook ergens daar uit. Misschien dat we onderweg een bordje tegenkomen, dan weten we dat in elk geval zeker.” Ik staarde naar de omcirkelde stad op de kaart, ik had werkelijk nog nooit gehoord van iets als Loxahatchee. Maar ik ging er maar vanuit dat de kaart niet was gemaakt door kinderen, zoals 90 procent van de andere documenten in het gebouw wel waren. “In elk geval, als we in Loxahatchee zitten is het rond de tien kilometer om bij Wellington te komen. Dus als we flink doorlopen, kunnen we daar vandaag nog aankomen. Maar daar moeten we denk ik niet vanuit gaan, dat zal alleen doorgaan als we onderweg niet opgehouden worden en als we het kunnen vinden.” Ik duwde mezelf weer overeind. “We zitten trouwens in de buurt van het water, dus als Wellington niets blijkt te zijn kunnen we altijd daar nog heen,” sprak Darryl, terwijl hij ook overeind kwam. “Laten we maar gewoon hopen dat er iets is en dat we er vandaag nog kunnen komen, maar dan zullen we wel nu meteen moeten vertrekken.”
Het duurde even voordat we de blokkade aan de kant hadden gezet, misschien dat we toch iets te overbezorgd waren geweest om onze veiligheid. Er stonden zoveel spullen voor de deur, dat we al bijna een uur bezig waren met het opruimen van de blokkade. Maar, het had wel gewerkt want er waren geen Kissers binnen komen stormen en daar had ik dat extra uurtje werk best voor over. Zelfs als dat betekende dat we vandaag misschien niet meer aan zouden komen in Wellington, het was fijn dat we veilig waren.

Darryl schoof de laatste tafel aan de kant en ik opende de deur. Ik haalde gelukzalig adem, toen ik eindelijk weer buiten stond. Zo’n hele week binnen opgesloten te zitten was vreselijk, vooral als je door een zekere Apocalyps eraan gewend was dagenlang buiten rond te lopen. Ik had zelfs het rennen gemist, ondanks dat ik daar nog steeds geen grote fan van was. Ik had het gemist om in beweging te zijn, maar dat zorgde er wel voor dat ik nu een stuk meer energie had. We begonnen zij aan zij te lopen, met beide een rugzak op onze rug. “Hoe gaat het met je schouder?” Het was goed om te zien dat Darryl zijn beide schouders weer op kon trekken. “Gaat wel, denk ik. Het doet niet zoveel pijn meer als eerst, maar het voelt ook nog niet echt geweldig.” Ik glimlachte hem toe. “Ik ben blij dat je nog in leven bent, Dar. Voor hetzelfde geldt had die jongen je nog gedood,” verzuchtte ik. “Denk je nou echt dat een tienerjongen mij zomaar zou kunnen doden in een één op één gevecht?” grinnikte hij. “Veel sterfgevallen zijn te danken aan egoïsme en overmoed,” kaatste ik spottend terug. “Die jongen had bijna het postuur van de Hulk, hij had je heus wel kunnen doden.” “Het verschil ligt ‘m in de tactiek. Dat joch was wel sterk en ongelooflijk groot en een Hulk look-a-like, maar hij kon niet vechten. Hij had geen enige tactiek, hij wist waarschijnlijk niet eens waar hij aan begon. Zo’n typ dat denkt dat je alles op kan lossen met een beetje agressiviteit en veel kracht,” verklaarde de man zichzelf. En hij had ook wel gelijk, voor zover ik iets had kunnen zien van het gevecht was hij niet erg tactisch of strategisch op mij overgekomen. Hij had gewoon in wilde weg geslagen, in de hoop zijn tegenstander te raken. En meestal, ging tactiek toch echt boven kracht. Zoals ik mezelf onderhand wel had aangeleerd. Ook iemand met een smal postuur als ik, onderhand broodmager en met niet ongelooflijk veel spieren, kon een gevecht winnen. Zolang je maar logisch na bleef denken en je tegenstander altijd één stap voor was.

In die ene week van opsluiting, was mijn gedachtegang verrassend stil gebleven. Darryl en ik waren vaak in gesprek verwikkeld geweest, we hadden geprobeerd een zo goed mogelijk plan uit te stippelen. Veel tijd om echt uitgebreid na te denken was er niet geweest. En nu ik weer buiten liep, in de frisse lucht. Schoten mijn gedachten direct weer van her naar der. Voor het eerst sinds de dag dat we de school hadden overgenomen van de groep tienerjongens, dacht ik weer terug aan Ethan’s dood. Ik had Darryl compleet vergeven voor de moord op mijn jongeren broertje en begon me daar ook steeds minder schuldig om te voelen. Waarom zou ik me er ook schuldig om voelen? Het was niet dat Ethan er iets van zou merken, hij zou het me niet meer kunnen verwijten. Hij was er nou eenmaal niet meer en dat moest ik maar gewoon zien te accepteren. Ik moest gewoon proberen te genieten van mijn leven, in de tijd die ik nog zou hebben. En op dit moment, was ik bijna gelukkig. Ondanks de situatie, ondanks de moorden, het stelen, het vechten. Ik was echt bijna gelukkig. Ik was een stuk gelukkiger dan toen ik nog in het ziekenhuis verbleef, ik was haast blij af te zijn van de rest van de groep en de altijd maar hetzelfde blijvende omgeving. Het voelde goed om weer op pad te zijn, om weer een echt doel – naast overleven – in zicht te hebben. Ik was blij dat Darryl met me mee was gegaan, dat ik er niet meer alleen voor stond. Ik was blij om weer iemand in mijn leven te hebben om wie ik oprecht gaf, na Ethan’s dood. Voor de dood van mijn jongere broertje had ik ook wel om de man gegeven, maar toen was het toch anders. Ik hield van hem en dat zag ik nu pas echt in.
De gedachte dat ik weer blij was om op pad te zijn, maakte me toch een tikkeltje nerveus. Als we straks aan zouden komen in Wellington en als we daar konden blijven, zou ik me dan na een tijdje weer dood gaan vervelen? Omdat er geen verandering zou zijn in de omgeving? Zou Wellington wel de goede plek voor mij zijn? Het was er veilig, er was waarschijnlijk eten en er waren veel mensen. Maar, zou ik het daar langer dan een jaar uithouden? Zou ik het er überhaupt langer dan een half jaar uithouden? Of een kwart jaar? Misschien zou ik het er wel verschrikkelijk vinden, misschien dat ik echt geen vertrouwen meer zou leggen in anderen. Maar het was er waarschijnlijk veilig, ging dat dan voor op mijn twijfels? We moesten er maar gewoon eerst komen en binnengelaten worden, als er nog iets over was van de gemeenschap, dan zouden we wel verder kijken naar de veiligheid, het eten, de mensen. Ik kon vast nog wel wegsluipen, mocht het echt nodig zijn. Darryl zou achter kunnen blijven, als hij dat zou willen. Maar als ik het er niet uit zou houden, omdat ik weer geen echt doel voor ogen had. Dan zou ik er zonder aarzelen vandoor gaan, waarschijnlijk.

“Shit.” Ik keek op door Darryl’s stem, waardoor ik recht naar een horde naderende Kissers keek. “Godverdomme,” stemde ik zacht in. “Hoe gaan we daar langs komen?” Het was een grote groep en aangezien het een kwartier geleden was begonnen te regenen, zouden we er met het gebruik van Kisserbloed niet langs kunnen komen. Dat zou er gewoon vanaf wassen. “Niet, als we niet dood willen tenminste,” verzuchtte de man naast me. “We kunnen misschien dat gebouw in,” hij gebaarde naar een gebouw dat vroeger waarschijnlijk had gediend als een laboratorium, “en wachten tot de horde voorbij is. Dan kunnen we daarna verder reizen.” Ik knikte langzaam, alvorens even de omgeving onderzocht te hebben met mijn ogen. Het oude lab, als dat het was, was het enige gebouw dat ik vanaf hier kon zien. Het zou waarschijnlijk onze enige oplossing zijn, er was geen andere manier om hier weg te komen. De horde was zo groot, dat het haast de hele horizon bedekte. Het laboratorium was onze enige uitweg, als we niet het hele stuk dat we hadden gelopen weer terug af zouden leggen. Dan hadden we die kilometers, wat er al meer dan tien waren geweest en dus waren we ergens verkeerd gelopen, allemaal voor niets afgelegd. Allemaal voor niets. Dus was het, hopelijk verlaten, gebouw onze enige oplossing. “Hoe wil je binnen komen?” vroeg ik, terwijl we naar het gebouw renden. “Het slot openen, daar word ik nu toch echt steeds beter in.” De keren dat we onderdak hadden gezocht in een gebouw, had Darryl steeds een poging gedaan het slot open te krijgen. Maar elke keer eindigden we weer met het simpelweg inslaan van een raam of de deur inschoppen, omdat Darryl het slot niet open kreeg. Misschien hadden we vandaag een keer geluk, misschien was die uitzonderlijke dag toch eindelijk aangebroken. De dag dat er eindelijk een keer iets meezat. Want altijd alles wat we leken te proberen, bleek uiteindelijk nadelen te hebben of we slaagden er niet in het voor elkaar te krijgen. Onze pogingen leken nooit goed genoeg te zijn, het kwam haast over alsof we dingen niet eens meer hoefden te proberen omdat het toch niet zou gaan werken. Maar toch waren er uitzonderlijke dagen, dat iets opeens lukte. En misschien, heel misschien was vandaag zo’n dag.
“Gelukt!” Ik keek verbaasd op toen ik Darryl’s triomfantelijke kreet hoorde. Vandaag was dus inderdaad zo’n uitzonderlijke dag, zoals mijn gevoel me had proberen te vertelen. Het was hem daadwerkelijk gelukt het slot open te krijgen. De deur stond open, terwijl we hem niet eens open hadden moeten schoppen. We konden gewoon naar binnen zonder een raam in te slaan, het was ons – of nou ja, Darryl – gewoon gelukt. We hadden de oplossing gevonden tot ons grootste probleem. Want het was ons steeds niet gelukt zonder al te veel geluid te veroorzaken om ergens naar binnen te komen, dit zou ons zo ongelooflijk goed van pas kunnen komen. Ik was zowaar echt trots op de man, puur omdat hij een slot had geopend. Omdat hij ergens had ingebroken. Het was bizar hoe trots dat je kon maken. Dat je trots kon zijn omdat iemand een gebouw binnen was gekomen, op een manier die normaal gezien als criminaliteit zou worden beschouwd. Maar dit zou ons leven enorm vereenvoudigen, we zouden niet meer keer op keer in gevecht raken omdat we een raam insloegen of een deur inschopten. We zouden gewoon stil een gebouw binnen kunnen komen, zonder al te veel gedoe. Ik was hem dankbaar, oprecht dankbaar, voor het vergroten van mijn overlevingskansen. Als hij het mij nou ook nog een keer zou kunnen leren, zouden onze reizen alleen nog maar gemakkelijker verlopen.

Op onze hoede liepen we naar binnen. Darryl ging voor, met zijn pistool in de aanslag. Ik liep langzaam achter hem aan, ook ik hield mijn arm voor me uit klaar om te kunnen schieten. Het was stil in het gebouw, er was geen enkel teken van menselijk leven. Maar we konden nooit zeker genoeg zijn, sommige mensen konden ontzettend goed zich ergens verstoppen en stil blijven. Je kon altijd aangevallen worden op een moment dat je het niet zou verwachten, we moesten altijd – maar dan ook echt altijd – alert blijven als we in leven wilden blijven. Zonder enige alertheid, zouden we ons allang bij de horde naderende Kissers hebben gevoegd. En op dit moment, vertelde mijn gevoel me dat we niet veilig waren. Dat we niet alleen waren en dat we op moesten passen. Ik had geleerd altijd te luisteren naar mijn gevoel, omdat het altijd leek te kloppen. Misschien had onze onbewuste gedachtegang een aantal stappen voorsprong op ons bewustzijn, waardoor we af en toe een vaag voorgevoel hadden over een situatie die dan uiteindelijk ook daadwerkelijk correct bleek te zijn. Maar waarschijnlijk zouden we nooit echt met zekerheid kunnen zeggen hoe zoiets werkt, ik zou het waarschijnlijk nooit te weten komen in elk geval. Nu er geen lessen meer werden gegeven, nu de laboratoria er stil en verlaten bij lagen. De wereld was veranderd en een hoop van onze kennis zou waarschijnlijk verloren gaan, behalve als iemand uit onze generatie het wist te overleven en kennis over kon brengen op de anderen. Maar die kans was verschrikkelijk klein, de kans dat de mensheid dit zou overleven was sowieso al veel kleiner dan ons allen lief was.

En zo ook vandaag, had mijn voorgevoel weer gelijk. Darryl en ik richten onze wapens tegelijk op een man. Hij was alleen, voor zover wij konden zien en was opgeschrokken toen wij de kamer inliepen. Hij was overduidelijk een wetenschapper, hij droeg een lange witte labjas en een bril. Ik was verbaasd te zien dat de lichten in het laboratorium nog werkten, net zoals een klein deel van de rest van de apparatuur. “Niet schieten. Als ik dood ben, zal er nooit een tegengif komen voor de infectie.” Aarzelend liet ik mijn pistool zakken, waarna Darryl na enkele seconden mijn voorbeeld volgde. “Tegengif..?” Ik keek de lange, slungelige man met het bruine haar fronsend aan. Hij was ergens mee bezig, ik zag spullen liggen op de tafel voor hem. Maar ik kon niet precies zien waar hij mee bezig was. “Een tegengif inderdaad,” klonk zijn stem instemmend. “Maar als ik niet in leven bent, is er niemand om het tegengif te maken. Dus..” Het bleef een aantal seconden stil. “Wat doen jullie hier?” Ik keek even naar Darryl, wachtende tot hij het woord zou nemen. “We waren onderweg, maar werden tegengehouden door een enorme horde Kissers. Toen zijn we hierheen gevlucht.” Ik verplaatste mijn blik weer terug naar de wetenschapper. “Hoe zijn jullie hier binnen gekomen?” Ik glimlachte onbewust, alvorens antwoord te geven. “Geluk,” sprak ik. “En toevallig ben ik ongelooflijk goed in het open krijgen van sloten.” Ik keek weer naar Darryl en grijnsde hem toe. Ongelooflijk goed was wellicht iets teveel van het goede, hij had of gewoon geluk gehad of had nu eindelijk het trucje door. “Zouden we hier kunnen blijven tot de horde voorbij getrokken is? We zullen geen last veroorzaken.” Er klonk een klein beetje hoop in mijn stem. Misschien dat we vandaag toch nog een beetje menselijkheid mee zouden maken, in plaats van direct op straat gezet te worden wat meestal gebeurde. De meeste mensen waren niet zo gul tegenover ons, ze hielden liever rekening met hun eigen groep – wat ergens natuurlijk ook wel logisch was – dan dat ze twee mensen één keer hielpen. “Prima. Ik ben Kurt Chandler overigens, de enige wetenschapper die nog in staat is onderzoek te doen. Of die überhaupt nog in leven is.” Ik glimlachte de man vriendelijk, voor zover ik dat nog kon, toe. “Ik ben Angie,” stelde ik mezelf voor. “En ik ben Darryl,” klonk de stem van de man naast mij nadat ik antwoord had gegeven.

“Wat is dat voor een tegengif, waar je het over had?” besloot ik te vragen, ik was onderhand toch wel nieuwsgierig geworden naar het medicijn waardoor we misschien toch nog te redden waren. Als het nou maar gewoon zou werken en als het te maken zou zijn.. Dan waren we misschien niet meer zo verdoemd. “Het is een test en ik weet niet zeker of het gaat werken,” begon de man. “Maar we doen er al langer onderzoek na, al voor de Apocalyps. Wij onderzoeker wisten al langer af van de infectie die zich verspreidde onder de mensheid, maar we mochten er van de regering niets over publiceren. Dan zou iedereen direct in de stress schieten,” verklaarde hij. “Er schijnt hier ergens een bloem te groeien, die de infectie zou kunnen stoppen. Dat is wat er wordt gezegd tenminste. In de bloem zitten stoffen die een deel uit zouden kunnen maken van een tegengif voor de infectie, het bevat de juiste antistoffen. We weten alleen niet zeker of het zal werken met de andere onderdelen van het medicijn, soms gaan zulke stoffen niet samen en we hebben het nooit uit kunnen testen.” Hij gebaarde ons dichterbij te komen, wat we na enkele seconden deden. Ik merkte dat Darryl, net zoals ik, nog een klein beetje terughoudend was. We leken beide mensen minder gemakkelijk te vertrouwen, het was in elk geval niet meer zoals vroeger. Op de tafel voor de man lag een kaart, hij wees naar een omcirkeld gebied – een berg. “Het is een zeer zeldzame bloem, die nog niet eens een benaming heeft. We hebben hem vrij recent ontdekt, een paar weken voor aanvang van de Apocalyps. Hij groeit als het goed is hoog bovenop deze berg. Als ik hem in handen zou kunnen krijgen, is de mensheid over een paar maanden misschien weer veilig.” Ik staarde naar de kaart, ik kende het aangewezen gebied niet maar het leek hier dichtbij in de buurt te zijn. Ik wist niet precies waar we nu zaten, maar ik zag Wellington in de buurt van het gebergte. Dus dat zou betekenen dat, mits we goed waren gelopen, het laboratorium vrij dicht bij de berg in de buurt zou zitten en dat wij ook goed waren gelopen. “Maar jullie weten dus niet zeker of het tegengif werkt?” klonk Darryl’s stem vragend. “Nee. De regering wilde geen tijd en geld investeren in ons onderzoek, dus we hebben eenmalig onderzoek kunnen doen naar de bloem – toen iemand hem had geplukt en hem hier had afgeleverd. Die bloem is onderhand dood en de stoffen zijn niet meer te gebruiken, dus hebben we maar vrij weinig onderzoek ernaar kunnen doen.” “Waarom wilde de regering geen tijd en geld investeren in een onderzoek dat ons mogelijk allemaal zou kunnen redden?” Ik wist dat de regering soms slechte beslissingen maakte, maar dit klonk ronduit dom. “Ze geloofden ons niet, ze geloofden niet dat er een Apocalyps zou komen. Ze geloofden niet in de infectie waar we ze over vertelden, ze dachten dat ze beter tijd en geld konden besteden in de aanleg van nieuwe, betere wegen. Wat ze natuurlijk dus beter niet hadden kunnen doen, kijk maar waar we onderhand beland zijn.”

“Zou ik jullie om een gunst mogen vragen?” Ik hield mijn hoofd vragend schuin, in afwachting tot de wetenschapper verder zou praten. “Zouden jullie de reis durven te maken. Die berg op, om de bloemen te zoeken? Ik ben zelf niet in staat de reis te maken, aangezien ik amper een trap op kan komen. Maar jullie zijn jong en fit genoeg om het wel tot de top te halen. Jullie zouden de laatste hoop voor ons soort kunnen zijn, jullie zouden ons allemaal kunnen redden.” Ik wisselde een verbaasde blik uit met Darryl. Wij zouden onze gehele gemeenschap kunnen redden? De hele mensheid? Hun lot lag nu in onze handen.

17Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} Empty Re: Deadly Kissing {NaNoWriMo 2014} zo nov 23, 2014 8:01 pm

Sacha

Sacha
Gestoorde eenhoorn

H O O F D S T U K 1 5
A N A C T O U T O F
T R U E L O V E


We waren weer onderweg, nadat we een nacht hadden gewacht totdat de Kissers voorbij waren getrokken. We waren er weer op uit, met zijn tweeën. Maar dit maal met een ander doel. We wilden Wellington niet meer bereiken, we wilden Wellington bevrijden. Als we deze reis met succes zouden volbrengen, als we die bloem terug bij het laboratorium zouden kunnen brengen. Dan zouden we misschien wel de mensheid kunnen redden, dan zouden we niet langer afhankelijk zijn van de veiligheid die we probeerden te vinden in Wellington. Dan was niemand meer afhankelijk van die veiligheid, dan zouden we weer gewoon kunnen proberen ons oude leven op te pakken. Voor zover dat mogelijk zou zijn. We hadden dan wel veel mensen verloren, er was vrijwel niemand meer die geen dierbare kwijt was geraakt, maar we zouden ons er wel doorheen kunnen slaan. Net zoals we ons hier zo goed als mogelijk doorheen sloegen. Immers, waren we na al die weken. Nog steeds niet uitgeroeid. Blijkbaar was dat kleine beetje survival instinct nog niet verloren geraakt, we wisten ons nog steeds te redden zonder de luxe die we kenden. We wisten ons te redden, ook als we genoodzaakt waren het bos in te vluchten. Ook als we ons eigen eten moesten verzamelen, hoe schaars het ook was. We waren zelf in staat te vechten voor ons leven, we waren in staat te overleven. Als je me jaren geleden had gevraagd of ik dat in staat te zijn een zombie Apocalyps te overleven, dan had je vrijwel direct het antwoord ‘nee’ gekregen. Maar, verrassend genoeg was ik in een wereld met wezens die tienduizend keer enger waren dan zombies in staat te overleven. Ik wist niet hoelang ik het nog vol zou houden, bij wijze van kon ik met elke stap die ik zette recht in de armen van de Dood lopen, maar ik had het al een verdomd lange tijd overleefd. En met elke seconden die verstreek, had ik het weer een stukje langer overleefd. Met elke minuut die verstreek, had ik weer een aantal keer meer ademgehaald. En met elk uur dat verstreek, voelde ik me weer een beetje trots op mijn prestaties. Ik was enkele maanden geleden een simpel tienermeisje geweest, met een niet echt simpel leven. Ik had vroeger al verschrikkelijke dingen meegemaakt, door dat auto-ongeluk. Maar ik bleef een simpel tienermeisje, wat er ook gebeurde. Ik was geen normaal tienermeisje, maar ik ging net zoals iedereen naar school, besteedde het grootste gedeelte van de dag aan het ontkennen dat ik huiswerk had en was een professionele fangirl. Ondanks de dingen die ik had meegemaakt, bleef ik een simpel tienermeisje. En daar was nu helemaal niets meer van over. Ik was al in geen tijden meer op Tumblr of YouTube geweest, ik had geen enkele serie meer kunnen bekijken op Netflix. Maar verrassend genoeg, was het missende gevoel dat ik had geuit naar die drie dingen onderhand ook verdwenen. Normaal had ik het geen week uit kunnen houden zonder die drie sites, ze waren bijna mijn leven geweest. Maar blijkbaar, was angst groter dan sommige obsessies.

“Denk je dat het echt zou werken, dat tegengif?” vroeg Darryl plotseling. Ik keek naar de man die naast me liep en haalde mijn schouders kort op. “Ik hoop het, met heel mijn hart. Dat we daar straks binnen kunnen lopen in Wellington met een werkend tegengif en iedereen beter kunnen maken,” ik glimlachte, “maar het lijk te mooi om waar te zijn..” Ik slaakte een zucht. Het klonk wel echt te mooi om waar te zijn, dat we straks een manier zouden hebben om niet langer geïnfecteerd te zijn. Dat we niet meer zouden veranderen, zodra we stierven. Zodat er geen Kissers meer zouden zijn en ook niet meer zouden komen. Dat we weer gewoon een rustige wereld zouden hebben, zonder de honderden doden die er nu vielen. Honderden doden veroorzaakt, vaak indirect, door andere mensen. Er waren al zoveel mensen overleden, ik bleef mezelf ook constant afvragen hoeveel mensen zich nog op de wereld bevonden. Hoelang zou het duren, als we geen tegengif zouden vinden, voordat wij de laatste op de wereld zouden zijn? Zouden wij ertoe in staat zijn deze Apocalyps zo lang te overleven, dat we de laatste op aarde zouden kunnen zijn? Het voelde nu haast al alsof we de laatste waren, ondanks dat ik wist dat het niet zo was. Ik miste het geluid van auto’s, van pratende mensen. Het geluid van de fluitende vogels was te aanwezig. De typische geluiden die zo kenmerkend was voor de mensheid, leken allemaal verdwenen te zijn. En natuurlijk, dat was ook zo. Er reden geen auto’s meer, buiten durfden mensen amper met elkaar te praten. Maar het voelde daardoor meteen ook, alsof er op ons na helemaal geen andere mensen meer waren. Alsof ze allemaal al waren gestorven of zich hadden opgesloten in hun huizen. Of desnoods in andere gebouwen. Het leek gewoon alsof iedereen weg was, van de aardbodem verdwenen.

Plotseling klonken er schoten van alle kanten, ik en Darryl doken tegelijk weg een steeg in. We waren beland op een soort open plein. Het was vierkant plein, met in het midden een – niet langer werkende – fontein en met aan de rand tientallen huizen. Het duurde even voordat ik doorkreeg dat er niet direct op ons geschoten werd, er was een vuurgevecht gaande tussen twee andere groepen. Groepen met mensen die ik niet kende, die we beide niet kenden. Ik dacht tenminste dat ik ze niet kende, ik had slechts een vlaag opgevangen van een aantal mensen. Ik wist niet hoe groot de groepen waren, misschien zaten er wel mensen tussen die ik kende. Maar dat leek me sterk, de mensen die ik kende hadden vrijwel allemaal de dood al gevonden. Maar hoe kwamen we hier dan ooit langs? Moesten we meevechten? Niet wetende voor welk team we zouden moeten vechten? Ik wierp mijn blik op het plein, waar op dat moment net een klein jongetje rende. Waarschijnlijk rende het kind naar zijn moeder aan de andere kant van het plein, ik schatte hem ongeveer acht jaar. Ik hapte naar adem, toen ik zag dat de jongen bijna werd geraakt door een kogel. Ik volgde de richting waaruit de kogel was gekomen en constateerde dat het een ietwat getinte vrouw was, met opgestoken zwart haar, dat de kogel had afgevuurd. Één ding wist ik zeker, die vrouw ging neer. En misschien dat haar team er nog achteraan zou gaan ook. Je schoot geen kleine kinderen niet, vooral niet als ze niemand kwaad doen en zo jong zijn dat ze amper besef hebben van de dood. Hoe verkloot de wereld ook mocht zijn, het is gewoonweg absurd dat je een kind neerschiet omdat hij toevallig bij een groep hoort waar je niet bepaald een klik mee hebt. Het kind kan daar niets aandoen. “We komen hier alleen vechtend doorheen, vrees ik,” merkte Darryl op. Ik knikte. “Ik vrees dat je gelijk hebt, als we nu dat plein oplopen worden we direct neergeschoten. We kunnen niets anders,” verzuchtte ik. “Maar welke groep moeten we aanvallen?” Mijn stem klonk vertwijfeld. “Allebei, wie het waagt op ons te schieten gaat neer. We kunnen geen risico’s nemen.”
De man had gelijk, ondanks dat het me niet beviel. Voor onze eigen veiligheid zouden we iedereen om moeten leggen die ook maar een wapen op ons richtte, we kenden deze mensen niet en dus konden we ook niet zeker weten of ze te vertrouwen waren. We konden het ons niet veroorloven gewond te raken, laat staan te sterven. Het lot van de mensheid lag in onze handen, die verantwoordelijkheid zou zwaar op onze schouders liggen. Het betekende dat we niet mochten sterven, we moesten het veilig terugmaken naar het laboratorium – alvorens de plant gevonden te hebben natuurlijk. Anders zou de droom op een veilige, gezonde wereld die iedereen met zich meedroeg, waarschijnlijk verloren zijn. De kans dat er nog andere mensen onderdak zouden zoeken in het lab en vervolgens ook in zouden stemmen deze reis te maken zou vast niet al te groot zijn. De kans dat wij het levend terug zouden maken, was eigenlijk al veel te klein. Ik bedoel we waren net een uur of twee onderweg en al in de problemen geraakt, de kans dat onze problemen alleen nog maar groter zouden worden naarmate we verder reisden was dan weer veel te groot. Ik had een slecht voorgevoel over het gevecht, maar zag ook wel in dat het onmogelijk zou zijn weg te glippen. We moesten dit doen, of we nou wilden of niet.

De getinte vrouw, die eerder op het jongetje had geschoten, was mijn eerste doelwit. Zoals ik al vrij snel had besloten, ik kon haar niet ongestraft een kind aan laten vallen. Ook al had ze de jongen niet geraakt, het had verkeerd af kunnen lopen. En dat moest ik zien te voorkomen, moest ze nog een keer een poging doen het jongentje neer te schieten. Ik ging klaar staan, zodra de vrouw omhoog kwam schoot ik. Echter, miste de kogel op één haar na zijn doel. Damn it. Ik kon het mezelf niet veroorloven nog meer munitie te verliezen, ik wist dondersgoed dat te weinig kogels me fataal zouden kunnen worden. Want dat was al een keer bijna gebeurd, toen de ziekenhuisgroep door Owen’s groep werd aangevallen. Toen waren mijn kogels ook opgeraakt, maar dat was uiteindelijk goed afgelopen. Ik wist alleen niet, of ik nu ook de tijd zou krijgen de kogels uit mijn tas te kunnen halen om mijn pistool bij te laden. Waarschijnlijk niet, ik moest er in elk geval niet vanuit gaan en daarom moest ik maar gewoon ervoor zorgen dat elk schot goed gericht wat. Er schoot een rilling langs mijn ruggengraat toen ik opschrok van een tweede knal, Darryl had gericht op iemand wiens geweer gevaarlijk dicht onze kant op stond. Hij raakte de magere, maar brede man recht in zijn borst waardoor deze achterover viel. One down. De getinte vrouw kwam nogmaals overeind, dit keer stond haar geweer onze kant op gericht. Ik schoot nogmaals en deze keer raakte mijn schot zijn doel wel, de vrouw werd geraakt in haar schouder en werd ook achterover geworpen. Ik voelde me toch een beetje triomfantelijk, nu zou ze in ieder geval geen kleine kinderen meer kwaad kunnen doen. En ons ook niet, zoals ze duidelijk van plan was geweest. Er waren er onderhand twee neer, maar ik had geen flauw idee hoeveel we er nog neer zouden moeten schieten.
Er heerste een chaotische sfeer op het plein. Waarschijnlijk kwam het doordat wij ons opeens met het gevecht gingen bemoeien, dat niemand meer zeker leek te weten op wie hij moest schieten. Maar dat was voor onszelf ook onduidelijk. We wisten niet waarom de twee groepen op elkaar waren gaan schieten, we wisten niet wie het had veroorzaakt of wat er was gebeurd. We hadden te weinig informatie om een oordeel vast te kunnen leggen. Maar toch waren we verwikkeld geraakt in het gevecht, als we weg zouden sluipen zouden de kogels ons om de oren vliegen en de kans was klein dat we dat zouden overleven. En dus zouden we hier moeten blijven en mensen die we niet kenden, waar we helemaal niets mee te maken, af moeten maken. Ook als we het niet wilden, ook als ze het niet verdienden. We moesten rekening houden met onze veiligheid, zoals altijd. Maar nu moesten we nog meer dan ooit rekening houden met onze eigen veiligheid, voor de veiligheid van de hele wereld. We moesten deze Apocalyps zo snel mogelijk beëindigen. Natuurlijk, het was mogelijk om gewoon het plein op te stappen en te schreeuwen dat we in leven moesten blijven omdat de wereld anders nooit meer veilig zou zijn. Dan konden we de mensen uitleggen over het tegengif en gezamenlijk de reis maken. Maar hoe groot was de kans dat ze ons zouden geloven, dat ze onze woorden überhaupt zouden horen? Hoe groot was de kans dat ze ons uit een reflex neer zouden schieten, net zoals Darryl in een reflex Ethan had neergeschoten?

Van alle kanten klonken weer schoten, nadat het even stil was gebleven. Één iemand was overeind gekomen, een blonde man, en direct was de andere groep begonnen te schieten. Andere groepen misschien zelfs, ik wist niet hoeveel mensen er op het plein waren en kon dus ook niet precies inschatten of het twee of drie groepen zouden zijn die in gevecht waren geraakt. Misschien was het wel gewoon ieder voor zich. Of waren het tweetallen, net zoals wij, die allemaal met elkaar in gevecht waren verwikkeld. Waarschijnlijk zou ik het nooit te weten komen, want dat was of iedereen al dood of zouden wij gestorven zijn. Eigenlijk moesten we er maar op hopen dat niemand de reden van het gevecht straks nog na zou kunnen vertellen, dat zou des te beter zijn voor ons. “We kunnen ons het beste even stilhouden, wachten tot er echt iets gebeurd waarbij we iemand neer moeten schieten. Dan behouden we zoveel mogelijk van onze munitie,” suggereerde Darryl. “Dat is misschien wel het verstandigst,” fluisterde ik terug, zo zacht dat het alleen voor hem hoorbaar zou zijn. Ik dook tegen de muur aan, toen er een schot verdacht veel gericht werd op de steeg. Men was in elk geval nog niet vergeten dat wij hier ook nog verschoten zaten, jammer genoeg. “Zoals nu?” Ik probeerde te glimlachen terwijl ik de woorden fluisterde, maar meer dan een nerveuze grimas kwam er niet vanaf. Ik wilde dit niet hoeven te doen. Ik wilde geen mensen vermoorden die mij niet lastig vielen, of waar ik niets van nodig had. Alle vorige keren dat ik mensen had aangevallen, of gedood hadden ze of mijn groep lastig gevallen – zoals Owen’s groep, of de vele bandieten die we tegen waren gekomen – of had ik iets van ze nodig gehad – zoals de tienerjongens in de oude school. In dat laatste geval, voelde ik mezelf ook altijd een klein beetje een bandiet. En theoretisch gezien was ik dat ook in zulke gevallen, ik handelde precies hetzelfde als de mensen die wij benoemden als bandieten. Ik overviel andere groepen voor hun spullen of de plek waar ze verbleven. De tijd van aardig vragen als je iets wilde, was voorbij.
Ik had niet gezien wie de kogel op ons had afgevuurd, maar ik besloot dat ik me toch maar moest mengen in het gevecht. Ik kon hier niet gaan zitten wachten, totdat iemand nog een kogel op ons af zou vuren die misschien wel raak zou zijn. Ik wist dat Darryl hetzelfde dacht, aangezien hij zichzelf verplaatste om beter zicht te hebben op het plein. Ik zag verschillende Kissers op het plein verschijnen, maar voordat ik ook maar mijn pistool omhoog kon houden om ze neer te schieten waren ze al neergeschoten door anderen. We hadden dan wel afgesproken dat we even af zouden wachten, om munitie te besparen. Maar nu we doorhadden dat ze ook op ons zouden blijven schieten, hadden we niet echt meer een andere keuze dan zelf ook maar gewoon te blijven schieten. We moesten gewoon proberen te schieten zodra we dachten dat we zouden kunnen raken en op geen enkel ander moment. Dan zouden we nog een beetje munitie besparen. Ik had ook het vermoeden dat mijn pistool niet bepaal vol beladen was, dus ik zou ook daadwerkelijk zuinig moeten doen. Ik gunde mezelf niet de tijd om het wapen weer van voldoende munitie te voorzien, want in een gevecht – vooral zo groot als hier – konden die paar seconden van onoplettendheid direct je dood betekenen. Je hoefde maar een klein beetje te ver voorovergebogen te zijn, om zichtbaar te zijn. Iemand met een beetje een gunstige positie en ervaring met wapens zou je dan met gemak recht door je hoofd kunnen schieten. En dat was niet echt iets waar ik zelf naar uitkeek. “Gewoon schieten als je denkt te kunnen raken,” veranderde Darryl het plan – zoals ik al verwacht had en zelf ook al van plan was geweest. Ik moest er echt aan leren wennen om het te vertellen als ik het plan veranderde, dan zouden we niet twee verschillende dingen doen. Maar in dat opzicht, was ik nooit erg goed geweest in samenwerken. Hoe goed ik ook met Darryl om kon gaan, met samenwerken had ik met vrijwel iedereen moeite. En ook in gevechten, trok ik vaak mijn eigen plan. Maar ook dat, moest ik nodig veranderen aan mezelf.

Er kwam weer iemand omhoog, het was weer dezelfde blonde man als voorheen. Blijkbaar de waaghals van één van de groepen, die dacht het zich wel te kunnen veroorloven om meerdere centimeters omhoog te komen vanachter het lage muurtje waar hij verscholen zat. Hij keek ook niet subtiel over het randje heen, nee hij kwam bijna met zijn hele bovenlichaam boven het muurtje uit. Niet echt een hele slimme actie, totaal niet zelfs. Ik schoot de man met gemak recht door zijn borst heen, waardoor hij achterover viel. Ik voelde kort een zekere triomfantelijkheid, maar die verdween al gauw toen er nogmaals een schot onze kant op werd gericht. De blonde man behoorde in elk geval tot een groep, iemand die hem niet had gekend of zijn tegenstander zou zijn geweest zou geen schot hebben verspeeld aan mensen die niet te zien waren. We namen in elk geval aan dat we vanaf onze plek niet zichtbaar zouden zijn voor de rest van de mensen, we waren in elk geval niet te raken anders hadden we al dood op de grond gelegen. Sterker nog, dan hadden we nu waarschijnlijk voor de tweede keer dood op de grond gelegen. Maar dan als Kissers.

Alles gebeurde in een flits, het gebeurde allemaal zo snel en ik handelde voordat ik me er bewust van was. Ik zag de schim op Darryl afkomen, terwijl hij het zelf niet doorhad. Omdat we zo gefocust waren geweest op het slagveld, hadden we niet gezien hoe hij de steeg in was gekomen. Het einde van de steeg was afgesloten door een muur van een meter of twee, misschien dat er iets stond waardoor hij eroverheen had kunnen klimmen. Als die wezens daar toe in staat waren. Ik probeerde te schieten, maar mijn pistool bevatte geen kogels meer. De kogels die ik nog overhad, zaten in mijn rugzak en ik had niet genoeg tijd om ze te pakken. Niet zonder dat het zijn dood zou betekenen. Ik had geen andere keuze. Ik sprong naar voren en duwde Darryl met al mijn kracht opzij, zodat hij niet in de wijde armen van de Kisser zou belanden. Maar, doordat ik nu zijn plaats had ingenomen en met mijn gezicht in de richting van het wezen stond. Kon ik niet meer wegkomen. Mijn ogen waren gevangengenomen door de ijskoude, witte blik van de Kisser. Ik wist dat hij mij niet kon zien, maar ik kon alsnog niet wegkomen. Wat ze hadden gezegd over die trance, was waar. En ik had liever niet geweten dat het waar zou zijn. Ik besefte me niet goed wat er gebeurde. Ik voelde niets, ik hoorde niets. Ik zag enkel de leegte in de witte ogen van de Kisser tegenover me. En plotseling hoorde ik toch een knal. Die veel luider klonk dan hij daadwerkelijk was, omdat ik enkele seconden helemaal niets had gehoord. Ik besefte me dat Darryl de schim had neergeschoten, maar kon me enkel afvragen waarom hij dat niet eerder had gedaan. Waarom niemand eerder iets had ondernomen. We hadden in een godverdomme vuurgevecht gezeten, zo moeilijk moest het toch niet zijn geweest om even de moeite te nemen een Kisser – die nota bene een onschuldig meisje aanviel – neer te schieten? Of was iedereen dood? Waren ze plotseling allemaal neergevallen? Het idee dat ze ons natuurlijk niet konden zien, kwam niet in me op. Ik viel met een harde klap op de grond, waarna mijn gehoor weer weg te begon te vallen. Mijn ogen sloten zich en daarmee viel ook mijn zicht weg. Alles was zwart. En de laatste gedachte die door mijn hoofd schoot was: ‘Some people, are worth dying for.’

Langzaam maar zeker, vervaagde het zwart dat mijn zicht bedekte en kon ik weer zien. Echter, zag ik met een soort witte waas over mijn ogen heen. Ik probeerde te knipperen, in de hoop dat de waas dan zou verdwijnen. Maar zonder resultaat. Sterker nog, ik kon niet eens knipperen. Mijn ogen bleven wagenwijd open staan, hoe hard ik het ook probeerde ze te sluiten. Ik herkende de omgeving waarin ik stond direct. Het was mijn vroegere huis. Het verkeerde zelfs in de oude staat als vroeger, voordat er overal bloed op de vloer lag. Voordat de twee lijken van de Kissers, die voorheen mijn ouders waren geweest, voor de tweede maal dood op de grond hadden gelegen. Er waren geen bloedvegen zichtbaar op de ramen, zelfs de fotolijstjes waren weer helemaal schoon. De muren waren weer als vanouds wit, er lag nergens stof. Het hele huis was schoon, zoals mijn vader vroeger altijd wilde. Hij had een obsessie gehad met schoonmaken, elke dag stofzuigde hij zelfs de niet zichtbare, kleine plekjes in het hele huis. Ik bewoog mezelf in de richting van de kast die tegen de muur in de eetkamer stond. Het was een grote,witte kast. Op de bovenkant stonden tientallen gevulde fotolijstjes. Ik glimlachte. Ik herkende alle foto’s, van de meeste had ik nog mooie herinneringen. Eigenlijk had ik alleen geen herinneringen aan de foto van de bruiloft van mijn ouders, aangezien ik daar niet bij was geweest. Ik herkende onze schoolfoto’s. Macie’s foto uit de derde stond er nog, dat was het schooljaar geweest waarin ze was gestorven. Ethan’s foto uit groep zeven stond er nog en daarnaast stond mijn foto uit de vijfde. Elk jaar werden de foto’s weer vervangen, bij Macie was dat in de derde gestopt. En nu werden onze foto’s ook niet meer vervangen. Best tragisch eigenlijk. Ik stak mijn hand uit naar de foto die naast onze schoolfoto’s stonden, een foto van Macie, Ethan en ik toen we nog jonger waren. Maar toen ik de foto op wilde rapen, slaakte ik een geluidloze gil. Mijn arm was compleet zwart, voor zover het nog een arm te noemen was. Er zag amper nog vlees aan, je zal de botten uitsteken. Op mijn pols kon ik nog vaag een ‘V’ zien, met daardoor heen nog één enkele streep.

Gesponsorde inhoud



Terug naar boven  Bericht [Pagina 1 van 1]

Soortgelijke onderwerpen

-

» Lucifer - NaNoWriMo '14

Permissies van dit forum:
Je mag geen reacties plaatsen in dit subforum